Ga direct naar de content

Een mondiale beweging ‘voorbij het bbp’

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 11 2019

‘‘What we measure affects what we do. If we measure the wrong thing, we will do the wrong thing. If we don’t measure something, it becomes neglected, as if the problem didn’t exist.”

Dat is de centrale boodschap van het rapport van de voorzitters van de High-Level Expert Group on the Measurement of Economic Performance and Social Progress (HLEG). Het rapport Beyond GDP werd eind vorig jaar gepubliceerd, en tegelijkertijd verscheen er een bundel met negen erachter liggende onderzoeks­papers (Stiglitz et al., 2018). De HLEG werd gehost door de OESO, kwam in de jaren 2013–2018 verschillende malen bij elkaar, en werd geleid door Joseph Stiglitz, Jean-Paul Fitoussi en Martine Durand. Leden van de groep zijn onder anderen Angus Deaton, Jacob Hacker, Ravi Kanbur, Alan Krueger, Nora Lustig, Jil Matheson en Thomas Piketty. Ik bespreek hier kort de drie belangrijkste aanbevelingen die de auteurs doen.

Stiglitz, J., J. Fitoussi and M. Durand (2018) Beyond GDP: Measuring What Counts for Economic and Social Performance. Parijs: OECD

Wereldwijde beweging

Allereerst stellen de auteurs van Beyond GDP dat we verder moeten kijken dan het bruto binnenlands product (bbp) als we willen weten hoe het met de welvaart en het welzijn van een land gaat. Deze aanbeveling is onomstreden en past in een internationale trend.

De aandacht voor brede welvaart en welzijn is sterk toegenomen sinds het verschijnen van een rapport in opdracht van de Franse president Sarkozy (Stiglitz et al., 2009). De HLEG is de opvolger van de commissie die dat rapport samenstelde. De auteurs van Beyond GDP spreken van een “wereldwijde beweging in de vorm van parlementaire commissies, statistische initiatieven die het maatschappelijk middenveld erbij betrekken, en nationale en lokale overheidsinitiatieven die de maatstaven van Beyond GDP betrekken in hun beleids­bepaling”.

In ons land hebben we inmiddels de Monitor ­Brede Welvaart, die op verzoek van de Kamer en de regering vanaf 2018 elk jaar door het CBS (2018a; 2018b) zal worden gepresenteerd op Verantwoordingsdag (de derde woensdag in mei). Dat voorbeeld wordt ook genoemd in een tabel op pagina 137 waarin een selectie van landen is opgenomen die al brede-welvaartsindicatoren in het beleidsproces gebruiken. ­Andere landen die genoemd worden zijn Oostenrijk, Ecuador, Frankrijk, Italië, Nieuw-Zeeland, Schotland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Arabische Emiraten, die – nogal verrassend voor mij – als enige een ­Happiness Policy Monitor in het hele beleidsproces schijnen te gebruiken. Verder hebben landen zoals Bhutan, Mexico, Colombia, Slovenië en Costa Rica volgens de HLEG ook al indicatoren en kaders ontwikkeld om bij beleidskeuzes rekening te houden met brede welvaart.

Een dashboard met indicatoren

Ten tweede adviseert de HLEG om het bbp aan te vullen met een breder dashboard met verschillende indicatoren. Met dit advies neemt ze afstand van het idee dat ieder aspect van welzijn samengevat moet of kan worden in één indicator. Er zijn allerlei organisaties die daar voorstellen voor hebben gedaan, zie Went (2015), voor een overzicht, maar daar verwachten de auteurs niets van.

Terecht, als je het mij vraagt – welzijn en brede welvaart zijn te veelvormig en te ingewikkeld om in één getal gevangen te kunnen worden. En als je dat toch probeert te doen, moet je ook allerlei arbitraire keuzes maken over de weging van indicatoren. Neem bijvoorbeeld de indicatoren die in de Monitor Brede Welvaart aan bod komen voor de verschillende economische, ecologische en sociaal-maatschappelijke aspecten van de welvaart. Die kun je natuurlijk op vele manieren bij elkaar optellen of samenvoegen. Martin Ravallion (2010) schreef voor de Wereldbank een mooie kritiek op zulke ‘stamppotindicatoren’.

Dashboard niet te groot

Ten derde adviseert de HLEG dat dit dashboard klein genoeg moet zijn om begrijpelijk te blijven, maar ook uitgebreid genoeg om te kunnen samenvatten wat we belangrijk vinden.

We moeten dus naar verschillende indicatoren kijken, maar die set moet wel behapbaar blijven. De Sustainable Development Goals, die in 2015 in de Verenigde Naties zijn afgesproken, slaan volgens de auteurs naar de andere kant door. Ze gaan duidelijk “ver voorbij het bbp, maar hun 169 beleidsdoelen en meer dan 200 indicatoren voor wereldwijde monitoring zijn er veel te veel om beleid op te kunnen maken”.

Volgende stap

De commissie pleit niet voor een eenheidsworst: de verschillen tussen landen zijn groot en de preferenties verschillen ook. Maar bij het ontwikkelen van nationale dashboards kunnen we wel van elkaar leren. Dat is ook goed voor het proces om tot meer internationale afstemming en coördinatie te komen wat betreft een dashboard van indicatoren. De HLEG formuleert daarom twaalf aanbevelingen om dat proces verder te brengen.

De laatste aanbeveling daarvan is de spannendste: “Om ‘better policies for better lives’ te creëren, dienen welvaartsindicatoren gebruikt te worden in alle fases van het beleidsproces: van het stellen van prioriteiten en het neerzetten van concrete doelen tot het onderzoeken van de kosten en baten van de verschillende beleids­opties, en van het nemen van budgetterings- en beleidsbeslissingen tot het monitoren van beleid en beleidsimplementatie en -evaluatie.” Ze leggen de lat daarmee hoog, en terecht: een goed dashboard kan input bieden voor alle stadia van de beleidscyclus (figuur 1).

Figuur 1ESB

Dat de wereld het niet gelijk eens is over zo’n nieuwe aanpak en een dashboard van indicatoren zou niemand mogen verbazen: de totstandkoming van het bbp kostte ook veel tijd (zie Coyle (2014) en Hoekstra (2019, in dit dossier). Deze twee toegankelijke rapporten van het HLEG zijn uiterst nuttig voor dit proces van lange adem.

Literatuur

CBS (2018a) Monitor brede welvaart 2018. Heerlen: CBS.

CBS (2018b) Monitor brede welvaart 2018: een toelichting. Heerlen: CBS.

Coyle, D. (2014) GDP: a brief but affectionate history. Princeton: Princeton University Press.

Hoekstra, R. (2019) Start een IPCC-proces voor welzijn en duurzaamheid. ESB, 104(4773S), 74-78.

Ravallion, M. (2010) Mashup indices of development. Policy Research Working Paper, 5432. Washington, DC: The World Bank.

Stiglitz, J., A. Sen en J.-P. Fitoussi (2009) Mismeasuring our lives: why GDP doesn’t add up. New York: The New York Press.

Stiglitz, J., J.-P. Fitoussi en M. Durand (red.) (2018) For good measure: advanced research on well-being metrics beyond GDP. Parijs: OECD.

Went, R.C.P.M. (2015) Hoe meten we hoe blij we zijn? Follow the ­Money. Artikel op ­­www.ftm.nl, 30 januari.

Auteur

Categorieën