Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 25 2015

.

ESB Statistiek

Structureel begrotingssaldo volatiele graadmeter

H

et structureel begrotingssaldo, waarin het nominale begrotingssaldo is geschoond voor conjuncturele effecten, is een
belangrijke graadmeter bij de beoordeling van landen in
het Stabiliteits- en Groeipact. De graadmeter wordt gebruikt om de
mate van begrotingsconsolidatie te bepalen. Een bekend nadeel van het
structureel saldo is de volatiliteit in de schattingen, zoals onlangs voor
Nederland is aangetoond door het CPB. Deze schattingen worden
veelvuldig bijgesteld, ook achteraf. Een goede indicator voor de volatiliteit is het verschil tussen verschillende ramingen voor een bepaald jaar
t. De figuur neemt de najaarsraming van de Europese Commissie van
t+1 en t+2 voor de schatting van het structureel saldo in een bepaald
jaar t in ogenschouw. Door twee ex post cijfers te vergelijken geeft de
figuur een inzicht in de volatiliteit die niet wordt beïnvloed door eventuele beleidsmaatregelen in het lopende jaar. Zo werd voor Nederland
in 2013 nog uitgegaan van een structureel tekort van 2,7 procent bbp
over 2012, in 2014 bleek deze inschatting te zijn verbeterd tot een tekort
van 2,2 procent bbp, een bijstelling van 0,5 procentpunt. De verklaring
voor de toch forse bijstellingen ligt onder andere in de potentiële groei,
die wordt bijgesteld op basis van de laatste realisatiecijfers en zodoende
zelfs ex post behoorlijk fluctueert. De potentiële groei werkt vervolgens
door in het structureel saldo via het potentieel bbp en de outputgap. De
outputgap is een maatstaf voor de conjuncturele afwijking van de potentiële groei-ontwikkeling. De figuur laat zien dat de grootste bijstelling
van het structureel saldo zich in 2007 voordoet en dat de volatiliteit in
latere jaren gestaag lijkt af te nemen. De bijstellingen lijken ook groter

internationaal

te zijn voor kleine landen dan voor grote landen. De bijstellingen voor
Nederland zijn relatief hoog. De gemiddelde ex post bijstelling over
alle lidstaten over de periode 2006–2012 is 0,5 procentpunt. Dit is niet
onaanzienlijk, gegeven het feit dat de vanuit het Stabiliteits- en Groeipact vereiste begrotingsconsolidatie voor lidstaten die hun doelstelling
nog niet bereikt hebben, doorgaans tussen de 0,5 en 1 procent bbp ligt.
■ Jip italianer (ministerie van financiën)

Bijstelling structureel saldo tussen t+1 en t+2
1,4

In procenten bbp

1,2
1,0
0,8
0,6
0,4
0,2
0

2006

2007

2008

Dui, Fra, Ita, VK en Spa

2009

2010

2011

Overige landen EU-27

D

112

Nederland

Bron: Europese Commissie

Benzineprijs in eurolanden vergeleken
e prijs van een liter loodvrije benzine is als gevolg van de prijsdaling van ruwe olie in bijna alle eurolanden fors gedaald. Gemiddeld is de benzine aan de pomp ten opzichte van een jaar
eerder ongeveer 17 procent goedkoper geworden. In dezelfde periode
nam de olieprijs ruim 50 procent af. Het meest zijn de benzineprijzen
gedaald in de Baltische staten en het minst in Slovenië en Slowakije
(figuur). In Nederland is de daling minder dan gemiddeld. In Malta is
de prijs gelijk gebleven omdat de overheid deze vaststelt. Dat de benzineprijs niet overal evenveel is gedaald, heeft te maken met de opbouw
ervan. Het basisdeel, de kale productprijs, is de prijs waartegen oliemaatschappijen leveren aan benzinestations, opgehoogd met een winstmarge
voor diezelfde pomphouders. Deze basis is gemiddeld in de meeste eurolanden 44 cent per liter. Ten opzichte van een jaar eerder is deze basisprijs
circa 30 procent lager en volgt daarmee gedeeltelijk de olieprijsmutatie.
Het tweede prijsdeel is de accijns. Dit is een vast bedrag dat door de overheid wordt vastgesteld. In Italië, bijvoorbeeld, is sinds 2008 de accijns
met 33 procent verhoogd. Doorgaans is er sprake van een inflatiecorrectie. Naast accijns heffen Nederland en enkele andere landen een klein
extra bedrag, de zogenaamde voorraadheffing. In 2015 bedraagt deze
heffing in Nederland 0,008 euro per liter. De opbrengsten uit deze heffing worden gebruikt om een strategische olievoorraad aan te houden.
Accijnzen zijn voor alle overheden in de eurolanden een stabiele bron
van inkomsten. Het derde deel ten slotte is de verbruiksbelasting. Dit
btw-tarief is in de eurolanden de laatste jaren meer en meer gelijkgetrok-

2012

monetair

ken. Gemiddeld bedraagt het tarief 21 procent. Uitschieters zijn Luxemburg met 17 procent en Finland met 24 procent. Griekenland heeft in
korte tijd de btw van 18 naar 23 procent gebracht. Per saldo leggen de
accijns en btw een effectieve bodem in de benzineprijs. Samen zijn deze
componenten in het eurogebied op dit moment goed voor gemiddeld 60
procent van de pompprijs. Door deze elementen zal de benzineprijsmutatie nooit gelijk zijn aan de olieprijsmutatie. â–  martin admiraal (DNB)

Accijns en btw-bodem in benzineprijs,
januari 2015
2,0

In euro per liter

1,8
1,6
1,4
1,2
1,0
0,8
0,6
0,4
0,2
0

Ned Ita Mal Gri Fin Por Ier Dui Slk Slv Fra Bel Cyp Spa Oos Lux Lit Let Est

Btw

Kale productprijs

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Accijns

Prijs één jaar eerder
Bron: Europese Commissie

Jaargang 100 (4704) 26 februari 2015

Statistiek ESB

Leren door te doen

onderwijs

U

it de peiling in 2013 van de ROA Levenslang Leren Enquête
blijkt dat 53 procent van de werkenden in de afgelopen twee
jaar een cursus of training heeft gevolgd. Gemiddeld genomen
zijn zij per cursus 21 uur bezig. Naast het volgen van cursussen is leren
door te doen, oftewel informeel leren tijdens het werk, belangrijk voor
het verder ontwikkelen van iemands kennis en vaardigheden. In 2013
geven werkenden aan 35 procent van hun werktijd te besteden aan werkzaamheden waarvan zij leren. Dat is aanzienlijk meer dan in de jaren
daarvoor. Van de totale tijd die werkenden aan leeractiviteiten besteden,
heeft veruit het grootste deel (96 procent) betrekking op het informeel
leren tijdens het werk. Slechts 4 procent heeft betrekking op het volgen

Mate waarin men leert
Alledaagse routine-werkzaamheden
Vergaderen en overleg
Schrijven van documenten
Berekeningen maken
Samenwerken met minder ervaren collega’s
Documenten lezen
Samenwerken met meer ervaren collega’s
Uitdagende werkzaamheden
Nieuwe werkzaamheden
Erg weinig

& wetenschap

van cursussen en trainingen. Dit roept de vraag op van welke taken men
het meeste leert. Het werk van werkenden bestaat uit het uitvoeren van
verschillende soorten activiteiten, zoals het uitvoeren van alledaagse routinewerkzaamheden of vergaderen, maar ook het uitvoeren van taken die
nieuw zijn of een uitdaging vormen. De figuur laat voor een negental
taken de mate zien waarin men daarvan leert. Werkenden leren het meest
van nieuwe en uitdagende werkzaamheden, en het minst van alledaagse
routinewerkzaamheden. Er wordt ook relatief minder geleerd van vergaderen en overleggen, het schrijven van documenten, berekeningen maken en het samenwerken met minder ervaren collega’s. Vrouwen leren
meer dan mannen van vergaderen en de samenwerking met meer of minder ervaren collega’s. Hoogopgeleiden leren minder van routinewerkzaamheden dan laagopgeleiden, maar weer meer van werkzaamheden
waarvoor zij voor een uitdaging staan, werkzaamheden die ze niet eerder
hebben gedaan, samenwerken met meer ervaren collega’s, documenten
lezen of berekeningen maken. Tussen de verschillende leeftijdsgroepen
blijken er weinig verschillen te zijn. Vooral de jongste werkenden leren
veel van de samenwerking met meer ervaren collega’s, terwijl 45-plussers
relatief minder leren van werkzaamheden die ze niet eerder hebben gedaan. â–  Didier Fouarge (ROA)

Erg veel
Bron: ROA

Buitenlandse werknemers in Nederland

H

et aantal buitenlandse werknemers in Nederland is sinds
2001 behoorlijk toegenomen. Hun aandeel is gestegen van
4,9 procent in 2001 naar 7,5 procent in 2012. De figuur
laat zien dat deze stijging vooral komt uit de Midden- en Oost-Euro-

Grensoverschrijdende arbeid
0,8

Aantal personen in miljoenen

Aantal personen in miljoenen

7,9

0,7

7,8

0,6

7,7

0,5

7,6

0,4

7,5

0,3

7,4

0,2

7,3

0,1

7,2

0

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012

MOE (niet in Ned. wonend)
EER
Overig Europa
Afrika
NL (rechteras)

7,1

economie

& samenleving

pese landen (MOE-landen), en met name in de periode vanaf 2007. In
2001 waren er slechts 31.000 werknemers uit die landen in Nederland
werkzaam, in 2012 waren dat er 257.000. Het overgrote deel van deze
groep komt uit Polen. Zo’n 93.000 daarvan woonden ook in Nederland, de overige 164.000 MOE-landers werkten hier op tijdelijke basis
en woonden hier officieel niet. Vanuit andere delen van de wereld bleef
de toename beperkt. Uit Zuid-Europa waren er in 2012 slechts 50.000
werknemers. Het aantal werknemers uit de overige landen van de
Europese Economische Ruimte (EER) is de laatste jaren juist enigszins
gedaald, van 184.000 in 2008 naar 160.000 in 2012. De stijging van
het aantal buitenlandse werknemers houdt gelijke tred met de stijging
van het aantal Nederlanders. Met name in de economisch gunstige jaren 2006–2008 steeg ook de werkgelegenheid voor Nederlanders. In
het crisisjaar 2009 daalde zowel het aantal Nederlandse als het aantal
buitenlandse werknemers, en ook in 2012 was dat het geval. Waar de
Nederlandse werknemers vooral meer emplooi vinden in de zorg, de
zakelijke dienstverlening en het onderwijs, vinden de MOE-landers
vooral hun weg naar de uitzendbranche, de landbouw en de bouw.
Opvallend is de daling van werknemers uit West-Europa (EER) in 2009
en 2010: hun aantal blijft ook na de crisis structureel lager dan daarvoor.
â–  ernest berkhout (SEO Economisch onderzoek)

Z-Europa
MOE (in Ned. wonend)
Amerika/Oceanië
Azië
Bron: eigen berekeningen op basis van gegevens CBS

Jaargang 100 (4704) 26 februari 2015

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

113

Auteurs