Ga direct naar de content

Trainingsdeelname laagste onder mannen met een deeltijdbaan

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 18 2018

■ Annemarie Künn-Nelen (ROA, Universiteit Maastricht)

Om up-to-date te blijven op de arbeidsmarkt is het belangrijk dat werknemers trainingen volgen. Op basis van de ROA Levenslang Leren Enquêtes vanaf 2004 kan de gemiddelde trainingsdeelname van mannen en vrouwen met een voltijd- en deeltijdbaan in kaart gebracht worden.

Zestig procent van de vrouwen met een voltijdbaan heeft in de twee jaar voorafgaand aan de vragenlijst een aan het werk gerelateerde cursus of training gevolgd (figuur). Ook onder mannen met een voltijdbaan ligt dit percentage ruim boven de vijftig procent. Desalniettemin is er sprake van een significant lagere trainingsdeelname onder mannen met een voltijdbaan dan onder vrouwen met voltijdbaan. Van de vrouwen die in deeltijd werken, heeft 45 procent in de twee jaar voorafgaand aan de vragenlijst een werk-gerelateerde cursus of training gevolgd. Voor mannen is dit 35 procent.

Werknemers met een deeltijdbaan volgen dus minder vaak trainingen dan werknemers met een voltijdbaan. Deze deeltijdpenalty is hoger voor mannen dan voor vrouwen: terwijl voor vrouwen de kans op trainingsdeelname ongeveer 15 procentpunt lager ligt als zij een deeltijdbaan hebben, is deze deeltijdpenalty voor mannen 20 procentpunt.

Nadere analyses laten vergelijkbare patronen zien voor de separate jaren, er is geen convergentie of divergentie in de trainingsdeelname tussen mannelijke en vrouwelijke vol- en deeltijdwerkenden.

Verder blijkt er geen significant verschil tussen de trainingsdeelname van mannen en vrouwen met een voltijdbaan zodra er rekening gehouden wordt met leeftijd en opleidingsniveau. Echter, de eerder gemaakte observatie dat de deeltijdpenalty voor het hebben van een deeltijdbaan groter is voor mannen dan voor vrouwen, wordt daarmee alleen maar versterkt. Zelfs nadat rekening gehouden wordt met leeftijd, opleidings­niveau en aanstellingstype, is de deeltijdpenalty voor mannen achttien procent en voor vrouwen ‘slechts’ elf procent.

Wanneer er rekening gehouden wordt met het beroep waarin men werkt, neemt de deeltijdpenalty voor het werken in deeltijd verder af. Evengoed blijven significante verschillen bestaan, die groter zijn voor mannen. Verder onderzoek is nodig om te achterhalen of dit het gevolg is van een relatief lagere bereidheid om te trainen onder mannelijke deeltijders, of dat de werkgever anders aankijkt tegen mannelijke en vrouwelijke deeltijders.

Auteur