Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: mei 14 2013

.

304 Jaargang 98 (4660) 17 mei 2013

ESB Statistiek

Oos

Aus

Bel

Zwi Can

Dui

Den

Gri

Spa

Fin

Fra

Ier

Ita

Ned

NZ

Por

VS

R2 = 0,69961

-4

-2

0

2

4

6

8

10

12

14

16

18

-22 -20 -18 -16 -14 -12 -10 -8 -6 -4 -2

Verandering in output gap in procentpunten

Verandering in werkloosheidspercentage

in procentpunten

Jap

VK

Zwe

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

In procenten

Vrouwen Vrouwen Mannen Mannen

2007 2012 2007 2012

Zeer kundig Kundig Enigszins kundig Niet kundig

Hoge werkloosheid blijft een voornaam probleem van de eurozone.

Terwijl de gemiddelde werkloosheid in februari 2013

uitkwam op 12 procent van de beroepsbevolking, zijn er uitschieters

van boven de 26 procent in Spanje en Griekenland. De snelle

werkloosheidsstijging is het gevolg van de lange en diepe recessies in veel

lidstaten. De figuur laat zien dat landen met een forse toename van hun

outputgap – het verschil tussen het feitelijke bruto binnenlands product

(bbp) en het potentiële bbp –, zoals Griekenland en Ierland, ook te maken

hebben met een grote stijging van hun werkloosheidspercentage.

Maar de relatie tussen de verandering van het bbp en de mutatie in de

werkloosheid – bekend als de Wet van Okun – kan per land sterk verschillen.

Zo blijkt uit de figuur dat Spanje sinds de financiële crisis geldt

als een uitzondering in internationaal perspectief. De Spaanse werkloosheid

liep veel harder op dan de toename van de outputgap zou doen vermoeden.

Het relatief procyclische arbeidsmarkt kan verklaard worden

door de Spaanse arbeidsmarktinstituties. Het IMF ziet het forse aandeel

tijdelijke contracten als de belangrijkste verklaring voor de hoge procycliciteit

in de afgelopen decennia. Immers, werknemers met een tijdelijk

contract kunnen relatief gemakkelijk worden ontslagen, terwijl de hoge

ontslagbescherming voor werknemers met een contract voor onbepaalde

tijd ertoe leidt dat de loongroei, ondanks een stijging van de werkloosheid,

hoog blijft en daarmee het banenverlies accentueert. Halverwege

de jaren tachtig zorgden Spaanse arbeidsmarkthervormingen voor een

sterke stijging van het aandeel tijdelijke contracten, tot ruim een derde

van de totale werkgelegenheid bij aanvang van de financiële crisis. Ook

Portugal, dat volgens de figuur net als Spanje een relatief procyclische

arbeidsmarkt heeft, kende bij aanvang van de financiële crisis een duale

arbeidsmarkt. Het is in dit opzicht bemoedigend dat zowel Spanje als

Portugal de afgelopen jaren vergaande arbeidsmarkthervormingen heeft

doorgevoerd om het duale karakter te verminderen. ■ Michiel Verduijn

(Rabobank)

Werkloosheid en de outputgap in de eurozone

Veranderingen tussen 2007 en 2012

Bron: Reuters EcoWin; Rabobank

internationaal

Financiële (on)kundigheid

Financiële kundigheid

Bron: DNB Household Survey

monetair & financieel

Financiële kundigheid is niet voor iedereen weggelegd. Uitkomsten

van het DNB Household Survey (DHS) bevestigen dit

beeld: in 2012 acht ongeveer een kwart van de mensen zichzelf

financieel kundig of zeer kundig. De gepercipieerde financiële kundigheid

is lager bij vrouwen dan bij mannen.

Financiële markten veranderen snel en financiële producten zijn steeds

ingewikkelder geworden. Het is daarom niet verrassend dat lang niet iedereen

zichzelf kundig acht op financieel gebied. Dat neemt niet weg dat

financiële bekwaamheid belangrijk is, omdat het doorgaans een vereiste

is voor verstandige financiële beslissingen. Het DHS is gebruikt om de

financiële kundigheid van Nederlanders in kaart te brengen en te kijken

in hoeverre er verschillen zijn tussen mannen en vrouwen. De figuur is

gebaseerd op de antwoorden op een vraag die jaarlijks aan een representatieve

steekproef van de Nederlandse bevolking wordt voorgelegd. De

staven in de figuur tonen de antwoordpercentages van mannen en vrouwen,

behorende bij de vraag “Hoe kundig vindt u zichzelf op financieel

gebied?” De uitkomsten worden getoond voor twee jaren, 2007 en 2012,

om te kijken of de financiële kundigheid nu anders is dan voor de crisis.

Vrouwen rapporteren in beide jaren een lagere mate van financiële kundigheid

dan mannen. In 2012 vond een kwart van de vrouwen zichzelf

niet financieel kundig. Dit is twee keer zo hoog als bij mannen. Iets meer

dan de helft van de vrouwen vindt zichzelf enigszins kundig en maar een

op de vijf vrouwen vindt zichzelf kundig of zeer kundig op financieel gebied,

tegenover een op de drie mannen. De data onthullen helaas niet in

hoeverre de verschillen komen door daadwerkelijke kennisverschillen of

door verschillen in de kwaliteit van de zelfinschatting. De DHS-gegevens

maken het ook mogelijk naar ontwikkelingen over de tijd te kijken.

Voor de hele meetperiode geldt dat de gepercipieerde financiële kundigheid

bij vrouwen lager is dan bij mannen. In vergelijking met voor de

crisis lijkt de gepercipieerde kundigheid van mannen wat toegenomen,

terwijl die van vrouwen juist licht afnam. Beide veranderingen zijn echter

niet significant. ■ Carin van der Cruijsen (DNB)

Jaargang 98 (4660) 17 mei 2013 305

Statistiek ESB

VS

Jap

Dui

Fra

Can

Aus

Bel Oos

Zwi

Den

Spa

Fin

Gri

IJsl

Ier

Kor

Lux

Ned

Noo

NZ

Por

Slov

Zwe

Zwi

-60

-50

-40

-30

-20

-10

0

10

20

30

-30 -25 -20 -15 -10 -5 0 5 10

Procentuele mutatie vraag per hoofd

Procentuele mutatie reële huizenprijs

Ita

0

10

20

30

40

50

60

2010 2011 2012

In procenten

Vast Tijdelijk Ingeleend

Vraaguitval bij dalende huizenprijzen groei & conjunctuur

In veel industrielanden waren de markten voor koopwoningen de afgelopen

jaren niet florissant. De reële huizenprijzen zijn vooral in Ierland,

Griekenland, Spanje, IJsland en Denemarken sterk gedaald en ook in

de Verenigde Staten, Slovenië, Italië, het Verenigd Koninkrijk en Japan

gingen de prijzen flink omlaag. In Japan zijn reëel dalende woningprijzen

al ruim twee decennia gemeengoed; in de andere landen is de marktverslechtering

van recenter datum. In de genoemde landen liggen de woningprijzen

nog beneden het niveau van 2005, terwijl in Denemarken en in de

VS de prijzen weer wat lijken te gaan stijgen. In Ierland en Spanje is de dalende

marktprijs het gevolg van overproductie in de periode tot eind 2007.

Daarna zijn de prijzen scherp gedaald: in Ierland reëel met 48 procent en in

Spanje met 35 procent (van 2007-kw3 tot 2012-kw4). Door de diepe crisis

in Griekenland namen ook daar de woningprijzen met zo’n 36 procent af.

In Nederland is de reële prijsdaling van woningen over 2007–2012 zo’n 23

procent geweest. In een aantal industrielanden zijn de huizenprijzen in deze

periode overigens wel gestegen (figuur), vooral in Zwitserland (20 procent)

maar ook in Noorwegen, Canada, Oostenrijk en Duitsland (7 procent).

Bij dalende woningprijzen neemt doorgaans de nieuwbouwproductie af.

Kopers wachten af en bouwers verminderen hun productie vanwege de afgenomen

vraag. Bovendien gaan dalende huizenprijzen vaak samen met een

daling van de consumptieve bestedingen. Als de hypotheekschuld op het

huis hoger is dan de verkoopwaarde, dan ligt het voor de hand om meer te

gaan sparen om de potentiële verhuismobiliteit te herstellen en het financiële

risico te beperken. Door de verminderde mobiliteit op de huizenmarkt

zijn er ook minder bestedingen aan woningverbetering en -inrichting. De

figuur illustreert de vraaguitval door minder woningbouw en minder consumptie

voor een aantal OESO-landen. Omdat omgekeerd reëel stijgende

huizenprijzen vaak samengaan met een groei van de nieuwbouwproductie

en met een stijgende consumptie per hoofd, zou het omslagpunt van

de huidige negatieve ontwikkelingen op de markten voor koopwoningen

indicatief kunnen zijn voor economisch herstel. ■ paul veenendaal (CPB)

Minder woningbouw en minder consumptie bij

dalende huizenprijzen

Bron: OESO

arbeidsmarkt

In de Metalektro-sector volgen de veranderingen in de aard van

technische functies elkaar in rap tempo op. Tegelijkertijd neemt

hierdoor het niveau van de vereiste competenties trendmatig toe.

Gelet op deze ontwikkelingen is het noodzakelijk dat er continu geïnvesteerd

wordt in het competentieniveau van het technisch personeel.

De scholing van werknemers in de Metalektro verdient dan ook alle aandacht.

Toch verschilt de trainingsdeelname volgens de Arbeidsmarkmonitor

Metalektro 2012 sterk per aanstellingsvorm, functie en regio.

Met name de verschillen in de trainingsdeelname per aanstellingsvorm

vertonen een sterk patroon. De figuur laat zien dat het type dienstverband

van technisch personeel van grote invloed is op de trainingsdeelname

in de sector. In 2012 volgde gemiddeld bijna de helft van het

technisch personeel met een vast dienstverband minimaal één cursus of

training. Opmerkelijk is de relatief sterke daling in de trainingsdeelname

van het tijdelijk personeel. In 2012 is dit percentage (16 procent) duidelijk

lager dan in 2011 toen nog bijna een kwart van de technici in tijdelijke

loondienst minimaal één cursus of training volgde. Van het ingeleend

personeel werd in 2012 7 procent getraind.

Het sterke verband tussen het type aanstelling en de trainingsdeelname

wordt veroorzaakt doordat bedrijven doorgaans eerder investeren in de

ontwikkeling van hun medewerkers wanneer zij meer zekerheid hebben

dat zij zelf kunnen profiteren van hun opleidingsinspanningen. Bedrijven

zijn derhalve eerder bereid om te investeren in medewerkers met een

vaste aanstelling dan in medewerkers met een tijdelijk dienstverband of

in medewerkers die ingeleend worden via bijvoorbeeld uitzend- of detacheringsbureaus.

Dat bedrijven in eerste instantie zelf willen profiteren

van hun opleidingsinspanningen verklaart ook het feit dat cursussen en

trainingen die in 2012 door het technisch personeel gevolgd werden

hoofdzakelijk gericht zijn op de huidige functie (77 procent) of op de

verdere loopbaan binnen het eigen bedrijf (21 procent), terwijl de trainingsdeelname

met het oog op een verdere loopbaan buiten het bedrijf

marginaal is (2 procent). ■ Jesper van Thor (ROA)

Trainingsdeelname naar type dienstverband

Bron: ROA Arbeidsmarktmonitor Metalektro, 2010–2012

Trainingsdeelname in de Metalektro

Auteurs