Ga direct naar de content

Uit de oude ESB-doos: De politieke economie van het slechte (1984)

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 14 2017

ESB no.3486 uit 1984 met De politieke economie van het slechte door Jan Pen.

“Economen […] willen niet oordelen, zeggen ze, en vervolgens begeven ze zich graag in seminormatieve bespiegelingen. Over de clandestiene produktie horen we vriendelijke dingen. Transacties waarbij de omzetbelasting wordt ontdoken kosten de fiscus weliswaar geld maar ze leiden ertoe dat „de optimale allocatie met betrekking tot ruil en produktie wordt hersteld”. De informele sector is flexibeler en dynamischer dan de formele. De kwaliteit van het zwarte werk zou vaak beter zijn. Er ontstaat door de illegale initiatieven werk, produktie en inkomen dat anders, gegeven de heersende verbodsbepalingen en de prohibitieve belastingen, onmogelijk zou zijn geweest. Sjoemelen, knoeien en oplichten worden door sommige waarnemers zelfs gezien als even zo vele vormen van depressiebestrijding. De depressie zou een statistisch misverstand zijn, ontstaan doordat de officiële waarnemers zich baseren op officiële cijfers.”

[…]

“Volgens mij is het geen opzet dat de economische professie de smoesjes levert waarmee iedere vrije jongen zijn handel kan goedpraten. Het is een uitvloeisel van het tautologische uitgangspunt dat individuen doen wat zij doen en de verleidelijke maar foute conclusie daarvan, dat het wel in orde zal zijn wat zij doen. Milton Friedman levert het sterkste voorbeeld: de overheid mag de drugs niet verbieden, want de gebruiker moet zelf weten welke goederen hij consumeert; wie de kwaliteit niet vertrouwt moet de stuff maar laten onderzoeken door een laboratorium in de vrije markt. De narcoticabrigade ware, samen met de keuringsdienst, af te schaffen.

Dit type micro-economie lijkt mij wat beperkt. De redenering veronachtzaamt de externe effecten van de criminaliteit, en, belangrijker, de schade aan de rechtsorde. De rechtsorde is een collectief goed dat wordt voortgebracht tegen hoge kosten en dat gemakkelijk kan worden beschadigd. Wie dit vergeet komt licht tot de bewering dat, bij voorbeeld, de clandestiene wapenproduktie de welvaart verhoogt – het ­nationale inkomen wordt er immers groter door. Dit lijkt een neutraal, waardevrij oordeel en de halve verdediger van zo’n misdrijf zal stellig opwerpen dat hij geen ­morele uitspraken doet. Op dezelfde manier zou iemand kunnen volhouden dat het stelen en verhandelen van honderdduizenden fietsen per jaar geen economische schade meebrengt. Nee, want het nationale inkomen wordt er niet door verkleind (eerder vergroot) en de bestaande fietsenvoorraad wordt wellicht wat „beter” over de bezitters gespreid: arme mensen kunnen een goedkoop rijwiel kopen.” […]

“Voordat een begin van een volledige kosten-batenanalyse is gemaakt moeten economen geen apologetische uitspraken doen over de „kwaliteit” van de „informele sector”, de „verbetering van de allocatie”, het „scheppen van werk”, de „depressiebestrijding” die uitgaat van wetsovertredingen.” […] “Opdat de economen zich zelf niet in diskrediet brengen.”

Pen, J. (1984) De politieke economie van het slechte. ESB, 69(3486), 1187.

Auteur

Categorieën