Ga direct naar de content

Een schuldenvrije samenleving kan niet

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 31 2017
iStock.com/Totojang

Zoals bekend wordt giraal geld in omloop gebracht door commerciële banken via het proces van ‘wederzijdse schuldaanvaarding’. Hierbij krijgt de debiteur van de bank een schuld aan de bank, maar tegelijkertijd ook een vordering op de bank. Dit is trouwens ook ‘gelijktijdige bezitsvorming’, dat klinkt beter, waarbij de netto schuld- en vermogenspositie van de betrokken partijen niet verandert. Wel ontstaat in dit proces liquiditeit.

Schuld wordt door velen als iets slechts gezien. Mede daarom wordt er regelmatig wel voor gepleit om het huidige geldstelsel te vervangen door een schuldenvrij systeem (Van Tilburg en Dommerholt, 2017; Ons geld, 2016). Daarin zou uitsluitend de overheid ‘schuldenvrij’ geld in omloop mogen brengen. Het klinkt geweldig, maar helaas blijft ook een schuldenvrije samenleving niet lang schuldenvrij. Een gedachte-experiment legt uit waarom.

Schuldenvrij gedachte-experiment

Stel dat een zeker land bestaat uit 1000 huishoudens die ieder een inkomen van 100 euro per jaar verdienen. Het Nationaal Inkomen van dit land bedraagt dan 100.000 euro per jaar. De geldhoeveelheid heeft een omvang van 100.000 euro. Dit geld is door de centrale bank in omloop gebracht en bestaat volledig uit chartaal geld (bankbiljetten); andere financiële titels zijn er niet. Het geld is gelijk over de huishoudens verdeeld. Dichter bij een ideaal van een schuldenvrije samenleving kan een land niet komen, maar toch zijn er direct al verschillen. Sommige gezinnen houden geld over, bijvoorbeeld als ze in een fase zitten waarin de grote kosten, zoals de aanschaf van een huis, achter hen liggen. Daartegenover staan huishoudens die meer geld nodig hebben dan ze op dit moment hebben, zoals ondernemers die willen investeren of jonge gezinnen die een huis willen kopen. Stel dat de helft van de bevolking twintig euro over heeft en dit graag wil uitlenen, en dat de andere helft juist gemiddeld twintig euro wil lenen. Dan wordt er voor een bedrag van 10.000 euro (500 gezinnen maal 20 euro) uitgeleend aan de tekorthuishoudingen. Die laatste hebben dus een schuld van tien procent van het Nationaal Inkomen opgebouwd, terwijl de overschothuishoudingen juist een financiële vordering van dezelfde omvang hebben verkregen. Een niet onbelangrijk detail is dat dit gebeurd is zonder dat de geldhoeveelheid is veranderd.

We gingen er hier van uit dat de tekort- en overschothuishoudens elkaar rechtstreeks weten te vinden, de zogeheten ‘directe financiering’. Maar dat is waarschijnlijk onpraktisch en brengt veel risico’s met zich mee voor de huishoudens die uitlenen. Als we de veronderstelling van directe financiering laten vallen, gaat de bank een rol spelen die alle overschotgelden naar zich toe trekt en weer uitleent aan de tekorthuishoudens. Deze bank introduceert de bekende transformatiefuncties van omvang en looptijd. Het uitgeleende geld van de overschothuishoudingen staat nu bij de bank, maar bedraagt nog steeds 10.000 euro. De tekorthuishoudingen hebben nog steeds een schuld van 10.000 euro, maar nu dus aan de bank. De bank heeft zowel een vordering van 10.000 euro (op de tekorthuishoudingen) als een schuld van 10.000 euro (aan de overschothuishoudingen).

Ook met de komst van de bank verandert er dus helemaal niets aan de financiële vermogenspositie van de huishoudens in de economie. Toch zijn zowel de brutoschuld als de bruto financiële bezittingen van het land opeens verdubbeld tot twintig procent van het Nationaal Inkomen. Nog steeds zonder dat er sprake is geweest van extra geldschepping.

Lessen

Wat valt er te leren uit de volledig fictieve getallen in dit voorbeeld? De belangrijkste conclusie luidt dat een ‘schuldenvrije samenleving’ een volstrekte illusie is. In een wereld waarin mensen financiële relaties met elkaar aangaan, ontstaan schuldverhoudingen, zelfs als al het geld ‘schuldenvrij’ in omloop is gebracht. Daar zijn geen banken of andere geldscheppende financiële instellingen voor nodig. En ook zonder een sector buitenland of overheidstekorten – merk op: die kwamen niet voor in het gedachte-experiment – ontstaan deze schulden.

De tweede conclusie is dat brutoschuldcijfers zorgvuldig moeten worden geïnterpreteerd. Als er zich intermediairs tussen tekort- en overschothuishoudingen nestelen, worden de brutocijfers inzake vorderingen en schulden immers opgeblazen, zonder dat er onderliggend in materiële zin iets is veranderd. De derde conclusie is dat tegenover schuld per definitie vermogen staat. Dit betekent dus ook dat iedere discussie over de schuld van een land, onderneming of individu alleen maar zinvol kan zijn als ook de actiefzijde van de betrokken entiteit in de discussie wordt meegenomen. Discussies die alleen maar over schuld gaan zonder naar de bezittingen te kijken, zijn in hoge mate nietszeggende exercities. Het is helaas niet anders.

Literatuur

Ons Geld (2016) Artikel te vinden op https://www.onsgeld.nu/probleem/schuld.

Tilburg, R. van, en B. Dommerholt (2017) Voor en nadelen van publieke geldschepping. ESB, 102(4745), 36–39.

Auteur

1 reactie

  1. R. Punt
    7 jaar geleden

    M.i. is schuld an sich ook nog geen ramp, maar de 'geldschepping-uit-niets' door rente te heffen is killing. Dat principe hebben bankiers slim gecreëerd, terwijl het orgaan bank van origine een facilitaire rol bekleedde.
    Daarnaast: wanneer de weldenkende mens het standpunt 'genoeg is genoeg' aan zou nemen/tevreden zou zijn met de basiswaarden van het leven en zijn naasten ook een goed leven zou gunnen, zou deze wereld er heel anders uit zien.

    Lees vooral de boeken van Stichting Stro en zie hoe het systeem in elkaar steekt en hoe het anders kan!