Ga direct naar de content

Stabiliteit financiële instellingen belangrijk voor vertrouwen

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 20 2014

Nederlanders die een faillissement of een nationalisatie van hun bank meemaakten, hebben minder vertrouwen in andere mensen.

ESB Financiële markten

Financiële markten

Stabiliteit financiële
instellingen belangrijk
voor vertrouwen
Stabiliteit van financiële instellingen is belangrijk voor het vertrouwen van het Nederlandse publiek. Dit geldt niet alleen voor
het vertrouwen in de financiële sector, maar ook voor dat in andere mensen. De daling van het vertrouwen in de financiële sector
en in anderen is relatief sterk bij klanten van financiële instellingen
die in de problemen kwamen.

wen in Amerikaanse banken. Stevenson en Wolfers (2011)
wijzen op stijgende werkloosheid als een mogelijke verklaring
voor een afname van het vertrouwen in banken. Carbó-Valverde et al. (2013) laten zien dat het vertrouwen in Spaanse
banken afhangt van percepties van de prestaties van banken.
In recent onderzoek wordt voor het eerst het verband tussen
persoonlijke ervaringen met een crisis – het failliet gaan of gered worden van de eigen bank – en het vertrouwen in banken
geanalyseerd (Van der Cruijsen et al., 2013).
Vertrouwen en economische groei

Carin
van der
Cruijsen
Beleidsmedewerker
en onderzoeker bij
De Nederlandsche
Bank (DNB)
Jakob de Haan
Hoofd onderzoek bij
DNB en hoogleraar
aan de Rijksuniversiteit Groningen
David-Jan
Jansen
Onderzoeker bij
DNB

106

N

a het uitbreken van de financiële crisis is
het vertrouwen in de financiële sector
sterk gedaald. In 2012 had slechts 21
procent van de Amerikanen vertrouwen
in het financiële systeem (Sapienza en
Zingales, 2012). In Europa is het niet veel beter gesteld. Een
recente meting toont dat minder dan dertig procent van de
Europeanen vertrouwen heeft in banken en financiële instellingen (Crabtree, 2013).
Voor beleidsmakers is het belangrijk te begrijpen welke
factoren van invloed zijn op het vertrouwen in de financiële
sector. Een plotselinge, scherpe daling van dit vertrouwen
vergroot de kans op bank runs en vormt daardoor een bedreiging voor financiële stabiliteit. Daarnaast kan een gebrek aan
vertrouwen de financiële intermediatie bemoeilijken en van
invloed zijn op spaarbeslissingen.
Er is maar weinig onderzoek gedaan naar de determinanten voor vertrouwen in financiële instellingen. Knell en Stix
(2009) tonen dat subjectieve variabelen, zoals de inschatting
van iemands huidige en toekomstige financiële situatie, belangrijke determinanten zijn voor het vertrouwen in banken
in Oostenrijk. Guiso (2010) laat zien dat fraude, zoals de Madoff-zaak, een verklaring is voor de afname van het vertrou-

Persoonlijke negatieve ervaringen met een crisis hebben mogelijk ook een effect op het vertrouwen in andere mensen.
Na het uitbreken van de financiële crisis was het vertrouwen
in andere mensen lager (Van der Cruijsen et al., 2013). Vertrouwen in mensen met wie geen directe relatie bestaat is een
veelgebruikte maatstaf van generalized trust. Deze vertrouwensvorm is cruciaal voor een goede werking van markteconomieën (Arrow, 1972; Alesina en La Ferrara, 2002).
Diverse studies vinden een positieve relatie tussen het
vertrouwen in anderen en economische prestaties van landen,
zoals economische groei (Dincer en Uslaner, 2010). Daarnaast wordt deze algemene vertrouwensmaatstaf ook veelvuldig gerelateerd aan andere variabelen, zoals de kwaliteit van
de overheid en corruptie (Bjørnskov en Méon, 2013).
Sinds 2010 ligt de economische groei in Nederland onder
die van het eurogebied. Het niveau van het bruto binnenlands
product in Nederland is momenteel nog steeds lager dan voor
de crisis. Een belangrijke verklaring is de stagnerende particuliere consumptie. Neisingh en Stokman (2013) leggen een
verband tussen vertrouwen in de financiële sector en consumentenvertrouwen in Nederland. Het onderzoek van Dincer
en Uslaner (2010) impliceert dat ook een afnemend algemeen
vertrouwen niet bevorderlijk is voor economische groei.
Over de determinanten voor het algemene vertrouwensniveau valt nog veel te leren. Bjørnskov (2007) heeft een
lange lijst met potentiële determinanten voor verschillen in

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4679) 21 februari 2014

Financiële markten ESB

vertrouwensniveaus tussen landen onderzocht. Hij concludeert dat inkomensongelijkheid een belangrijke determinant
is. Vertrouwen in anderen is relatief laag bij een relatief hoge
graad van inkomensongelijkheid. Gustavsson en Jordahl
(2008) bevestigen dit met Zweedse data en vinden daarnaast
dat het vertrouwen relatief laag is in gebieden waar veel mensen wonen die in het buitenland zijn geboren. Dit is in lijn
met Alesina en La Ferrara (2002), die daarnaast vinden dat
traumatische ervaringen, zoals ziekte, scheiding of financiële
pech, gepaard gaan met lagere vertrouwensniveaus. Hoewel
er verschillende studies zijn die de determinanten voor algemeen vertrouwen hebben onderzocht, is er nog niet eerder
gekeken of er een verband bestaat met directe persoonlijke
ervaringen met een crisis.

Vertrouwen voor en tijdens de financiële crisis
1a. Vertrouwen in anderen

0,80
0,75
0,70
0,65
0,60
0,55
0,50

Jaarlijkse vertrouwensmeting

De Nederlandse financiële sector maakt sinds 2008 een
tumultueuze periode door. De effecten van persoonlijke
ervaringen met een crisis op het vertrouwen van het Nederlandse publiek worden geanalyseerd door verschillende vertrouwensmaatstaven te relateren aan de ervaring dat de eigen
bank gered werd of failliet ging.
Voor het construeren van de vertrouwensmaatstaven
worden de uitkomsten van jaarlijkse vertrouwensenquêtes
onder het CentERpanel gedurende 2006–2013 gebruikt. De
leden van dit panel vormen een representatieve steekproef
van de Nederlandse bevolking. Gemiddeld zijn er ruim tweeduizend respondenten per jaar. Achtergrondinformatie over
de respondenten is beschikbaar uit het DNB Household Survey; een jaarlijkse enquête die door CentERdata wordt voorgelegd aan het CentERpanel.
In 2010 en 2013 zijn extra vragen gesteld om persoonlijke ervaringen met een crisis te meten. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen twee typen crisiservaringen. Allereerst
kunnen respondenten als klant hebben meegemaakt dat hun
bank failliet ging (Icesave in oktober 2008 en DSB in oktober
2009). Daarnaast kunnen respondenten hebben meegemaakt
dat hun bank werd gered met overheidssteun. Het gaat hier
om de kapitaalsteun aan ING en SNS Reaal en de nationalisatie van het Nederlandse deel van Fortis/ABN Amro in
2008 en meer recent om de nationalisatie van SNS Reaal op
1 februari 2013.

2006

2007

2008

2009

2010

Jaargang 99 (4679) 21 februari 2014

2011

2012

2013

2012

2013

2012

2013

1b. Nadenken over faillissement bank

2,8
2,6
2,4
2,2
2,0
1,8
1,6

2006

2007

2008

2009

2010

2011

1c. Vertrouwen in liquiditeit bank
0,45
0,40
0,35
0,30
0,25
0,20
0,15

2006

2007

2008

Gemiddelde

2009

2010

2011

95-procentsbetrouwbaarheidsinterval

Bron: DNB enquêtes met CentERpanel

Ontwikkeling vertrouwen

Figuur 1 toont de ontwikkeling van het gemiddelde vertrouwen voor elk jaar tussen 2006 en 2013. De vertrouwensmaatstaven die worden bestudeerd zijn het vertrouwen in anderen
(figuur 1a), hoe vaak men heeft nagedacht over de mogelijkheid dat banken failliet gaan (figuur 1b), en de mening over
de liquiditeit van de eigen bank in verhouding tot de liquiditeit van banken in het algemeen (figuur 1c).
Figuur 1a vat het vertrouwen in andere mensen samen en
toont het aandeel panelleden dat aangeeft dat over het algemeen de meeste mensen wel te vertrouwen zijn. Dit aandeel
is gedaald van 70 procent in 2009 tot 61 procent in 2011. In
2013 was het vertrouwen in anderen hersteld tot 69 procent,
het niveau van voor de crisis.
Figuur 1b laat zien hoe vaak respondenten er het voorafgaande jaar gemiddeld genomen aan hebben gedacht dat
banken in Nederland failliet kunnen gaan. Hierbij staat 1 voor

Figuur 1

geen enkele keer en 4 voor heel vaak. Deze variabele is niet gemeten in 2007. Nederlanders zijn gemiddeld genomen steeds
vaker gaan nadenken over de mogelijkheid van faillissementen. De stijging was het sterkste na het eerste crisisjaar toen
verschillende banken in Nederland omvielen of gered werden.
Figuur 1c toont het vertrouwen in de liquiditeit van de
eigen bank ten opzichte van banken in het algemeen. Bij een
positieve waarde is het vertrouwen in de eigen bank sterker
dan het vertrouwen in banken in het algemeen. Voor de hele
periode geldt dat respondenten gemiddeld genomen meer
vertrouwen hebben in de liquiditeit van hun eigen bank dan

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

107

ESB Financiële markten

Persoonlijke ervaringen met een crisis en
vertrouwen, 2006–2012

tabel 1

Persoonlijke ervaringen met een crisis

(1)

(2)

(3)

Vertrouwen
in anderen

Mogelijkheid dat
banken failliet gaan

Liquiditeit
eigen bank

Crisiservaringen
Kapitaalsteun/
nationalisatie

–0,01

0,01

–0,13***

Faillissement

–0,10***

0,10**

–0,05

Observaties

9968

8589

9727

Respondenten

2066

2053

2055

**/*** Significant op respectievelijk vijf- en eenprocentsniveau

van de eigen bank sterker gedaald dan het vertrouwen in de
liquiditeit van banken in het algemeen.

Bron: Van der Cruijsen et al., 2013

in de liquiditeit van banken in het algemeen. Er is wel een
significante beweging over de tijd. Bij aanvang van de crisis
nam het relatieve vertrouwen in de eigen bank toe doordat
het vertrouwen in de liquiditeit van banken in het algemeen
sterker daalde dan het vertrouwen in de liquiditeit van de eigen bank. Na 2011 is echter het vertrouwen in de liquiditeit

Literatuur
Alesina, A. en E. La Ferrara (2002) Who trusts others? Journal of Public Economics, 85(2),
207–234.
Arrow, K. (1972) Gifts and exchanges. Philosophy and Public Affairs, 1(4), 343–362.
Bjørnskov, C. (2007) Determinants of generalized trust: a cross-country comparison. Public
Choice, 130(1), 1–21.
Bjørnskov, C. en P.-G. Méon (2013) Is trust the missing root of institutions, education, and
development? Public Choice, te verschijnen.
Carbó-Valverde, S., E. Maqui-López en F. Rodríguez-Fernández (2013) Trust in banks: evidence

Om het directe effect van persoonlijke ervaringen met een crisis op vertrouwen te analyseren, zijn diverse regressiemodellen
geschat (tabel 1). De tabel toont de gemiddelde marginale effecten van random effects probit-regressies. De afhankelijke
variabelen zijn dummyvariabelen die aangeven in hoeverre
respondenten vertrouwen hebben in anderen (kolom 1), rekening houden met het faillissement van banken (kolom 2),
en denken dat hun bank een betere liquiditeitspositie heeft
dan andere banken (kolom 3). Naast diverse controlevaria­
belen (zoals leeftijd, geslacht, inkomen, huiseigenaar) zijn
jaardummyvariabelen opgenomen.
Uit de regressies blijkt onder meer dat persoonlijke ervaringen met een crisis in 2008 en 2009 een negatief effect hebben gehad op het vertrouwen van het Nederlandse publiek.
Mensen die in het voorafgaande jaar hebben meegemaakt dat
hun bank gered werd door de overheid zijn minder positief
over de relatieve liquiditeitspositie van hun eigen bank dan
respondenten zonder deze ervaring. De kans dat zij denken
dat de liquiditeitspositie van hun bank beter is dan die van
andere banken is dertien procentpunt lager. Er is geen significant effect van een bailout-ervaring op het vertrouwen
in anderen. Bij een sterkere crisiservaring is dit effect er wel:
mensen die in het voorafgaande jaar hebben meegemaakt dat
hun bank failliet ging, zijn minder geneigd andere mensen te
vertrouwen dan respondenten zonder deze ervaring. De kans
dat zij andere mensen vertrouwen is tien procentpunt lager.
Daarnaast is de kans tien procentpunt groter dat zij nadenken
over de mogelijkheid dat banken failliet kunnen gaan.
Ook de recente crisiservaring, de nationalisatie van SNS
Reaal, heeft een significant effect gehad op het vertrouwen
in banken (Van der Cruijsen et al., 2013). Respondenten die
klant waren van ASN Bank, SNS Bank of RegioBank ten tijde van de nationalisatie zijn minder positief over de relatieve
liquiditeitspositie van hun bank dan respondenten die deze
crisiservaring bespaard is gebleven. Deze bailout-ervaring
heeft echter geen significant effect gehad op de algemene vertrouwensmaatstaf.

from the Spanish financial crisis. Werkdocument op papers.ssrn.com.
Crabtree, S. (2013) European countries lead world in distrust of banks. Artikel op www.gallup.

Conclusie

com, 20 mei.

Stabiliteit van financiële instellingen is niet alleen belangrijk
voor het vertrouwen van het Nederlandse publiek in de financiële sector, maar ook voor het vertrouwen in andere mensen.
Nederlanders die geen faillissement van hun bank hebben
meegemaakt, zijn meer geneigd anderen te vertrouwen dan
mensen met deze ervaring. De academische literatuur suggereert dat een hoger algemeen vertrouwensniveau een positieve invloed heeft op de economische groei. Dit vormt een
extra argument waarom het goed is dat er wordt gewerkt aan
versterking van de financiële sector, zoals momenteel onder
meer gebeurt door de asset quality review in het kader van de
Europese bankenunie.

Cruijsen, C.A.B. van der, J. de Haan en D. Jansen (2013) Trust and Financial Crisis Experiences. De Nederlandsche Bank Working Paper, 389.
Dincer, O.C. en E.M. Uslaner (2010) Trust and growth. Public Choice, 142(1-2), 59–67.
Guiso, L. (2010) A trust-driven financial crisis. Implications for the future of financial markets. Einaudi Institute for Economic and Finance Working Paper, 1006.
Gustavsson, M. en H. Jordahl (2008) Inequality and trust in Sweden: some inequalities are
more harmful than others. Journal of Public Economics, 92(1-2), 348–365.
Knell, M. en H. Stix (2009) Trust in banks? Evidence from normal times and from times of
crisis. Oesterreichische Nationalbank Working Paper, 158.
Neisingh, P. en A. Stokman (2013) What drives consumer confidence in times of financial
crises? Evidence for the Netherlands. De Nederlandsche Bank Working Paper, 394.
Sapienza, P. en L. Zingales (2012) The results: wave 15. Artikel op www.financialtrustindex.
org, 24 juli.
Stevenson, B. en J. Wolfers (2011) Trust in public institutions over the business cycle. American Economic Review, 101(3), 281–287.

108

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4679) 21 februari 2014

Auteurs