Ga direct naar de content

Wie gaan er winnen in Salt Lake City?

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 8 2002

Wie gaan er winnen in Salt Lake City?
Aute ur(s ):
Kuper, G.H. (auteur)
Sterken, E. (auteur)
De auteurs zijn verb onden aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4346, pagina 110, 8 februari 2002 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
olympia

Na de Olympische successen in Nagano en Sydney heerst er in Nederland goudkoorts. Het sportbeleid lijkt succesvol. Lukt het weer
in Salt Lake City?
Zowel tijdens de laatste editie van de Olympische winterspelen in Nagano (1998) als de zomerspelen in Sydney (2000) wist de
Nederlandse vertegenwoordiging veel medailles in de wacht te slepen. Dit succes moet echter niet worden overdreven. Recente
medaillevangsten hebben in relatieve zin geen recordomvang (zie tabel 1). Bij de zomerspelen zijn de edities in Amsterdam 1928 en
Berlijn 1936, en bij de winterspelen Sapporo 1972 en Grenoble 1968, voor Nederland succesvoller geweest.

Tabel 1. Medailleoogst van Nederlandse Olympische ploegen relatief aan totale hoeveelheid te verdelen medailles
gouden medailles
zomerspelen
1. Amsterdam (1928), 6,8%
2. Berlijn (1936), 4,3%
3. Sydney (2000), 4,0%
winterspelen
1. Sapporo (1972), 11,1%
2. Grenoble (1968), 8,6%
3. Nagano (1998), 7,3%

alle medailles

1. Amsterdam (1928), 6,5%
2. Berlijn (1936), 4,0%
3. Londen (1948), 3,6%
4. Sydney (2000), 2,7%
1.
2.
3.
4.
5.

Sapporo (1972), 8,6%
Grenoble (1968), 8,5%
Calgary (1988), 5,8%
Innsbruck (1976), 5,4%
Nagano (1998), 5,4%

Het meest recente medaillesucces wordt soms gezien als de uitkomst van jarenlang gevoerd topsportbeleid. De ruimte hiervoor wordt
geschapen door een toenemende welvaart en bijbehorende arbeidsverdeling, en gewijzigde preferenties. Topsport vraagt evenwel
telkens om meer fondsen. Er is immers een nooit eindigende race tegen de concurrentie ingezet, omdat ieder land dat Olympisch succes
nastreeft dezelfde strategie zal volgen. Een goede indicator van succes is daarom het procentuele medailleaandeel (zie tabel 1) en niet
het absolute aantal plakken.
In dit artikel geven we een voorspelling van het verwachte aantal medailles per land. We doen dit door een eenvoudig model voor
Olympisch succes op te stellen en dit te gebruiken voor het voorspellen van de medailleverdeling van de komende Winterspelen in Salt
Lake City. Onze analyse is indirect van aard: we ontberen de gegevens omtrent nationale investeringen in sporters en sportbeleid. We
veronderstellen dat deze investeringen nauw samenhangen met de ontwikkeling van het inkomen per hoofd in de diverse landen. Naast
het inkomen hanteren we demografische en geografische inputfactoren om succes te verklaren.
Model
Succes wordt in ons model in twee stappen bereikt: ten eerste dient een land een zo groot mogelijke Olympische ploeg af te vaardigen.
Ten tweede dient de ploeg zo goed mogelijk ondersteund te worden voor en tijdens de Spelen. We verklaren dus eerst hoe groot de
relatieve ploegen van de deelnemende landen zullen zijn. Vervolgens modelleren we de aandelen in de medailleoogst conditioneel op de
verwachte relatieve omvang van de Olympische ploegen 1.
Het model heeft twee dimensies: verschillende edities van de winterspelen en landen. Er kan derhalve op twee manieren een
dwarsdoorsnede worden gemaakt: landenspecifiek of jaarspecifiek. In het eerste geval neemt men dummyvariabelen op per land en
belicht zo de dynamiek in medailleresultaten; in het tweede geval is het precies andersom. Dan kan ook, via dummies, rekening worden
gehouden met het politieke en juridische systeem en het al dan niet boycotten van de Spelen (zoals Noord-Korea recent heeft

aangekondigd). De eerste methode hebben wij gebruikt.
Participatie
In de eerste stap schatten we het deelnemeraandeel per land. Dit hangt af van het aandeel van het inkomen per hoofd van het land in het
wereldinkomen per hoofd, het bevolkingsaandeel van het land, het thuisvoordeel, het al dan niet deelnemen aan het ijshockeytoernooi,
de geografische afstand tot het organiserende land en het deelnemeraandeel tijdens de vorige editie van de Winterspelen. De eerste
variabele is een belangrijke determinant: relatieve welvaart stelt een land in staat verhoudingsgewijs veel te investeren in atleten.
Professionalisering kan slechts betaald worden als het economische systeem verregaande specialisatie toelaat. Vergroting van het
inkomen per hoofd is dus een noodzakelijke voorwaarde voor Olympische verbeteringen. Of beleid in die richting ook voldoende is,
hangt af van de instituties om de grotere welvaart ook daadwerkelijk in te zetten voor de professionalisering van de sportbeoefening. De
tweede determinant is de relatieve bevolkingsomvang. Hoe groter de bevolking, hoe groter de kans op talent. Een beperkte immigratie
gecombineerd met vergrijzing is bijvoorbeeld ondermijnend voor de kansen op Olympisch succes. Het thuisvoordeel is een
boekhoudkundige determinant: ieder organiserend land kan immers aan elk evenement meedoen. Een zelfde mechanische verklaring geldt
voor de deelname aan het ijshockeytoernooi. Deelname aan dit toernooi levert direct twintig extra deelnemers op. Hiervoor moet worden
gecorrigeerd. De afstand tot het organiserende land vormde vooral in het verleden een voorname determinant van Olympische deelname.
De laatste determinant, de deelname aan eerdere Spelen, impliceert dat het opbouwen van atletenkapitaal de nodige tijd kost.
Prestatie
In de tweede stap schatten we het medailleaandeel van een land (goud, zilver en brons apart) op basis van de volgende variabelen. De
eerste determinant is het deelnemeraandeel. Zodoende komen voornoemde determinanten van deelname terug in het model dat succes
voorspelt. Daarnaast zijn er het thuisvoordeel (de juichende menigte heeft extra invloed), de medailleaandelen goud, zilver en brons die
tijdens eerdere Spelen zijn gewonnen (vaak neemt men waar dat een atleet van een zilveren naar een gouden medaille kan springen) en
ook hier weer het aandeel van het inkomen per hoofd van de bevolking. Het aandeel van het inkomen per hoofd van het land in het
wereldinkomen per hoofd speelt dus indirect en direct een rol. Nationale welvaart kan, behalve voor extra deelname, ook zorgen voor
extra prestaties door bijvoorbeeld materiaalontwikkeling.
De resultaten
In Salt Lake City staan 78 onderdelen op het programma. We hebben de voorspellingen van de medailleoogst gebaseerd op schattingen
van het model met behulp van gegevens van de laatste vijf edities van de Winterspelen. tabel 2 bevat de prognose van de
medailleverdeling. Opgemerkt dient te worden dat door afronding het totaal van de medailleverdeling niet op 78 uitkomt.

Tabel 2. Voorspelling van de medaille-verdeling
land

goud

Verenigde Staten
14
Rusland
11
Duitsland
10
Italië
8
Noorwegen
7
Oostenrijk
4
Finland
4
Zwitserland
4
Zweden
4
Zuid-Korea
2
Canada
2
Nederland
2
Frankrijk
1
Japan
1
Groot-Brittannië
1
China
0
Tsjechië
0
Wit-Rusland
0
Kazachstan
0
Oekraïne
0
Slovenië
0
Australië
0

zilver

brons

9
9
9

2
4
8

4
12
6
3
3
1

3
8
7
8
4
2

2
5
2
2
2

2
7
3
5
3

0
3
1
1
1
1
0
0

0
2
2
2
2
0
2
1

We voorspellen Amerikaans succes. Dit is door het thuisvoordeel niet verwonderlijk. In het verleden hebben echter Rusland,
Noorwegen en ook Duitsland hoger in het medailleklassement gestaan. Deze landen zijn, met Italië, de grossiers. Een middengroep wordt
gevormd door Finland, Zweden, Oostenrijk en Zwitserland. Nederland kan het succes van Nagano, vijf gouden medailles, niet herhalen
en eindigt in de subtop van de ranglijst.
Beleidsconsequenties
Hoe kunnen we ons medailleaandeel verder uitbouwen of op zijn minst stabiliseren? In de eerste plaats is succes afhankelijk van

deelname. Niet geschoten is altijd mis. De belangrijkste economische determinant is het inkomen per hoofd van de bevolking. Een hoger
inkomen leidt tot een grotere Olympische ploeg en tot een betere kwaliteit van ploeg en materiaal.
Wat betreft de demografische factoren is de omvang van de bevolking van belang. Restrictief immigratiebeleid in een vergrijzende
samenleving lijkt vanuit dit perspectief onverstandig. Ander onderzoek heeft aangetoond dat bij de zomerspelen vrouwenemancipatie
een belangrijke bepalende factor van Olympisch succes is 2. Deze leidt tot een grotere deelname van vrouwen aan de Spelen, hetgeen
door de groei van het aantal evenementen voor vrouwen de medaillekansen vergroot.
De afstand tot de Spelen speelt tegenwoordig voor de deelnemers een kleinere rol dan vroeger. Voor de supporters kan de afstand tot de
Spelen echter wel degelijk van belang zijn. In dat geval gaat het thuisvoordeel meespelen. Aangezien ons land zich niet leent voor de
organisatie van de Olympische Winterspelen, moet Nederland, om het thuisvoordeel uit te buiten, de kandidaatstelling van Europese
landen ondersteunen.
Om het relatieve succes te vergroten moet Nederland zowel zorgen voor een relatief sterke groei van het inkomen per hoofd als voor het
effectief inzetten van een groter aandeel van het nationaal inkomen voor sport. Hogere welvaart kan meer specialisatie toestaan.
Daarvoor moet specialisatie wel effectief worden doorgevoerd.
Besluit
Nationaal sportsucces leidt tot een toename van het consumentenvertrouwen en -optimisme. Het is verheugend te constateren, dat een
aantal politieke partijen tijdens een recent lijsttrekkersdebat in Den Haag de topsport miljoenen euro’s in het vooruitzicht heeft gesteld.
Zoals alle voorspellingen moet ook dit Olympische experiment echter met de nodige korrels zout worden genomen. Gelukkig; anders zou
het geen zin hebben nog Spelen te organiseren

1 Zie voor een volledige beschrijving van het model en de gebruikte gegevens G.H. Kuper en E. Sterken, The Olympic winter games:
participation and performance, mimeo, Rijksuniversiteit Groningen, 2001.
2 F.A.G. den Butter en C.M. van der Tak, Olympische medailles als welvaartsindicator, ESB, 2 september 1992, blz. 841-844.

Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs