Ga direct naar de content

Boeken

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 6 2015

.

ESB Boeken
286Jaargang 100 (4709) 7 mei 2015
E
en essay voor de maand van de
filosofie hoort aan te zetten tot
denken. Dat lukt Rutger Breg –
man en Jesse Frederik met hun boek
Waarom vuilnismannen meer verdienen
dan bankiers. Helaas zaait het boek ook
verwarring met een inconsistent betoog
en misinterpretatie van de geschiedenis
van het economisch denken.
Het essay behandelt de vraag : welke
rijkdom is verdiend? Bregman en Fre –
derik verwerpen de gangbare visie op
herverdeling als een politieke correctie
op de inkomensverdeling die via de
markt tot stand komt. Dit startpunt
is volgens de auteurs onjuist, want de
markt is zelf een moreel concept.
De moraliteit van de markt is het eerste
twistpunt van de auteurs met de moder –
ne economie. Economen bekijken de
rechtvaardigheid van het loon door de
bril van de marginale productiviteitstheorie. De beterbetaalde
top-executives hebben een hogere toegevoegde waarde. Kritiek
op de topinkomens is dan een kwestie van naijver. Bregman en
Frederik betogen echter dat de top van het loongebouw hele –
maal niet productiever is dan de basis. Bankiers en andere ver –
tegenwoordigers van het grootkapitaal zijn vooral bedreven in
het verplaatsen van waarde. De auteurs vergelijken het financiële
bedrijfsmodel met piraterij. “Al die maatpakken, villa’s en luxe
jachten moeten immers ergens van betaald worden.”
Tegenover dit roversgilde staan de zorg verleners, brandweer –
mensen en anderen die echte rijkdom creëren. Rijkdom in maat –
schappelijke zin, omdat ze de wereld een stukje beter maken.
Maar ook in economische zin. Bregman en Frederik gebruiken
de anekdote van de staking van New Yorkse vuilnismannen in
1968. Het leven in de Big Apple kwam volledig tot stilstand
met grote economische schade tot gevolg. Lees: de opportuni-
teitskosten van de vuilnisdienst zijn enorm en daarmee dus ook
de toegevoegde waarde. Een zes maanden durende staking van
bankiers in Ierland in 1970 had geen enkele economische im –
pact. Vuilnismannen verdienen dus meer dan bankiers.
Op basis van dergelijke casuïstiek wordt de economische the –
orie bij het grof vuil gezet. Economen stellen waarde gelijk aan
prijs, zo luidt de klacht. Daarmee wordt geld de ultieme toets-
steen van goed of fout. De “heilige maatstaf van de vooruit –
gang” is groei van het bbp. Meer geld is altijd beter dan minder.
Volgens Bregman en Frederik zou Adam Smith als vader van
de moderne economie denken dat we gek zijn geworden. Hij
bedreef de economie als een vorm van moraalfilosofie en vond
het “de normaalste zaak van de wereld om het ene na het andere
waardeoordeel te vellen.” Bregman en Frederik doen Adam
Smith en de moderne economie een
groot onrecht aan. Zijn faam als grond

legger van de economie berust deels op
zijn scherpe onderscheid tussen waarde
en prijs in zijn analyse van de water-di-
amant paradox. Maar zijn onderscheid
tussen productieve en onproductieve
arbeid dan? Volgens Bregman en Fre –
derik een moreel onderscheid. Adam
Smith gebruikte het begrip productie –
ve arbeid echter juist om aan te geven
waar het potentieel voor economische
groei zit. Het is een economisch begrip
met een pragmatische betekenis die
volledig tegengesteld is aan de morele
interpretatie die Bregman en Frederik
eraan geven. Deze morele interpretatie
is bovendien gebaseerd op een foutieve
prijstheorie – de arbeidswaardeleer –
een bananenschil waarover Karl Marx
later uit zou glijden, juist omdat hij het verschil tussen waarde
en prijs niet kon verklaren. Lang leve het marginalisme, want
daarmee was het onderscheid tussen waarde en prijs voor eens
en altijd duidelijk. De beschuldiging dat de economie waarde
en prijs op een hoop gooit, berust op onbegrip van de geschie –
denis van het economisch denken.
Er zitten meer historische missers in het boek. Zo verwijten de
auteurs Mark Rutte een “leeg liberalisme” te bedrijven waarin
zijn liberale voorgangers zoals Willem Treub (1858-1931) zich
niet zouden herkennen. Treub bracht in Amsterdam de private
nutsbedrijven onder de hoede van de gemeente en introdu –
ceerde later het erfrecht. Hij geldt ook als de eerste hoogleraar
economie met wortels in de Duitse historische school en zijn
kathedersocialisme. De vergelijking Rutte-Treub lijkt verdacht
veel op het gebruik van een stroman als retorische truc.
Uiteindelijk is volgens Bregman en Frederik elk inkomen on –
verdiend. Het is onmogelijk de productiviteit zodanig te isole –
ren dat een individuele inspanning gekoppeld kan worden aan
verdiensten. De sociale structuur blijkt bovendien genetisch
zo sterk geworteld dat een dubbeltje nog steeds geen kwartje
wordt, al het sociaal beleid ten spijt. Uiteindelijk gaan de finan –
ciële piraten, die kennelijk erfelijk belast zijn, met de buit aan de
haal. Het recht op eigendom kent in dit sombere wereldbeeld
geen enkel fundament.
Waarom dan toch een pleidooi voor politieke actie, voor een
revolutie zelfs? Omdat het moet. “Als we de controle willen
herwinnen over het kapitalisme, dan moeten we alles inzetten
op de democratie.” Uiteindelijk moet de vuilnisman zelf de bar –
ricaden op. Dit essay over ongelijkheid laat zich nog het best
samenvatten als anti-kapitalistische retoriek.
Boeken
Titel Waarom vuilnismannen meer
verdienen dan bankiers
Auteurs Bregman, R.C. en J. Frederik Uitgever Lemniscaat
BERT TIEBEN
Onderzoeker bij SEO Economisch Onderzoek en docent aan het Amsterdam University College

Auteur

Categorieën