Ga direct naar de content

Lage inkomens blijven achter, vooral in Duitsland

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 23 2019

■ Loes Verstegen (CPB)

In Nederland leeft de vraag of de onderste helft van de samenleving er de afgelopen jaren wel op vooruit is gegaan. Ook in andere landen spelen zulke sentimenten, denk aan de gele hesjes in Frankrijk. Cijfers laten zien dat de lage inkomens in de periode 2005–2018 in Nederland achterbleven bij de hoge inkomens, net als in enkele landen om ons heen.

In de figuur vergelijken we de groei van het besteedbaar inkomen van Nederlandse huishoudens per inkomensgroep met die van enkele andere EU-landen. Het besteedbaar inkomen van een huishouden bevat inkomen uit arbeid, inkomen uit vermogen, overdrachten tussen huishoudens en sociale uitkeringen, inclusief pensioenen. Toegerekende huren en niet-monetair inkomen worden niet meegerekend. Om rekening te houden met verschillen in de samenstelling en de grootte van het huishouden wordt het totale besteedbaar inkomen van een huishouden gestandaardiseerd. We corrigeren voor inflatie met de Europees geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP). Vanwege een verandering in de survey zit er een reeksbreuk in de data, voor de meeste landen rond 2003 of 2004. Daarom bekijken we de ontwikkeling van het besteedbaar inkomen vanaf 2005. Daarbij moet worden opgemerkt dat dit een korte en bijzondere periode is vanwege de economische crisis.

In Nederland zijn de lage inkomens tussen 2005 en 2018 minder hard gestegen dan de hogere. Deze verschillen zijn vooral in de laatste jaren ontstaan. In internationaal perspectief is dit niet uitzonderlijk. In Denemarken, Oostenrijk en met name in Duitsland zijn de lagere inkomens behoorlijk achtergebleven bij de hogere inkomens. In Nederland bleven de laagste (25e percentiel) 4,7 procentpunt achter bij de hogere inkomens (75e percentiel). Dat is duidelijk minder dan in Duitsland (verschil van 12 procentpunt), maar vergelijkbaar met het verschil in Denemarken (4,5 procentpunt) en Oostenrijk (3,2 procentpunt). In België stegen de hoogste inkomens daarentegen nauwelijks sterker dan de laagste (verschil van 0,7 procentpunt).

Auteur

Categorieën

1 reactie

  1. T.J. Beets
    4 jaar geleden

    Al een tijdje heb ik de indruk dat 'de open arbeidsmarkt van Europa' daar een belangrijke factor in kan zijn, immers:
    Het arbeidsaanbod vanuit de goedkope landen zorgt er voor dat het arbeidskosten niveau zich richt naar dit niveau. In de hogere / beter betaalde functies is de invloed van het goedkope arbeidsaanbod veel minder, dus daar is een stijging van de beloning wel noodzakelijk om de goede medewerkers binnen te krijgen ente houden.
    Het is logisch dat deze ontwikkeling zich voor doet.
    Dat er verschillen zijn tussen de landen is wellicht verklaarbaar vanuit de mate waarin de arbeidsmarkt in die landen toegankelijk is / open staat voor werknemers uit de goedkope landen.