Ga direct naar de content

Omvang van overige financiële instellingen groeit, met risico’s

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 19 2021

■ Sander Lammers (CPB)

Nederland huisvest diverse overige financiële instellingen (OFI’s), zoals beleggings- en geldmarktfondsen, buitenbalansvehikels en alternatieve kredietverleners. Sinds de financiële crisis is hun omvang sterk gegroeid, zowel absoluut als in verhouding tot de Nederlandse banken. De financiële activa van deze instellingen groeiden volgens de Financial Stability Board van 3,2 biljoen euro eind 2008 naar 5,8 biljoen eind 2019 (+81 procent), ofwel circa acht keer het Nederlandse bbp in 2019 (gehele eurozone: 2,8 keer). Hun financiële activa omvatte eind 2019 ruim de helft (56 procent) van alle financiële activa in Nederland.

OFI’s brengen risico’s met zich mee voor het financiële systeem. Ten eerste worden er door OFI’s langlopende beleggingen aangehouden, soms met instabiele financieringsmixen tegen korte looptijden. Partijen kunnen investeringen uit deze fondsen of vehikels terugtrekken, en hen daardoor dwingen deze beleggingen te liquideren. Gebeurt dat op grote schaal dan kan dat neerwaartse prijsontwikkelingen van financiële titels versterken.

Een tweede risico betreft (her)financiering: banken die financiering willen ophalen voor bijvoorbeeld gesecuritiseerde leningen kunnen bot vangen indien OFI’s deze titels massaal verkopen. Banken kunnen zich bij financieringstekorten nog wenden tot centrale banken, maar OFI’s niet – waardoor die kwetsbaar blijven.

Het analyseren van deze risico’s wordt beperkt omdat er veelal slechts op een hoog aggregatieniveau zicht is op onderlinge verwevenheden tussen (overige) financiële instellingen. Een risico van andere aard houdt verband met het groeiende marktaandeel van alternatieve (zakelijke) kredietverleners, zoals de Autoriteit Financiële Markten recent constateerde. Mede door innovaties en streng toezicht op banken kunnen er alternatieve kredietverstrekkers opkomen die minder prudent opereren, maar juist door het ontbreken van toezicht is er een beperkt zicht op de precieze omvang van deze groep.

Gezamenlijk hangen de bovenstaande risico’s nauw samen met de mate van integratie van de OFI’s in het financiële systeem en met hun rol bij de kredietverlening. Het is dus zaak om de onderlinge (kwetsbare) relaties tussen instellingen frequent en fijnmazig in kaart te brengen, om een beter zicht te krijgen op de alternatieve kredietaanbieders en op basis van de inzichten de voors en tegens van (toezichts)maatregelen te wegen.

Auteur