Ga direct naar de content

Waarderen werkgevers de cao nog?

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 18 2016
HH/Maarten Hartman

Zes op de tien bedrijven vallen onder een cao, waarbij cao’s vaker voorkomen bij grotere en al langer bestaande bedrijven, en bij bedrijven met veel jongeren en laaggeschoolden. Het belang dat aan een cao gehecht wordt is vooral afhankelijk van de cao-vorm en de bedrijfssector. Ook werkgevers die via een algemeenverbindendverklaring onder een cao vallen, staan positief tegenover de cao.

De collectieve arbeidsovereenkomst (cao) maakt bijna negentig jaar deel uit van het Nederlandse stelsel van arbeidsverhoudingen. In 2015 telde Nederland 680 cao’s (SZW, 2015) waaronder circa 5,5 miljoen werknemers vallen. Als we uitgaan van 6,9 miljoen werknemers (CBS, 2015), komt de dekkingsgraad van de cao in 2015 uit op 79 procent van alle werknemers. Bij de komende verkiezingen heeft de minister van SZW de cao en het algemeen verbindend verklaren daarvan in hun huidige vorm echter ter discussie gesteld. Verder wil de VVD bijvoorbeeld cao’s niet meer algemeen verbindend verklaren (VVD, 2016). Bij het hervormen van de cao en de algemeenverbindendverklaring (avv) is het belangrijk te weten welke bedrijven onder een cao vallen en hoe zij de cao waarderen. Dit brengen wij met behulp van een grootschalig onderzoek onder werkgevers in kaart.

Onderzoekspopulatie en -steekproef

TNO voert sinds 2008 om het jaar de Werkgevers Enquête Arbeid (WEA) uit (Oeij et al., 2013). Deze enquête benadert elke twee jaar 24.000 Nederlandse vestigingen van profit- en non-profitbedrijven en instellingen met ten minste twee werkzame personen. Gemiddeld nemen er 5.500 bedrijven deel aan het onderzoek. Bij kleinere bedrijven vult de directeur de enquête in, bij grotere de manager HRM/P&O. De verzamelde gegevens worden door weging representatief gemaakt voor de populatie. Hierdoor is het mogelijk om op basis van de WEA valide uitspraken te doen over alle Nederlandse bedrijven en instellingen. Voor dit artikel zijn de gesommeerde en gemiddelde data over de jaren 2008, 2010, 2012 en 2014 gebruikt.

Wie heeft een cao?

Van alle werkgevers valt 60 procent onder een cao, zie figuur 1. Meestal gaat het om een bedrijfstak-cao (45 procent): dit kan direct via lidmaatschap van een werkgeversorganisatie die betrokken is bij de cao-onderhandelingen (29 procent), of indirect via een avv (16 procent). Omdat in het TNO-onderzoek niet rechtstreeks gevraagd is of een bedrijf indirect of direct onder een bedrijfstak-cao valt, benaderen we dit via het lidmaatschap van een werkgeversorganisatie. Eén op de vijf werkgevers zonder cao (acht procent van alle bedrijven en instellingen) geeft aan op vrijwillige basis geheel of gedeeltelijk een cao te volgen. Werkgevers zijn op zoek naar actuele ijkpunten voor hun arbeidsvoorwaardenpakket en een deel van de werkgevers zonder cao vult die kennislacune in met het vrijwillig volgen van een cao. De invloed van de cao is daarmee groter dan het aandeel werkgevers met cao zou doen vermoeden.

Waardering van de cao volgt betrokkenheid

Aan alle werkgevers is de vraag gesteld welk belang men hecht aan het bestaan van cao’s. Gemiddeld geven werkgevers een 6,3 (op een schaal van 1 tot 10) als rapportcijfer: het bestaan van cao’s is ‘best belangrijk’. Bedrijven die via een avv aan de cao gebonden zijn, kennen gemiddeld een even grote waardering toe aan het bestaan van cao’s als bedrijven met een bedrijfstak-cao of met een ondernemings-cao, zie figuur 2. Verder lijkt een patroon naar voren te komen van toenemende waardering met toenemende betrokkenheid: bedrijven zonder cao geven een 4,1, gedeeltelijke volgers een 6,1, vrijwillige cao-volgers een 6,5 en werkgevers met een bedrijfstak- of ondernemings-cao een 7,1.

Sectorale verschillen

Het soort sector speelt een grote rol in het hebben van wel of geen cao en de waardering voor de cao (zie figuur 3). Bedrijven in kapitaalextensieve sectoren, zoals de financiële sector en de zakelijke dienstverlening, vallen significant minder vaak onder een cao; bedrijven in kapitaalintensieve sectoren, zoals de bouw, landbouw en industrie, juist vaker. Er lijkt tevens een verband te bestaan tussen het vóórkomen en de waardering van de cao. Bedrijven in de financiële sector en de zakelijke dienstverlening kennen de laagste waardering toe aan het bestaan van cao’s. Bij de overheid bestaat de grootste waardering met een cijfer van 7,8.

Organisatiekenmerken

Om te toetsen welke organisatiekenmerken samenhangen met het feit of bedrijven onder een cao vallen en hoe zij cao’s waarderen, voeren we een multivariate regressieanalyse uit (zie tabel 1). Daaruit blijkt dat organisatiekenmerken ruwweg een derde van de variantie in zowel het aandeel van de bedrijven die een cao volgen als het belang dat bedrijven hechten aan cao’s verklaren.

Werkgevers die meer ‘kwetsbare’ werknemers in dienst hebben vallen vaker onder een cao. Dat wil zeggen dat een cao vaker voorkomt bij bedrijven met meer laaggeschoolden, jongeren en vrouwen. De cao blijkt een handig instrument om arbeidsvoorwaarden van deze werknemers te standaardiseren en heeft een vangnetfunctie voor kwetsbare werknemers op de arbeidsmarkt. Bedrijven met meer kwetsbare werknemers geven ook aan de cao het meest te waarderen, waarbij er ook gecontroleerd wordt voor de aanwezigheid van een cao.

Verder komen cao’s vaker voor bij grotere en reeds langer bestaande bedrijven. Startende bedrijven zijn vooral bezig met product- en marktontwikkeling en in deze beginfase zijn de voordelen van de cao (standaardisatie, schaalvoordelen, voorspelbaarheid loonkostenontwikkeling) kleiner of minder belangrijk dan bij meer volwassen bedrijven. Kleinere en startende bedrijven zijn in de regel informeel goed aan te sturen. In die fase zijn de (schaal)voordelen van de cao meestal kleiner dan de nadelen. Pas als de organisatie na een aantal jaar is doorgegroeid, zal de behoefte aan standaardisatie van arbeidsvoorwaarden toenemen en winnen collectieve onderhandelingen aan populariteit ten opzichte van individuele onderhandelingen.

In de periode 2008–2014 loopt het percentage werkgevers met een cao iets terug (van 63 naar 57 procent).

Conclusie en discussie

Uit onze analyses blijkt dat werkgevers grosso modo tevreden zijn met de cao, en dat de cao functioneert als een vangnet voor met name meer kwetsbare werknemers.

Tegelijkertijd blijkt het aantal werkgevers met een cao licht af te nemen sinds 2008. Dit hangt grotendeels samen met de sectorale spreiding van cao’s. Cao’s komen relatief vaak voor bij krimpsectoren (overheid, bouw, landbouw en industrie) en minder vaak bij groeisectoren (diensten, onderwijs en zorg). Als deze ontwikkelingen zich in de toekomst ongewijzigd zullen voortzetten, zal de cao aan betekenis inboeten, in navolging van het afnemende gewicht van specifieke sectoren in de Nederlandse economie.

De huidige tevredenheid over de cao onder werkgevers kan omslaan als sociale partners er in de toekomst niet of onvoldoende in gaan slagen om de cao eigentijds te maken. Dat is vooral in tijden van voortschrijdende individualisering en flexibilisering noodzakelijk. In een eigentijdse cao hebben cao-partijen de juiste balans gevonden tussen enerzijds voldoende flexibiliteit voor de werkgever (om te kunnen reageren op schommelingen en andere veranderingen in de vraag en technologie) en anderzijds voldoende zekerheid voor de werknemer (op bijvoorbeeld het terrein van salaris, opleiding & ontwikkeling, en afstemming arbeid & zorg). De trend van meer cao-afspraken over een persoonlijk keuzebudget is in die zin een stap in de goede richting.

Auteurs

Categorieën