Ga direct naar de content

Ook de-globalisering stelt hoge eisen aan statistisch systeem

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 9 2020

Wat Nederland betreft voorziet het Centraal Planbureau dit jaar een krimp van zes procent van het bruto binnenlands product (bbp). Dit als gevolg van een diepe wereldwijde recessie gerelateerd aan de COVID-19-pandemie die grote delen van de economie beperkt. Ongehoord – het zou de grootste daling van de economie betekenen sinds de jaren dertig!

Marcel Timmer: Hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen, directeur van het Groningen Growth and Development Centre en onderdirecteur van het CPB

Maar stel je nu eens voor dat de statistieken aangeven dat het bbp met 32 procent daalt. Wat voor economische crisis moet dát dan wel niet zijn? Onvoorstelbaar? Niet voor Ierland. In 2015 steeg het Ierse (nominale) bbp met 32 procent. Met een simpele muisklik hadden een aantal Amerikaanse multinationals enorme bedragen aan immateriële activa in Ierland gestald. De winst daarvan, zoals royalty’s voor gebruik van intellectueel eigendom, viel opeens onder Iers belastingrecht. In de huidige turbulente tijden is het niet ondenkbaar dat de omgekeerde route ook gemaakt gaat worden – bijvoorbeeld als Trump het Amerikaanse belastingklimaat zou verlichten. Dan zou het Ierse bbp weer rap met 32 procent dalen.

Het effect van het gestalde intellectueel eigendom op de daadwerkelijke productiecapaciteit van de Ierse economie was vrijwel miniem. Daarom publiceert het Ierse bureau voor de statistiek sinds 2017 ook een set van alternatieve macro-­economische indicatoren, waaronder het zogeheten ‘aangepaste bruto nationaal inkomen’ (bni), dat geschoond is van deze, en andere, internationale verplaatsingseffecten.

Het is verleidelijk te denken dat dit aangepaste bni ‘beter’ is dan het onaangepaste bni. Dat hangt echter af van wat je wilt weten. De aanpassing brengt je dichter bij een maatstaf van economische productie, maar verder weg van een maatstaf van (in potentie) belastbare economische activiteit. Een moderne economie, waarin productiefactoren zich makkelijk over grenzen verplaatsen, heeft behoefte aan beide perspectieven.

Is de Ierse zaak een uitzondering? Nee, het is slechts een uitvergroting van een algemener fenomeen. In Nederland hebben we tot nu toe beperkt statistische ‘last’ gehad van internationale verplaatsingen. Jansen et al. (2020, in dit nummer) laten zien dat het effect van verplaatsing van intellectueel eigendom en bedrijfshoofdzetels op het totale bbp (en bni) tot nu toe beperkt is geweest (gemiddeld minder dan één procent per jaar).

Maar dat biedt geen garanties voor de toekomst. Grote beleidsaanpassingen in het buitenland zijn in het huidige tijdsgewricht niet ondenkbaar. Bovendien blijkt nu al dat de effecten op bepaalde bestedingscategorieën fors kunnen zijn. Zo stegen de investeringen in de Nederlandse economie in 2015 plotseling met 25 procent – wat voor een groot deel toe te schrijven was aan verplaatsingen van immateriële activa. Dan is het voor analisten van belang om extra informatie te hebben, buiten de standaard-items uit het stelsel van Nationale Rekeningen.

Hetzelfde geldt zelfs voor statistieken rond de internationale handel in goederen – ook daar is extra informatie van belang. Een scheepslading gelost in Rotterdam wordt alleen maar aangemerkt als import in de nationale rekeningen als er een eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden. Nuttig vanuit een economisch bezitsperspectief, maar niet als je de bijbehorende uitstoot van CO2 tijdens het vervoer naar Nederlands grondgebied wilt berekenen. Omgekeerd kan er volgens de nationale rekeningen handel hebben plaatsgevonden zonder dat er fysieke grensoverschrijding plaatsvindt, bijvoorbeeld bij productie in het buitenland onder regie van een Nederlands bedrijf. Gelukkig houdt het Centraal Bureau voor de Statistiek ook nog steeds van de internationale handel statistieken bij die grensoverschrijding als leidend principe hebben.

De verzameling van dergelijke extra statistische informatie staat echter onder druk. Beperkte capaciteit dwingt statistische bureaus om zich primair te concentreren op wat wettelijk vereist is, zoals de nationale rekeningen die bijvoorbeeld in Europa gebruikt worden ter bepaling van de afdrachten aan de Europese Unie of van de hoogte van de staatsschuld.

Toch is extra informatie nuttig. De Europese wetgeving stelt strikte eisen aan het systeem van nationale rekeningen. Het mogelijke gevolg is dat economische statistiek langzamerhand een klus voor accountants en juristen wordt. De eisen beperken de flexibiliteit om snel te reageren op nieuwe ontwikkelingen zoals digitalisering en (de)globalisering. En dat is onwenselijk.

Een moderne samenleving heeft grote behoefte aan statistieken, die zowel binnen als buiten het stelsel van nationale rekeningen worden gemaakt. Een groot ecosysteem van economen, financieel analisten en beleidsadviseurs is afhankelijk van dit bij uitstek publieke goed. Het verwondert mij nog steeds hoe weinig we over hebben voor het up-to-date houden van deze vitale data-infrastructuur.

Literatuur

Jansen, J., H. Beens en R. Nelisse (2020) Multinationals vertekenen economische statistiek. ESB, 105(4787), 315–317.

Auteur

Categorieën