Ga direct naar de content

Van de regen in de drup?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 11 2001

Van de regen in de drup?
Aute ur(s ):
Vollebergh, H.R.J. (auteur)
* Erasmus Universiteit Rotterdam, vakgroep Algemene Economie en OCFEB. Met dank aan Jan de Vries, Arjen Gielen, Machiel Mulder en Paul
Koutstaal voor nuttig commentaar.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4328, pagina D23, 11 oktober 2001 (datum)
Rubrie k :
Dossier: Klimaatbeleid
Tre fw oord(e n):
reactie

Je zou haast geloven dat er helemaal geen klimaatbeleid is gevoerd de afgelopen jaren, maar schijn bedriegt. In het afgelopen
decennium hebben veel landen unilateraal emissiereductiebeleid gevoerd. Subsidies met duidelijk negatieve gevolgen voor
klimaatemissies zijn afgeschaft, zoals de kolensubsidies in Engeland en Duitsland. Daarnaast hebben tal van EU
-landen, waaronder
Nederland, klimaatbelastingen ingevoerd. Dat dit beleid niet voldoende is om zelfs de inmiddels aan erosie onderhevige klimaatdoelen
te halen, maakt het artikel van Mulder (M) goed duidelijk. Vandaar de benaming “hardnekkig milieuprobleem” en de zoektocht naar
aanvullend instrumentarium.
Los van het ambitieniveau, is altijd de vraag relevant hoe gegeven beleidsdoelstellingen het beste, dat wil zeggen zo goedkoop mogelijk,
kunnen worden bereikt. Zowel de bijdrage van Mulder als die van Gielen en Koutstaal (GK) berijden terecht dit economenstokpaardje.
Allen gaan hier uit van de tekstboekenwijsheid dat ‘marktconforme instrumenten’, te weten emissiebelastingen en verhandelbare
emissierechten, ook de meest efficiënte instrumenten zijn. Voorwaarde zou een adequate inbedding in een Europees, of zelfs mondiaal
kader voor coördinatie van de instrumentkeuze, zijn vanwege mogelijke verplaatsingseffecten van het bedrijfsleven.
Hierbij past een aantal kanttekeningen. Inderdaad valt binnen de veronderstellingen van de tekstboekenwijsheid weinig af te dingen op
de kostenefficiëntie van marktconforme instrumenten. Dan dient de politiek zich echter niets aan te trekken van herverdelingseffecten,
transactiekosten en dergelijke. Terecht wijzen GK daarom op het vinden van de juiste balans in termen van haalbaarheid. Als je eenmaal
water bij de wijn gaat doen, wordt een vergelijking van uitgeklede marktconforme instrumenten met directe regulering juist relevant en die
ontbreekt nu. De doelmatigheidsvoordelen die je met de ene hand binnenhaalt, kunnen zo weer via de andere hand verdwijnen.
Dat uniform en unilateraal ingevoerde marktconforme tekstboekinstrumenten de concurrentiepositie negatief beïnvloeden, is een oude
kwestie waarover nu veel meer bekend is. Van belang is allereerst dat dit effect wordt vergeleken met de verplaatsingseffecten van
directe regulering. Bovendien zijn van marktconforme instrumenten vele varianten beschikbaar. Dit geldt ook voor de mogelijkheden van
flankerend beleid zoals compensatie en terugsluizing 1. Terecht merken GK op dat in de huidige situatie het uitsluiten van de grootste
vervuilers van de REB de reductiekosten elders in de economie aanzienlijk verhoogt.
Daarnaast dient natuurlijk niet te worden vergeten dat verplaatsing ook onderdeel is van lastenverdeling. Immers, de afspraken binnen
het raamwerk van het Kyoto-protocol zullen een aanzienlijke internationale herallocatie van productiemiddelen veroorzaken. Dat
bedrijven door lokaal beleid naar elders verkassen, is hiervan de concrete invulling. Dat verhoogt dan de internationale welvaart, zolang
de emissie aldaar binnen de in het protocol afgesproken groeimogelijkheden blijft. Van een Nederlandse ‘Alleingang’ is, dankzij het
Kyoto-protocol, sowieso al lang geen sprake meer. Waarom dan nog instrumentharmonisatie zoals bepleit door zowel GK als M? Mijns
inziens is coördinatie van instrumentkeuze, anders dan via controle op de door landen aangegane resultaatverplichtingen geenszins
nodig. Laat landen zelf de lokale instrumentmix bepalen, zodat rekening kan worden gehouden met lokale synergie of het ontbreken
daarvan.
Tot slot worden de gevreesde verplaatsingseffecten als gevolg van milieubeleid door diverse empirisch onderzoeken niet of nauwelijks
ondersteund 2. Eén verklaring hiervoor is dat het locatiegedrag van ondernemingen veelal niet alleen van het milieubeleid afhangt. Zelfs
bij een forse inspanning is verplaatsing naar niet-Kyoto-landen weinig aannemelijk in het licht van steeds verder oplopende
transportkosten. Er lijkt daarom weinig reden om studies die uitgaan van grote verplaatsingseffecten al te serieus te nemen, zelfs als nu
het grootverbruik unilateraal wat steviger wordt aangepakt.
Resteert een oordeel over de rol van de inmiddels zo in zwang geraakte verhandelbare rechten, en met name de uitgeklede variant
hiervan, verhandelbare emissiereducties. Ik sluit me in dit opzicht aan bij de vele behartenswaardige opmerkingen van GK over de
valkuilen van een dergelijke ‘uitgeklede’ versie van het systeem van verhandelbare rechten. Dit systeem vindt immers zijn
aantrekkingskracht in het feit dat de eerder al genoemde kosteneffectieve opties bij de grote vervuilers onbenut blijven. Afgezien van de
uitvoeringsproblematiek, is de vraag relevant of het niet een erg omslachtige methode is om grote vervuilers via dit systeem nog eens
een soort additionele beloning te geven voor prestaties die ze volgens een strikte interpretatie van het maatstafconvenant eigenlijk al
moeten leveren. Over de efficiëntie en effectiviteit van het gebruik van verhandelbare rechten in een internationale context bestaan
bovendien de nodige twijfels 3. Het zal duidelijk zijn dat ik meer zie in een echte verbreding van de grondslag van de REB, bijvoorbeeld in
combinatie met vrijstellingen aan de voet voor grootverbruikers. Mocht dit niet haalbaar zijn, dan is vooruitgang in ieder geval mogelijk
via regulering of strakkere convenanten van de groep grootverbruikers. Anders draaien juist de kleinverbruikers op voor de kosten van

het klimaatbeleid en komen we van de regen in de drup. Hoe het ook zij, nat wordt het toch.

Dossier Klimaatbeleid
J.P. Pronk: Klimaatbeleid na Bonn
A.M. Gielen, H.L.F. de Groot, P.R. Koutstaal en P.J.G. Tang: Klimaat en economie

E.C. van Ierland en R.S.J. Tol: Aanpassen of reduceren
T. Wams en J. Korff: Doorstoken en dijken bouwen is geen optie
M. Harmelink, K. Blok, D. de Jager en C. Hendriks: Emissiereductie: welke gassen en sectoren?
H.L.F. de Groot en P.J.G. Tang: Klimaatbeleid: nu of later?
J.C. Bollen en A. Manders: Klimaatbeleid: hier of daar?
A.M. Gielen en P.R. Koutstaal: Over het kind en het badwater
T. Hoff: Interne emissiehandel: bedrijven en het klimaatprobleem
M. Mulder: Klimaatbeleid in Nederland
H.R.J. Vollebergh: Van de regen in de drup
B. Metz: Wie gaan reduceren
H. Bersee: Internationale klimaatonderhandelingen
A.J. de Zeeuw: Klimaatonderhandelnigen vanuit speltheoretisch perspectief
M. Davidson en J.P. van Soest: Het klimaat van de economie

1 Zie bijvoorbeeld A.L. Bovenberg en L. Goulder, Neutralizing the adverse impacts of CO2 abatement policies: what does it cost?, in: C.
Carraro and G. Metcalf (red.), Distributional and behavioral effects of environmental policy, Chicago University Press, 2001, blz. 45-90.
2 Zie B. Smarzynska en S-J.Wei, Pollution havens and foreign direct investment: dirty sectret or popular myth?, Wereldbank,
Washington, 2001.
3 S. Taylor, Free trade and global warming: a trade theory view of the Kyoto protocol, mimeo,
http://www.ssc.wisc.edu/~staylor/whatsnew

Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur