Ga direct naar de content

Schaf het laag-hoog­pensioen af

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 1 2021

In het kort

De bijlage bij dit artikel is te vinden op esb.nu/laaghoog

Tegenwoordig is het mogelijk om in de eerste jaren na het bereiken van de AOW-leeftijd een aanvullende pensioenuitkering via een pensioenfonds te ontvangen die slechts 75 procent bedraagt van de uitkering in latere jaren. Ook mag men later, tot vijf jaar na de AOW-leeftijd, aan het aanvullend pensioen beginnen met in dat geval een hogere maandelijkse uitkering. Beide constructies zijn vormen van een zogeheten ‘laag-hoogpensioen’.

Het laag-hoogpensioen lijkt te zijn ingevoerd zonder dat hier een serieuze discussie over is geweest. Dat is verbazingwekkend, omdat een vergelijking met het veel bekendere en wel nuttige ‘hoog-laagpensioen’ duidelijk maakt dat het laag-hoog-pensioen onwenselijk is. Het hoog-laag-­pensioen bestaat al sinds 2006 en maakt het mogelijk om in de eerste jaren na pensionering een hoger pensioen te ontvangen. In het nieuwe stelsel komt daar de mogelijkheid voor een eenmalige lumpsum-uitkering wanneer de pensionering aanvangt bij (SER, 2019).

Geen duidelijke voordeel

Veel mensen zijn tijdens hun eerste pensioenjaren zeer actief. Ze maken bijvoorbeeld lange reizen, of kopen een vakantiehuis. Een hoog-laagpensioen kan hen in dat geval van de benodigde middelen voorzien. Dit zal de welvaart in belangrijke mate verhogen (Van Ewijk et al., 2017; Folmer et al., 2018). Kortom, de hoog-laagregeling heeft een duidelijk doel, en dat wordt bereikt.

Het laag-hoogpensioen daarentegen heeft geen duidelijk doel. Men zou misschien kunnen denken dat het gepensioneerden het voordeel biedt dat ze juist aan het einde van hun leven meer kunnen uitgeven aan zorg. Maar mocht deze behoefte al bestaan, zou deze dan niet in die levensfase via de vaak lagere consumptie van andere zaken betaald kunnen worden, of zou hier niet voor gespaard kunnen worden vanuit een regulier vlakpensioen?

Wel nadelen

Ten eerste leidt zowel een hoog-laag- als een laag-hoogpensioen tot hogere transactiekosten. Het gaat hier onder meer om de kosten van pensioenadviseurs en ICT-systemen.

Ten tweede maakt zowel het hoog-laag- als een laag-hoogpensioen het totale keuzevraagstuk voor pensioengerechtigden ingewikkelder. Onderzoek toont aan dat dit bij een hoog-laagpensioen tot nogal wat verkeerde keuzes leidt. Zo krijgen veel deelnemers door kortzichtigheid op latere leeftijd te weinig pensioen. Folmer et al. (2018) schatten het resulterende welvaartsverlies in het geval van de lumpsum-uitkering, en concluderen dat dit aanzienlijk is, maar ook dat de genoemde welvaartswinst voor mensen die hun consumptie wel goed over de jaren hebben verdeeld groter is dan het verlies

Ten derde kan strategisch gedrag vooral bij een laag-hoogpensioen veel schade veroorzaken. Zo hebben hoogopgeleide vrouwen, als ze de AOW-leeftijd bereiken, nog een gemiddelde levensverwachting tot 90 jaar. Dat is 4,4 jaar boven de gemiddelde Nederlandse verwachting. Als zij de eerste paar jaar van hun pensionering een lager pensioen accepteren, investeren zij als het ware in hun pensioenfonds. Het (gemiddelde) jaarlijkse rendement dat deze vrouwen, tot aan hun overlijden, op hun investering in het pensioenfonds mogen verwachten ligt mogelijk zo’n 2,4 procent hoger dan het rendement van de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds. Omdat pensioenfondsen marktconform beleggen, is dit rendement ook hoger dan dat van de markt. De berekening in de online bijlage wijst erop dat de winst uit deze investering aanzienlijk kan zijn. Uiteraard gaat dit strategische gedrag ten koste van deelnemers met een lagere levensverwachting.

In theorie kan strategisch gedrag ook bij het hoog-laagpensioen optreden. Als mensen met een lage levensverwachting structureel voor een hoog-laagpensioen kiezen omdat dit hun waarschijnlijk winst oplevert, gaat dit in feite ten koste van andere pensioengerechtigden. Maar volgens Van Ewijk et al. (2017) komt dergelijk strategisch gedrag in de praktijk niet veel voor, en zijn de gevolgen ervan beperkt omdat de resulterende winst meestal niet opweegt tegen een minder goede langlevenrisicoverzekering.

Ten slotte kan niet iedereen met een hoge levensverwachting van een laag-hoogpensioen profiteren. Men moet immers wel de financiële ruimte hebben om de eerste paar jaar een lager pensioen te kunnen krijgen. Het zullen vooral wat rijkere mensen met een hoge levensverwachting zijn, onder wie veel hoogopgeleiden, die van het laag-hoogpensioen kunnen profiteren, ten koste van de andere pensioengerechtigden. Dit zou uiteindelijk de solidariteit van het stelsel kunnen aantasten.

Conclusie

Het laag-hoogpensioen heeft geen duidelijk voordeel maar wel nadelen, en kan dus beter worden afgeschaft.

Getty Images/iStockphoto

Literatuur

Ewijk, C. van, R. Mehlkopf, S. van den Bleeken en C. Hoet (2017) Welke keuzemogelijkheden zijn wenselijk vanuit het perspectief van de deelnemer? Netspar Design Paper, 71.

Folmer, K., M. Lever, E. Ponds et al. (2018) Effecten van meer keuzevrijheid bij pensioenuitkering. CPB Achtergronddocument, 17 september.

SER (2019) Naar een nieuw pensioenstelsel. SER Advies, 19/05.

Auteur

1 reactie

  1. G.J. van Mulbregt
    3 jaar geleden

    Beetje rare conclusie. Het hangt n.m.m. af van het perspectief: Vanuit wiens positie beoordeel je dat 'duidelijke voordeel'? Als het doel is om zoveel mogelijk keuzevrijheid te bieden heeft het bieden van elke denkbare mogelijkheid een duidelijk voordeel.
    Wel kan ik me voorstellen dat je bij die keuzevrijheid rekening houdt met autoselectie. Een fit iemand met een hoge levensverwachting (vrouw?) zal wellicht eerder kiezen voor 'laag-hoog'. En iemand die eerder denkt te gaan (man?) kiest eerder voor 'hoog-laag'.
    Als zo'n keuze onbedoeld ongerechtvaardigde voordelen oplevert lijkt het me gerechtvaardigd een prijskaartje op die keuze te zetten, zeg een korting van zo'n 2,4%. Dan behoud je de keuzevrijheid.