Ga direct naar de content

De verborgen kosten van de WAO

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: december 20 2000

De verborgen kosten van de WAO
Aute ur(s ):
Groot, W. (auteur)
Maassen van den Brink, H. (auteur)
De auteurs zijn werkzaam b ij, respectievelijk, de Capaciteitsgroep Beleid, Economie en Organisatie van Zorg, Universiteit Maastricht en
SCHOLAR, Faculteit der Economische Wetenschappen en Econometrie, Universiteit van Amsterdam.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4287, pagina 1052, 22 december 2000 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
sociale, zekerheid

Arbeidsongeschiktheid heeft een sterk negatieve invloed op het welbevinden. Het welvaartsverlies dat daaraan kan worden
toegeschreven, bedraagt maximaal twintig miljard gulden per jaar. Het verstrekken van een uitkering doet daaraan niets af.
Ondanks alle maatregelen om het tegendeel te bereiken, blijft het aantal arbeidsongeschikten toenemen. Op dit moment zijn er in
Nederland ongeveer 920.000 arbeidsongeschikten. Meer dan de helft hiervan is ouder dan vijftig jaar. Door de groei van de
werkgelegenheid is er wel een afname in het relatieve aantal arbeidsongeschikten. Als percentage van de beroepsbevolking daalde de
arbeidsongeschiktheid van bijna vijftien procent in 1993 tot ongeveer twaalf procent in 1999 1.
Kostenoverwegingen vormen een belangrijk motief om het aantal arbeidsongeschikten terug te dringen. De uitgaven voor
arbeidsongeschiktheidsuitkeringen bedragen ruim 21 miljard gulden, ongeveer drie procent van het bbp 2. In toenemende mate vormt
ook de krapte op de arbeidsmarkt een reden om het aantal WAO-ers te verminderen. De belangrijkste reden om arbeidsongeschiktheid te
voorkomen en de uitstroom uit de arbeidsongeschiktheid te vergroten blijft in de maatschappelijke discussie echter vaak onderbelicht.
Arbeidsongeschiktheid heeft grote negatieve effecten op het welbevinden van mensen. Vermindering van arbeidsongeschiktheid
bevordert de maatschappelijke welvaart.
In deze bijdrage willen wij het verlies aan welvaart door arbeidsongeschiktheid – de verborgen kosten van de WAO – kwantificeren.
Niveau van welbevinden
De gegevens voor deze empirische analyses zijn ontleend aan de CERRA/NESTOR-enquête 3. Het databestand bestaat uit ongeveer
4700 huishoudens waarvan het hoofd van het huishouden tussen 43 en 65 jaar was in oktober 1993. Van de nestor-data gebruiken we
gegevens uit interviews met zowel het hoofd van het huishouden als haar of zijn partner. Er is aangegeven of iemand een WAO-uitkering
heeft. Uiteindelijk kunnen de gegevens van 3818 mannen en 3970 vrouwen in de analyses worden gebruikt.
Het niveau van het welbevinden is bepaald aan de hand van het antwoord op de vraag “Hieronder treft u een ladder met ieder tien
treden. Zij stelt de ‘levensladder’ voor. De onderste trede staat voor het slechtst mogelijke leven. Klimt u omhoog, dan komt u bij de
tiende trede; deze staat voor het best mogelijke leven. Kunt u aankruisen op welke trede u zich voor uw gevoel op dit moment bevindt?
In de tabel is de frequentieverdeling van de kwaliteit van leven weergegeven voor mannen en vrouwen. In deze tabel wordt deze
verdeling ook voor de WAO-ers onder deze beide groepen gegeven. Verder is in de tabel het gemiddelde cijfer dat de respondenten aan
hun leven geven opgenomen.
Zowel mannen als vrouwen geven hun leven gemiddeld een dikke voldoende (7,6). Vrouwen zijn daarbij iets extremer in hun antwoorden
dan mannen. Zo geeft 8,5 procent van de vrouwen hun leven een 5 of minder tegenover 6,5 procent van de mannen. Daarentegen geven
vrouwen hun leven ook vaker een 9 of een 10. Ruim 24 procent van de vrouwen is van mening (bijna) het best mogelijke leven te hebben
tegen twintig procent van de mannen. tabel 1 geeft een frequentieverdeling van de verschillende waarderingen.

Tabel 1. Frequentieverdeling kwaliteit van leven
kwaliteit van
leven
schaal 1-10

1
2
3
4

alle mannen

0.3
0.2
0.7
1.2

mannen
alle
in WAO
vrouwen

%
0.6
0.5
2.4
3.9

vrouwen
in WAO

0.3
0.5
1.0
1.3

0.3
1.1
2.0
2.1

5
6
7
8
9
10
totaal
gemiddelde

4.1
9.2
24.8
39.4
11.7
8.4
100
7.6

11.3
18.9
30.0
22.3
4.2
5.8
100
6.8

5.4
9.2
22.9
35.3
11.8
12.4
100
7.6

10.7
13.3
26.4
24.8
8.4
10.8
100
7.2

Arbeidsongeschikten minder gelukkig
Arbeidsongeschikten zijnduidelijk minder gelukkig met hun leven. Mannelijke arbeidsongeschikten geven hun leven gemiddeld het cijfer
6,8. Voor vrouwelijke arbeidsongeschikten is dit 7,2. Beide cijfers zijn lager dan het gemiddelde voor alle vrouwen en mannen. Bijna
negentien procent van de mannelijke arbeidsongeschikten en zestien procent van de vrouwelijke geeft het leven een onvoldoende (een 5
of minder). Dit is twee- tot driemaal zoveel als gemiddeld. Als we het welbevinden van arbeidsongeschikte mannen vergelijken met
bijvoorbeeld mannen in de vut of niet betaald werkende mannen, dan is het welbevinden van vutters en betaald werkende mannen een
stuk hoger (gemiddeld 6,8 tegen gemiddeld 8 en 7,8). Een vergelijking tussen vrouwen in de WAO en vrouwen in de vut of vrouwen die
betaald werken levert een zelfde beeld op. Vrouwen in de vut en vrouwen die betaald werken zijn gemiddeld het gelukkigst (8 en 7,8). Het
welbevinden van arbeidsongeschikten is dus beduidend minder dan van anderen in de samenleving.
Stigma-effecten
De slechtere positie van arbeidsongeschikten blijft bestaan als we rekening houden met andere factoren – zoals inkomen, geestelijke
gezondheidstoestand, leeftijd, opleiding en gezinssituatie – die van invloed zijn op het welbevinden. Dit blijkt uit een ‘ordered probit’
regressie met het rapportcijfer voor de kwaliteit van leven als ‘afhankelijke’ variabele en een groot aantal persoonskenmerken – waaronder
of men arbeidsongeschikt is – als verklarende variabelen 4. Een samenvatting van de resultaten hiervan is te vinden in tabel 2. De
negatieve coëfficiënt voor het kenmerk ‘WAO-er’ geeft aan dat – ook als wordt gecorrigeerd voor de andere, zojuist genoemde, factoren
die het welbevinden bepalen – arbeidsongeschikten slechter af zijn dan mensen zonder uitkering. Dit kan veroorzaakt worden door het
feit dat mensen met een WAO-uitkering gestigmatiseerd worden en daarvan negatieve psychologische en sociale gevolgen
ondervinden. Sociale uitsluiting is een van die gevolgen.

Tabel 2. Parameterschatting van het effect van arbeidsongeschiktheid op ‘kwaliteit van leven’ (standaardfouten tussen haakjes)
mannen
WAO-er
R2

vrouwen

-0.532 (0.086)
0.174

-0.301 (0.086)
0.158

Dit zou ook het grote verschil in welbevinden kunnen verklaren met mensen die gebruik maken van een vut-regeling. Aan het gebruik
maken van een regeling voor vervroegde uittreding kleeft immers geen sociaal stigma.
Specifieke invloed van arbeidsongeschiktheid
De coëfficiënten in de ordered probit vergelijkingen geven niet direct een beeld van de exacte grootte van het effect van
arbeidsongeschiktheid op de kwaliteit van leven. Hiervoor berekenen we het gewicht van arbeidsongeschiktheid op de kwaliteit van
leven voor vrouwen en mannen 5. De uitkomsten zijn weergegeven in tabel 3. Arbeidsongeschiktheid leidt bij mannen tot een verlies
aan kwaliteit van leven met veertien procent en bij vrouwen met negen procent. Het verschil tussen vrouwen en mannen kan mogelijk
worden verklaard door de verschillen in arbeidsdeelname en betaald gewerkte uren tussen vrouwen en mannen. Het verlies aan uren en
inkomen treft vrouwen daarom minder hard.

Tabel 3. Daling kwaliteit van leven door WAO, in procenten
mannen
daling kwaliteit van leven
door WAO

vrouwen

-0.141

-0.093

Monetaire waarde
Tenslotte bepalen we de monetaire waarde van het verlies aan kwaliteit van leven door arbeidsongeschiktheid. In de Amerikaanse
literatuur wordt er meestal van uitgegaan dat een levensjaar in goede gezondheid ongeveer 100.000 dollar waard is 6. Tegen de
toenmalige koers van de dollar komt dit neer op ongeveer 187.000 gulden. In een eerder onderzoek hebben wij voor Nederland berekend
dat een gewonnen levensjaar in goede gezondheid ongeveer 85.000 gulden waard is 7. We nemen aan dat de waarde van een extra

levensjaar ergens ligt tussen Æ’ 85.000 en Æ’ 187.000.
Zoals gezegd, vermindert arbeidsongeschiktheid de kwaliteit van leven van mannen met veertien procent en voor vrouwen met ruim
negen procent (tabel 3). Dit komt neer op een verlies aan kwaliteit van leven, per jaar, van Æ’ 11.900 tot Æ’ 26.180 voor een
arbeidsongeschikte man en
Æ’ 7.650 tot Æ’ 6.830 voor een arbeidsongeschikte vrouw.
Conclusies
Arbeidsongeschiktheid heeft een sterk negatief effect op het welbevinden. In deze bijdrage hebben wij dit negatieve effect trachten te
kwantificeren. Onze berekeningen geven aan dat het welvaartsverlies voor een arbeidsongeschikte man aanzienlijk is. Er zijn in Nederland
ongeveer 545.000 arbeidsongeschikte mannen en 371.000 arbeidsongeschikte vrouwen. Het totale welvaartsverlies door
arbeidsongeschiktheid in Nederland bedraagt daarmee 9,3 tot twintig miljard gulden per jaar (6,5 – 14 miljard vanwege
arbeidsongeschiktheid onder mannen en 2,8 – 6,2 miljard vanwege arbeidsongeschiktheid onder vrouwen). Dit zijn de verborgen kosten
van de WAO in Nederland. De totale kosten van arbeidsongeschiktheid in Nederland – de kosten van de
arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en het welvaartsverlies door arbeidsongeschiktheid – liggen daardoor tussen de dertig en 41 miljard
gulden per jaar. Dit komt neer op Æ’ 32.750 tot
Æ’ 44.760 per arbeidsongeschikte.
De overheid besteedt dit jaar in het kader van de Wet REA ruim 984 miljoen gulden voor reïntegratie van arbeidsongeschikten. Indien
tenminste 22.000 tot 30.000 arbeidsongeschikten dankzij de Wet rea worden gereïntegreerd, zullen de welvaartswinsten die daardoor in
dat jaar worden geboekt, de kosten van reïntegratie vanwege de Wet REA overtreffen.
De omvang van deze verborgen kosten onderstreept nogmaals de noodzaak van effectieve maatregelen om de instroom in de
arbeidsongeschiktheidsregelingen te verminderen en de reïntegratie te bevorderen. In de publieke discussie wordt het belang van een
dergelijk actief beleid soms gerelativeerd door te wijzen op de sociale bescherming die arbeidsongeschikten genieten. Onze uitkomsten
wijzen erop dat een uitkering geven niet voldoende is. Los van het inkomensverlies, leidt arbeidsongeschiktheid tot aanzienlijke
welvaartsverliezen

1 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,Voortgangsnota arbeidsongeschiktheid, Den Haag, april 2000.
2 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Voortgangsnota arbeidsongeschiktheid, Den Haag, april 2000.
3 Deze data zijn verzameld in het kader van onderzoek dat werd uitgevoerd door de Vakgroep Economische Vakken van de
Rijksuniversiteit Leiden. De dataverzameling is gefinancierd door subsidies van NESTOR (het Nederlandse Stimuleringsprogramma voor
Ouderenonderzoek) en het Speerpuntenprogramma van de Rijksuniversiteit Leiden.
4 Een ordered probit is een regressiemethode voor geordende variabelen. Zie G.S. Maddala, Limited-dependent and qualitative
variables in econometrics, Cambridge University Press, Cambridge, 1983.
5 Voor een beschrijving van deze methode van het berekenen van kwaliteit van leven gewichten, zie D. Cutler, en E. Richardson,
Measuring the health of the U.S. population, Brookings Paper on Economic Activity, 1997,blz. 217-271; D. Cutler en E. Richardson, The
value of health: 1970-1990, American Economic Review, 1988, blz. 97-100; en W. Groot en H. Maassen van den Brink, Sympathy and the
value of health, Maastricht University/University of Amsterdam.
6 A. Laupacis, D. Feeny, A. Detsky en P. Tugwell, How attractive does a new technology have to be to warrant adoption and utilization?
Tentative guidelines for using clinical and economic evaluations’, Canadian Medical Association Journal, 1992, blz. 473-481.
7 W. Groot, Hebben we genoeg zorg?, Inaugurele rede UniversiteitMaastricht, Medisch Contact, 1998, blz. 1092-1095 en W. Groot, H.
Maassen van den Brink en E. Plug, Wat is het leven ons waard, ESB, 19 juni 1998, blz. 497-499.

Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs