Ga direct naar de content

Discussie over: Klant advocaat wil geen uurtarief

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 8 2015

ESB Marktordening
586Jaargang 100 (4719) 8 oktober 2015
Reactie op: Klant advocaat
wil geen uurtarief
I
n ESB 4709 hebben Sander Onderstal,
Flóra Felsö en Jo Seldeslachts een analyse
gemaakt van de voorkeuren van advoca –
tenklanten voor verschillende tariefstruc-
turen. De kernvraag die de auteurs onderzoeken
is of het uurtarief het standaard-arrangement is
omdat enerzijds de klant dat wil of omdat ander –
zijds dit in het belang is van de advocaten. Ter be –
antwoording van de vraag worden de aanbeste –
dingen die XS2Justice in de periode november 2004 – december 2008
organiseerde, onderzocht. De auteurs concluderen dat het standaard-
uurtarief de minst geliefde tariefstructuur is, en dat de overheersing van
uurtarieven waarschijnlijk voortkomt uit de marktmacht van advocaten.
De auteurs suggereren dat de overheid de ontwikkeling van platforms zo –
als XS2Justice verder zou kunnen stimuleren om zo de advocaten scher –
per met elkaar te kunnen laten concurreren. Hierbij kunnen enkele kanttekeningen geplaatst worden. De eerste
kanttekening is ten aanzien van de vraagstelling , en betreft in hoeverre
advocaten in Nederland een uitzonderingpositie hebben. De tweede
kanttekening is dat de aanbestedingen georganiseerd door XS2Justice
niet als open aanbestedingen kunnen worden gekenmerkt. Een derde
kanttekening is de vraag in hoeverre de resultaten de conclusie onder –
bouwen dat klanten een uurtarief het minst waarderen. Naar mijn idee is
de meerwaarde van een platform als XS2Justice niet aangetoond, en zijn
er geen duidelijke indicaties voor een afkeer bij klanten van uurtarieven.
DE ORGANISATIE VAN AANBESTEDINGEN VAN XS2JUSTICE
Volgens het artikel verloopt een veiling als volgt: XS2Justice maakt een
korte samenvatting van een zaak en nodigt (meestal drie tot vijf ) lokale
kantoren met de benodigde expertise uit om een bod uit te brengen. Bie –
ders weten niet wie hun concurrenten zijn, noch hoeveel andere bieders
er zijn. Nadat alle biedingen zijn ontvangen, bespreekt XS2Justice de
biedingen met de klant, waarbij ook de ervaring en locatie van de advo –
caat worden onthuld. De beschrijving suggereert dat XS2Justice een min of meer open
platform is, ondanks het feit dat XS2Justice bepaalt welke advocaten er
worden uitgenodigd om een bod uit te brengen. Echter, op de website
van XS2Justice staat: “XS2Justice werkt samen met een aantal kleine en
grote advocatenkantoren. Aangesloten kantoren zijn preferred supplier
(PS) bij de zaken die worden aanbesteed.” Indien bij een aanbesteding
bekend is dat er altijd minimaal één van de PS’en wordt uitgenodigd,
kan dit echter het biedgedrag van andere aanbieders beïnvloeden. Deze
beïnvloeding kan zowel de bereidheid om een bieding te doen betreffen,
als de geoffreerde tariefstructuur of de hoogte van het tarief. Indien er
altijd een PS wordt uitgenodigd kunnen daarom biedingen over de on –
derzochte periode mogelijk afkomstig zijn van een vrij kleine groep van
bieders: de XS2Justice-website vermeldt op 13 mei 2015 een lijst met
veertien advocatenkantoren, mogelijk zijn dit de PS’en. Ten slotte moet
worden vastgesteld dat XS2Justice informatie heeft over het historische
individuele biedgedrag (bijvoorbeeld een voorkeur voor een bepaalde ta -riefstructuur en een relatief hoge of lage prijs), en
aldus, door het selectief uitnodigen van bieders,
de resultaten van de aanbestedingen (bijvoor

beeld de winkans van PS’en) kan beïnvloeden. Naar mijn idee kan de wijze van aanbeste –
den niet worden vergeleken met een openbare
aanbesteding , waarbij elke partij met de beno –
digde expertise een bod kan doen.
INTERPRETATIE VAN DE RESULTATEN
Van de 374 prijsopgaven bij 95 aanbestedingen wordt ruim de helft
(196) meegenomen in de analyse. De auteurs onderscheiden in de re –
sulterende dataset drie soorten biedingen: een ‘uurtarief ’ (91), een ‘vast
tarief ’’ (47) en een ‘gecombineerd tarief ’ (58). Een gecombineerd tarief
wordt gedefinieerd als een bieding waarbij er een vast tarief geldt tot een
bepaald uurplafond plus een uurtarief voor de uren boven het plafond. De vraag is in hoeverre een gecombineerd tarief zou moeten worden
onderscheiden van een uurtarief. De klant heeft immers nog steeds geen
zekerheid met betrekking tot de uiteindelijke kosten. De auteurs stellen
dat er vijftien aanbestedingen zijn geweest met biedingen uit alle drie
de typen tariefstructuren, maar dat klanten in slechts drie aanbestedin –
gen voor een uurtarief kozen (twintig procent) zodat de eerste indruk
is dat de uurtarieven het afleggen tegen andere tariefstructuren. Indien
we de categorieën ‘gecombineerd tarief ’ en ‘uurtarief ’ samen aanduiden
als ‘flexibel tarief ’ kan er worden geconcludeerd dat in de 24 aanbeste –
dingen waarin er aanbiedingen met zowel een vast tarief als een flexibel
tarief werden ingediend, de vaste biedingen bij elf biedingen werden ver –
kozen en de flexibele biedingen in dertien gevallen (54 procent). Indien
een gecombineerd tarief niet fundamenteel verschilt van een uurtarief,
dan kan de conclusie dat een vast tarief wordt verkozen boven een uur –
tarief niet worden gehandhaafd. Niettegenstaande mijn opvatting dat er
geen fundamenteel verschil is tussen een vast en een gecombineerd tarief,
is het dus opmerkelijk dat de analyse toont dat een gecombineerd tarief
in hoge mate wordt verkozen boven een uurtarief. Aansluitend kan er een opmerking worden geplaatst ten aanzien van
de klanttevredenheid. Volgens de auteurs waren klanten die op basis van
een uurtarief een advocaat betaalden niet significant meer tevreden dan
klanten die kozen voor een gecombineerd of vast tarief. Echter, de enige
klant die aangaf niet tevreden te zijn geweest, had een advocaat gekozen
met een vast tarief. Dit is ondanks het feit dat de dataset slechts acht klan –
ten met een vast tarief, maar zestien klanten met een flexibel tarief bevat. Ik concludeer hieruit dat de uitkomsten niet lijken te staven dat er
een duidelijke afkeer heerst van het uurtarief.
MEERWAARDE XS2JUSTICE
Volgens de auteurs illustreert de studie de waarde van een platform als
XS2Justice. Hierbij kunnen de volgende kanttekeningen worden ge –
maakt. Voor een conclusie met betrekking tot de waarde van een plat –
form lijkt het met name van belang of de klant tarieven effectiever dan
wel efficiënter kan vergelijken en daardoor lagere prijzen kan afdwingen.
ROB VAN DER LAAN
mededingingseconoom OmniCLES

Marktordening ESB
587Jaargang 100 (4719) 8 oktober 2015
Naschrift bij: Klant advocaat wil geen uurtarief
Van de 95 aanbestedingen in de onderzochte periode zijn er 44 bui-
ten de analyse gelaten. Dit betreft onder andere aanbestedingen waarbij
er slechts één offerte is uitgebracht. Indien een aanbesteding maar één
offerte oplevert, biedt deze dus geen effectieve methode voor de klant
om een dienstverlener te kiezen. Ook zijn een paar aanbestedingen niet
geanalyseerd omdat een klant geen enkel uitgebracht bod accepteerde.
Het lijkt plausibel dat er in ieder geval een aantal klanten bestaan voor
wie de aanbesteding niet tot het gewenste resultaat heeft geleid. Voor de
hele dataset is het gemiddeld aantal ontvangen biedingen minder dan
vier. Dit geldt zowel op grond van het totale aantal aanbestedingen, als
op grond van de onderzochte aanbestedingen. De vraag is dus of de XS –
2Justice-procedure efficiënter dan wel effectiever is dan het direct heb –
ben van een gesprek met gemiddeld minder dan vier advocaten. Het lijkt dus niet duidelijk te zijn of de klant een betere uitkomst
heeft verkregen door gebruik te maken van een XS2Justice-aanbesteding. CONCLUSIE
De vraagstelling van de auteurs veronderstelt een belangentegenstelling
tussen dienstverlener en klant, terwijl er misschien andere verklaringen
bestaan voor het gebruik van een uurtarief dan een machtspositie aan de
kant van advocaten. Om te kunnen bepalen hoe de machtsverhoudingen
tussen advocaten en klanten liggen, hebben de auteurs de aanbestedin –
gen van XS2Justice geanalyseerd. Gezien de sturende rol van XS2Justice
bij de aanbestedingen lijkt de dataset niet geschikt om de voorkeur van
klanten ten aanzien van de tariefstructuur te bepalen. Ook zijn er geen
aanwijzingen dat de onderzochte aanbestedingen voor de klanten heb –
ben geresulteerd in betere uikomsten ten opzichte van de traditionele
procedure om een advocaat te vinden. Ten slotte lijken de resultaten van
de analyse geen duidelijk afkeer van een uurtarief te tonen. Misschien
hebben klanten voorkeuren voor alternatieve tariefstructuren, maar dit
lijkt het onderzoek niet aan te tonen.
I
n zijn reactie op Onderstal et al. (2015)
maakt Van der Laan drie kanttekeningen.
Zijn eerste kritiek is dat de XS2Justice-
aanbestedingen niet kunnen worden ver –
geleken met openbare aanbestedingen omdat
XS2Justice met preferred suppliers werkt. De
analyse in Onderstal et al. (2015) heeft echter
betrekking op de periode 2004–2008, toen XS –
2Justice niet met preferred suppliers werkte. In
de dataset komen dan ook niet 14 maar 61 advo –
catenkantoren voor, waarvan 50 daadwerkelijk
een offerte uitbrengen in minstens één aanbeste –
dingsronde. De kenmerken van de kantoren die
meedoen aan de aanbestedingen zijn vergelijkbaar met een willekeurige
steekproef van advocatenkantoren. De data laten evenmin bewijs zien
voor de vermeende sturende rol van XS2Justice bij de keuze van de klant.
Zoals in het artikel wordt vermeld, tonen Felsö et al. (2015) aan dat het
aantal keren dat een advocaat meedoet, het aantal gewonnen eerdere
aanbestedingen, en het gegeven dat een advocaat voor de eerste keer
biedt, geen statistisch significant effect hebben op de winkans. In het tweede deel van zijn betoog zet Van der Laan vraagtekens
bij de interpretatie van onze resultaten. Hij stelt voor om uurtarieven
samen te voegen met gecombineerde biedingen, en concludeert dat ‘vast’
dan niet verkozen wordt boven de samengevoegde categorie ‘flexibele
tarieven’. De impliciete veronderstelling hierbij is dat zowel uurtarieven
als gecombineerde tarieven ‘flexibel’ zijn en dat de klant deze dan ook
als vergelijkbaar ervaart. Deze redenering gaat eraan voorbij dat klan –
ten gecombineerde tarieven klaarblijkelijk als een aparte categorie zien.
Dit is te herleiden uit de schattingsresultaten gepresenteerd in tabel 2 in Onderstal
et al. (2015). De odds om te win –
nen is ruim zeven en een half keer hoger bij een
gecombineerd tarief dan bij een uurtarief. De
hoofdboodschap van het artikel blijft daarmee
staan: de klant wil geen uurtarief. De laatste claim van Van der Laan is dat
het niet aangetoond is dat een platform als XS –
2Justice een meerwaarde heeft. De klant kan
mogelijk een vergelijkbare uitkomst verkrijgen
met het aanvragen van enkele offertes in de regu –
liere markt. Op basis van onze willekeurige steek –
proef van advocatenkantoren is de kans echter
groot dat de klant dan een keuze moet maken
uit uurtarieven. Ruim negentig procent van de kantoren biedt immers
standaard een uurtarief, terwijl slechts negen procent een ander tarief
bespreekbaar maakt. Overigens zijn wij het met Van der Laan eens dat het niet mogelijk
is om op basis van ons onderzoek de meerwaarde van een platform als
XS2Justice exact te becijferen. Dat doen wij ook niet. Het lijkt ons wel
indicatief dat zo’n platform aanbieders van juridische diensten prikkelt
andere tarieven aan te bieden dan het standaard-uurtarief zeker omdat
klanten het standaard-uurtarief nauwelijks blijken te kiezen als ze alter –
natieven hebben.
LITERATUUR
Felsö, F., S. Onderstal en J. Seldeslachts (2015) What clients want: choices between
lawyers offerings. DIW Berlin Discussion Papers , 1460.
Onderstal, S., F. Felsö en J. Seldeslachts (2015) Klant advocaat wil geen uurtarief.
ESB, 100(4701), 262–265.
SANDER ONDERSTAL Universitair hoofddocent
aan de Universiteit van Amsterdam
FLÓRA FELSÖ
Senior adviseur bij de Kansspelautoriteit
JO SELDESLACHTS
Universitair hoofddocent aan de Universiteit van Amsterdam

Auteurs