Ga direct naar de content

Promotiebespreking: Arie van der Hek

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 30 2019

18 januari

Erasmus Universiteit Rotterdam

De periode tussen de beide wereldoorlogen – het interbellum – wordt vaak beschreven vanuit een politieke invalshoek. Het waren dan vooral de politieke ontwikkelingen in Duitsland en zijn internationale omgeving, die leidden tot de Hitlerdictatuur. Economische ontwikkelingen blijven in zo’n benadering onderbelicht. De crisis van 1931 in Duitsland, zijn oorzaken en gevolgen hebben evenwel ruime aandacht gekregen in de economische literatuur. De depressie wordt dan verklaard en zeker wordt dan beseft dat dit Hitler in de kaart speelde.

De structurele oorzaken van de ontwikkelingen in de jaren dertig liggen in het monetaire systeem in samenhang met de internationale economische verhoudingen, die na de Eerste Wereldoorlog waren ontstaan. Nadat met name de Duitse Weimar Republiek zich had weten te ontworstelen aan de hyperinflatie van 1923, maar economisch gesproken gewoon failliet was, kwam er onder druk van de geallieerden in Duitsland een monetair systeem tot stand, dat het ontstaan van een economische crisis in zich had. Er kwam internationaal een systeem van vaste wisselkoersen gebaseerd op een systeem van goudpariteiten. Wat niet tot stand kwam waren de multilaterale arrangementen om het geld-, kapitaal- en goederenverkeer te laten leiden tot een toestand van een structureel betalingsevenwicht, dat de monetaire afspraken kon bestendigen. Dit monetaire systeem stond vanaf het begin op gespannen voet met de economische realiteit. Dit werd manifest na de beurskrach op Wallstreet van 1929. De toenmalige Duitse regering Brüning wist daar niet adequaat op te reageren. In 1931 kwam Duitsland in een krediet-, monetaire- en economische crisis terecht. De daarmee gepaard gaande bankencrisis moest met staatssteun beheerst worden. Internationaal stak het nooit afwezige economische nationalisme de kop op. Wat Duitsland extreem overkwam, trof ook andere landen. Het wisselkoerssysteem met zijn goudpariteiten ging ten onder. Van een internationaal monetair systeem was überhaupt geen sprake meer.

Het was Hjalmar Schacht, president van de Rijksbank van 1923-1930 en van 1933-1939, die al in 1925 en nog sterker in 1927 wees op het failliet van de monetaire afspraken en de structurele betalingonevenwichtigheden in de wereld, die konden uitmonden in een economische crisis. Hij deed vergaande voorstellen om deze onevenwichtigheden weg te werken. In mijn proefschrift “Hjalmar Schacht, President van de Rijksbank tussen twee Wereldoorlogen” ga ik verder in op Schacht’s analyses en beleid.

Auteur

Categorieën