Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:

.

240Jaargang 101 (4731) 31 maart 2016
ESB Statistiek
40
5
0
6
0
7
0
8
0
9
0
1
0 0
1
10 In percentage van het bbp
20 08 2009 2010 2011 2012 2013 2014 20153 6912 3 6912 3 6912 3 6912 3 6912 3 6912 3 6912 3 69
Ontw ik keld e la ndenO pko m en de m ark te nO pko m en de m ark te n e xclusief Chin a & Ho ng K ong
¹ Onder opkomende economieën vallen volgens de definitie van de Ba
nk for International Settlements 19
landen: Argentinië, Brazilië, China, Hongkong, Hongarije, India, I
ndonesië, Israël, Maleisië, Mexico, Polen,
Rusland, Saudi-Arabië, Singapore, Thailand, Tsjechië, Turkije, Zui
d-Afrika en Zuid-Korea
0
20
4
0
6
0
8
0
1
0 0
1
20 In miljard euro
20 13
kw4 20
14
kw1 20
14
kw2 20
14
kw3 20
14
kw4 20
15
kw1 20
15
kw2 20
15
kw3
C HD EESFRG BITN LSEO ve rig E U
D
e schuld van bedrijven in de opkomende economieën is sinds
de mondiale crisis en het daarop volgende ruime monetaire
beleid fors gestegen. In 2008 lag de bedrijfsschuld als aandeel
in het bbp er op 61 procent, in 2015 was dat 101 procent (figuur). Sinds
eind 2013 beweegt de schuldratio van de opkomende economieën zich
zelfs boven die van de ontwikkelde landen. De multilaterale instellingen,
vooral de BIS en het IMF, maken zich hierover in toenemende mate zor –
gen. Die zorgen zijn terecht, maar verdienen wel enige nuancering. Im –
mers, de belangrijkste reden voor de sterke stijging van de bedrijfsschuld
in de opkomende economieën is de ontwikkeling in China, de tweede
economie ter wereld en kampioen bedrijfslenen.
De Chinese bedrijfsschuld is geëxplodeerd sinds de mondiale crisis. De
schuldratio als percentage van het bbp is met 68 procentpunt bbp geste –
gen naar 166% bbp. Dit is het hoogste cijfer ter wereld, na Nieuw-Zee –
land en de offshore-centra Luxemburg , Hongkong en Ierland. De Chi-
nese bedrijfsschuld is vooral binnenslands gefinancierd in eigen munt (95
procent). Dit maakt Chinese bedrijven minder kwetsbaar voor een veran –
dering in het marktsentiment. Maar de snelle stijging en het niveau van de
schuld vergroten tegelijkertijd wel de kans dat de schuld een remmende
werking op de economische groei gaat hebben. En die kans neemt alleen
maar toe nu de Chinese centrale bank het kredietpedaal weer verder heeft
ingetrapt. Als we de data van de opkomende economieën voor de ontwik –
keling in China corrigeren, is het beeld van de schuldratio een stuk ge –
matigder. Die bedraagt 53 procent van het bbp in het derde kwartaal van
2015, een relatief bescheiden stijging van 12 procentpunt sinds het uit -breken van de crisis in 2008. ■
GREETJE FRANKENA EN JOHN LORIÉ (ATRADIUS)
China drijft bedrijfsschuld-ratio opkomende landen sterki n t e r n at i o n a a l
Groeiende uitgiftes CoCo’sm o n e ta i r e z a k e n
C
oCo’s (contingent convertible obligaties) zijn een recente
financiële innovatie die sinds de financiële crisis snel aan po –
pulariteit heeft gewonnen. CoCo’s zijn obligaties die voor –
waardelijk omzetbaar zijn naar aandelen of (geheel) kunnen worden
afgeschreven in een stressperiode. Ze zijn verliesabsorberend vanwege de
automatische triggers die kunnen leiden tot aandelenconversie of afboe –
king van de schuld van de uitgevend partij, doorgaans Europese banken.
Figuur 1 toont de groei van de CoCo’s uitgegeven door Europese banken
over de afgelopen jaren. Ultimo 2013 bedroeg de nominale waarde van
het uitstaand kapitaal van CoCo’s 31,9 miljard euro. In het derde kwar –
taal van 2015 was de nominale waarde gestegen tot 118,6 miljard euro;
een stijging van ruim 270 procent sinds eind 2013. Ultimo 2013 was zo’n
twee derde van de uitgegeven CoCo’s geplaatst door Britse en Zwitserse
banken (20,6 miljard). Terwijl hun uitgiftes toenamen, nam het aandeel
van Britse en Zwitserse banken af tot zo’n 50 procent (63,6 miljard) in
het derde kwartaal van 2015, hoofdzakelijk door toetreding van nieuwe
spelers. De grootste emittenten van CoCo’s zijn Barclays, Credit Suisse,
HSBC, Lloyds Banking Group en UBS. Naast Britse en Zwitserse ban –
ken hebben de laatste jaren met name Franse, Spaanse en Nederlandse
banken CoCo’s geplaatst. In totaal hebben 35 Europese banken CoCo’s
uitgegeven, waarvan drie Nederlandse banken. Dit betreft ABN Amro
(1 miljard), ING (2 miljard) en Rabobank (6,4 miljard).
De toenemende uitgiftes de afgelopen jaren worden mede verklaard
door nieuwe regelgeving over de buffers van banken. Onder de Europese
implementatie van Basel III, vastgelegd in de Kapitaal Vereisten Verorde -ning (CRR), mag het bancaire kapitaal gedeeltelijk bestaan uit CoCo’s.
Deze obligaties kwalificeren veelal als aanvullend Tier 1-kapitaal. Ook
de richtlijn aangaande bank-, herstel- en resolutiemaatregelen (BRRD)
vereist dat banken een bail-in-laag creëren, waartoe de meeste CoCo’s
ook gerekend kunnen worden. ■
MARTIJN BOERMANS (DNB)
Bedrijfsschuld
Bron: BIS, eigen berekeningen
Uitstaande nominale waarden van Europese
CoCo’s uitgegeven door banken
Bron: CSDB; DNB; eigen berekeningen met data van Barclays, Bloomberg, Da
tastream,
Dealogic, JP Morgan Chase, Moody’s en prospectusgegevens

241Jaargang 101 (4731) 31 maart 2016
Statistiek ESB
0,0 0
0
,0 5
0
,1 0
0
,1 5
0
,20
0
,25
0
,3 0
0
,3 5
0
,4 0
0
,4 5‘00 ‘01 ‘02 ‘03 ‘04 ‘05 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 ‘15*
W aard e v a n i m port in b bpW aard e v a n e xp ort in b bp
1,0
1
,6
2,2 2,8 3
,4
4
,0
0
4 8
1
2
1
6
20
In procentenW
erk n em er
v a ste
a rb eid sre la tie W
erk n em er
f le xib ele
a rb eid sre la tie Z
elf s ta ndig
o ndern em er
z o nder p ers o neel Z
elf s ta ndig
o ndern em er
m et p ers o neel
B urn-o utk la ch te n ( lin keras)W erk d ru k ( s ch aals co re 1-3; rechteras)A uto nom ie ( s ch aals co re 1-4; rechteras)
S
inds 2003 zijn zelfstandigen een steeds groter deel van de werk –
zame beroepsbevolking gaan uitmaken, vooral door het toegeno –
men aantal zzp’ers. Deze ontwikkeling roept niet alleen de vraag
op wat dit betekent voor de economie, maar ook voor de individuen die
als zzp’er gaan werken. Over de duurzame inzetbaarheid van werknemers
is al veel bekend uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden
(NEA). De Zelfstandigen Enquête Arbeid (ZEA) geeft nu ook een actu –
eel beeld van zelfstandig ondernemers. Op basis van beide onderzoeken van TNO en CBS is een vergelijking gemaakt van de duurzame inzet

baarheid van zelfstandig ondernemers en werknemers.
Burn-outklachten zijn een belangrijke risicofactor voor duurzame inzet –
baarheid. Dergelijke klachten uiten zich in emotionele uitputting door
het werk, zware vermoeidheid en frequente gevoelens van leegte. Zelf-
standig ondernemers zonder personeel hebben minder burn-outklach –
ten dan werknemers. Ruim 7 procent voelt zich opgebrand door het
werk. Onder werknemers is dat ruim twee keer zo veel. Ook als rekening
wordt gehouden met verschillen wat betreft leeftijd, geslacht, onderwijs-
niveau en bedrijfstak, hebben ondernemers zonder personeel minder
burn-outklachten dan werknemers.
Van de werknemers zijn het vooral degenen met een vaste arbeidsrelatie
die klachten hebben. Bij flexwerkers – die vaker in kleine deeltijdbanen
werken – komen deze minder voor. Zelfstandig ondernemers met per –
soneel nemen een middenpositie in tussen werknemers en ondernemers
zonder personeel: ruim 9 procent heeft burn-outklachten.
Burn-outklachten hangen onder meer samen met een hoge werkdruk en
weinig zelfstandigheid in het werk (autonomie). Ondernemers zonder
personeel ervaren een lagere werkdruk dan werknemers en hun autono –
mie is groter. Dit gaat gepaard met relatief weinig burn-outklachten. On –
dernemers met personeel hebben weliswaar een hogere werkdruk dan
werknemers, maar zij hebben ook meer autonomie. Het laatste reduceert
het risico op burn-outklachten. ■
HENK-JAN DIRVEN (CBS) EN WOUTER VAN
DER TORRE (TNO)
Waarom daalt de handel in China? i n t e r n at i o n a a l
a r b e i d s m a r k t
B
egin dit jaar berichtten de media dat niet alleen de Chinese eco –
nomische groei in 2015 tegenviel met 6,9 procent, maar ook dat
begin 2016 de Chinese importen en exporten naar beneden waren
gedoken. Deels is dit te wijten aan tegenvallende groeicijfers: als de Chinese
economie minder hard groeit, zal het ook minder importeren en exporteren.
Maar er is meer aan de hand met de Chinese handel. Ook het aandeel van import en export in het bbp loopt achteruit (figuur). Het bbp-aan

deel van import is zelfs terug op het niveau van 2005. De oorzaak achter
deze daling is de verschuivende oriëntatie in de Chinese economie van
import en export naar productie voor de binnenlandse markt.
In de figuur is te zien dat tot 2008 China steeds meer importeerde (met
name grondstoffen) en ook steeds meer exporteerde (met name goedkope
producten en halffabrikaten). De lage lonen in China maakten het mak –
kelijk om goedkoop te produceren en daarmee een concurrentiepositie in
te nemen op de wereldmarkt. De financiële crisis veroorzaakte een flinke
vraaguitval wereldwijd, waardoor de Chinese handel ook inzakte. Hoewel
deze zich vrij snel herstelde, is het bbp-aandeel van import en export vanaf
2010 minder hard gegroeid en neemt in de afgelopen paar jaar zelfs af.
Na de financiële crisis is de Chinese overheid een beleid gaan voeren dat
meer nadruk legt op het produceren van goederen en diensten voor de
binnenlandse markt en minder op het produceren voor de wereldmarkt.
Deze verschuiving van oriëntatie werd vergemakkelijkt doordat de lonen
en inkomens van Chinezen stegen en daardoor de binnenlandse koop –
kracht steeg.
Of de afzwakkende economische groei in China conjunctureel of struc-
tureel is moet nog blijken. Maar de verschuiving van minder op handel
gerichte industriële productie naar het produceren voor een groeiende
binnenlandse markt lijkt wel structureel te zijn. De wereld moet daarom
waarschijnlijk gaan wennen aan een wat kleinere rol van China in de
wereldhandel. ■
GERDIEN MEIJERINK (CPB)
Zelfstandigen minder burn-out dan werknemers
Aandeel van import en export in bbp van China
daalt
Bron: CBS; TNO (NEA 2014 en ZEA 2015)
Burn-outklachten, werkdruk en autonomie naar
positie in de werkkring, werkenden 15–74 jaar
Bronnen: WTM; Wereldbank; OESO

Auteurs

Categorieën