Ga direct naar de content

Nieuwe economie of domme economie?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 9 2001

Nieuwe economie of domme economie?
Aute ur(s ):
Kleinknecht, A. (auteur)
De auteur is hoogleraar economie van innovatie, TU Delft
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4299, pagina D10, 15 maart 2001 (datum)
Rubrie k :
Dossier: Vernieuw ende Statistieken
Tre fw oord(e n):
productiviteit

Het werk van Van Ark wordt door veel economen nog ondergewaardeerd. In het verleden heb ik met name zijn berekening van de
arbeidsproductiviteit per gewerkt uur in de industrie van Nederland ten opzichte van Duitsland, het VK, Frankrijk en de VS als zeer
waardevol ervaren. Zijn gegevens bevestigen de hypothese van een onvermijdelijke uitruil tussen banencreatie en productiviteitsgroei,
althans op de kortere termijn. Ik kan het niet laten om bij deze gelegenheid (weer) iets over het loonmatigingsmodel te zeggen. Wij
hebben in de polder een tamelijk arbeidsintensieve groei, dankzij een zwakke groei van de arbeidsproductiviteit. Ik concludeer uit Van
Arks werk dat dit niet kan worden afgedaan door te verwijzen naar een iets grotere dienstensector waar de technologische
mogelijkheden beperkter zijn.
Wel schept de dienstensector het meeste werk, mede dankzij de malaise rond de arbeidsproductiviteit. Van Ark noemt hier met name de
financiële en zakelijke dienstverlening en de zorgsector 1. Uiteraard is iedereen blij met het banenwonder. Maar we moeten niet vergeten
dat we dit slechts in geringere mate aan extra economische groei en in veel grotere mate aan de trage technologische dynamiek danken.
Goed beschouwd zijn we in de polder niet met ‘nieuwe economie’ bezig, maar met ‘domme economie’. Wij houden mensen bezig met werk
dat elders al door intelligente machines en apparatuur wordt gedaan, of anderszins doelmatiger wordt georganiseerd. Meer transpiratie
dan inspiratie. Nu het tij van de conjunctuur keert, ben ik benieuwd om te zien wat er gebeurt. Zullen niet een keer de nadelen zichtbaar
worden van een model dat jarenlang kunstbanen creëerde door het moderniseringstempo laag te houden? Wij leven in interessante
tijden!
Mijn argument wordt geïllustreerd in tabel 1. De tabel gaat over de periode 1994-97, maar voor de periode 1985-1995 geldt hetzelfde
patroon: de banenintensiteit van de bbp-groei bedraagt dan 0,20 voor de EU en 0,70 voor Nederland. Met andere woorden, ieder procent
bbp groei levert in de polder ruim drie keer zo veel banen op dan gemiddeld voor de Europese Unie.

Tabel 1. Bbp, bbp per werknemer, bbp per gewerkt uur, banen en de banenintensiteit van de economische groei (gemiddelde
jaarlijkse groeivoeten), 1994-1997
groei
bbp
(1)
EU
Nederland

2.3
3.0

groei bbp/
werknemer
(2)
1.7
0.7

groei bbp/
gewerkt uur
(3)

banengroei
(4)

2.2
0.8

banenintensiteit
van de bbp-groei
[(4)/(1)]

0.5
2.2

0.22
0.73

bron: P. Auer, Employment revival in Europe, ILO, Genève, 2000, blz. 38.

Zover mijn stokpaardje. Nu nog een andere opmerking. Van Arks suggesties voor verbeterde meetmethoden zijn moeilijk tegen te
spreken. Wel kan men zich afvragen of het gebruik van hedonische prijsindices alleen voor ict-producten voldoende is. Er zijn ook tal
van (soms ingrijpende) verbeteringen in producteigenschappen waarbij de invloed van ict verwaarloosbaar is. Als ik de nieuwste Golf
van Volkswagen vergelijk met het eerdere model, dan zie ik dat de botsveiligheid en roestbescherming weer verbeterd zijn. Er zit een meer
energie-efficiënte motor in, de kofferruimte is groter en noem maar op. Kortom, met hedonische prijsindices voor alleen ict-gerelateerde
producten zijn we er nog niet. Zou er niet ook eens serieus aan hedonische prijsindices voor niet-ict goederen gewerkt moeten worden?
De door Van Ark genoemde problematiek wordt nog versterkt doordat juist bij ‘harde’ industrieproducten de zachte, ontastbare of wel
emotionele componenten lijken toe te nemen. Drie illustratieve voorbeelden:
» Wir produzieren Autos, wir verkaufen Emotionen” (een manager van BMW);
» in Dresden runt Volkswagen een ‘glazen fabriek’ waar klanten kunnen toekijken hoe hun auto’s – luxe modellen van boven een ton geassembleerd worden. Wie het een beetje duur vindt kan zich ermee troosten dat een kaartje voor de ‘Semperoper’ in de prijs is
inbegrepen;

inbegrepen;
» er zijn mensen die voor een Rolex-horloge zo’n Æ’ 2.995 neertellen, terwijl de elektronica zich niet onderscheidt van die van een Hemahorloge voor Æ’ 59,95.
Uiteraard kunnen mensen nut ontlenen aan zoiets als status of imago en is nutsbeleving subjectief. Toch blijf ik me niet op mijn gemak
voelen bij de conclusie dat de makers (of distributeurs?) van het Rolex-horloge ruwweg vijftig keer zo productief zouden zijn als die van
het Hema-horloge. Wellicht helpt het iets als we in de toekomst nog meer aandacht schenken aan ontastbare kapitaalgoederen, zoals
merknamen en reputatie.
Niettemin, men wordt niet gauw vrolijker van de manier van meten van onze productie en productiviteit. Dit geldt ondanks Van Arks
constatering dat er met de komst van de ‘nieuwe economie’ niet veel nieuws onder de zon is. Bij dit laatste sluit ik me aan. Bovendien, wat
hier ‘nieuwe economie’ wordt genoemd, hebben we in de laatste tweehonderd jaar al vier keer eerder gehad. De managementgoeroes van
de ‘nieuwe economie’ kennen Kondratieffs theorie van de lange golf niet. Ze vinden het wiel opnieuw uit en noemen het ‘nieuwe
economie’ 2. Kortom, niet veel nieuws onder de zon. Wel veel werk aan de winkel.
Zie B. van Ark, Macro-economische statistiek: hoe en wat, ESB-Dossier Vernieuwende Statistieken, 15 maart 2001, D8

Dossier Vernieuwende Statistieken
H.K. van Tuinen, Ten geleide: Nieuwe statistieken?
B. Los, Kenniseconomie: meten is weten?
L. Soete en B. ter Weel, Reactie: Intelligent kapitaal: vernieuwing vereist
B. van Ark, Macro-economische statistiek: hoe en wat
A. Kleinknecht, Reactie: Nieuwe economie of domme economie?
H. van der Wiel, Arbeidsproductiviteit: niveaus of groei?
M. de Haan, B. de Boer en S.J. Keuning, Econologische statistiek
H. Verbruggen, R. Gerlagh, M.W. Hofkes en R.B. Dellink, Duurzaam rekenen
H.A. Keuzenkamp, Reactie: Eén grote illusie
F.A.G. den Butter, Reactie: De betekenis van het dni volgens Hueting
W. Bier en H. Ahnert, De afruil tussen tijdigheid en nauwkeurigheid
A.B.T.M. van Schaik, Reactie: De ECB heeft meer nodig!
E.J. Bartelsman en H.B.J.B. Maas, Theorie en statistieken
A.E. Steenge, Reactie: Lopen de statistieken altijd achter?
S.G. van der Lecq, Epiloog: Het CBS kijkt naar buiten

1 De zwakke technologische dynamiek in de Nederlandse dienstensector (niet alleen ten opzichte van de industrie, maar ook vergeleken
met de dienstensector in andere landen) wordt bevestigd door een geheel andere soort indicator afkomstig uit de Community Innovation
Survey; zie A. Kleinknecht en C.W.M. Naastepad, Subtopper in de Nieuwe Economie, ESB, 14 juli 2000, blz. 576-578.
2 Zie mijn column: De vijfde van Kondratieff, ESB, 3 maart 2000, blz. 171.

Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur