Ga direct naar de content

Mening: NIBC’s Extreme Makeover

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 6 2009

mening
NIBC’s Extreme Makeover
Het televisieprogramma Extreme Makeover laat zien hoe gewone
burgers met chirurgische en cosmetische kunstgrepen in een
mum van tijd worden omgetoverd tot aantrekkelijke ­otomodellen.
f
Sinds de uitbarsting van de kredietcrisis lijkt dit programma een
inspiratie­ ron te zijn voor het bankwezen, zij het dat daar de
b
gedaanteverwisseling wordt omgedraaid, van spannend naar saai.
In het bankjargon heet dit een transformatie van transactie- naar
relatiebankieren. De manier waarop sommige banken deze transformatie vormgeven ondermijnt echter bestaande relatiebanken
en resulteert in schadelijke concurrentie in de Nederlandse
spaarmarkt.

Transactie- versus relatiebankieren
Transactiebankieren is in de jaren voorafgaand aan de ­ redietcrisis
k
sterk gegroeid. Centraal daarbij staat de handel in financiële instrumenten. Banken financieren zich met geldmarktmiddelen en zetten
deze vervolgens uit in min of meer risicovolle beleggingen, zoals de
bekende hypothecaire obligaties. In goede tijden maakt transactiebankieren een snellere groei van de bankbalans mogelijk dan het
traditionele relatiebankieren, waarbij niet-verhandelbare kredieten
worden gefinancierd met deposito’s. Bij relatiebankieren draait alles
om kennis van de locale markt en een sterke, lange­­
termijnbinding
met de klant. De meeste economen menen dat hier het comparatief voordeel van banken zou moeten liggen. Het uitbuiten van dit
voordeel gaat echter langzaam, reden waarom relatiebanken lange
tijd aan de zijlijn van de financiële sector verbleven.
Het transactiemodel is, zoals men heeft kunnen gezien, extreem
kwetsbaar voor schokken in de financiële markten. Het ­ imultaan
s
opdrogen van de liquiditeit van de beleggingen en van de financieringsbronnen heeft gaten geslagen in de balans van veel
transactie­ anken. Daarmee is het vertrouwen in deze vorm van
b
bankieren plotsklaps verdwenen. Tijd voor een extreme makeover.
Wereldwijd hebben transactiebanken de gedaanteverwisseling
gezocht. De Nederlandse casus van NIBC geeft een inkijkje in de
wereld van de transformatiespecialisten, in casu de accountants
en de overheid.

De casus NIBC
In oktober 2008 heeft de International accounting standards
board de accountingstandaarden zodanig aangepast, dat aan de
actiefkant van de bankbalans bepaalde financiële instrumenten
op een andere wijze kunnen worden ingedeeld en gewaardeerd.
Kredietportefeuilles waarin voorafgaand aan de kredietcrisis actief
werd gehandeld, geclassificeerd als held for trading en available for
sale, mogen nu worden gerubriceerd onder loans and receivables.
Het gaat hier om beleggingen waarvoor de markt is opgedroogd en
die de bank in de nabije toekomst op de balans denkt te houden.
Voor deze instrumenten wordt waardering volgens marktwaarde
vervangen door waardering tegen geamortiseerde kostprijs.
Hierdoor hoeven ze niet fors te worden afgewaardeerd. NIBC heeft
terstond gebruikgemaakt van de geboden mogelijkheid, met als
resultaat dat de waarde van de handelsportefeuille op haar balans
met circa vijf miljard euro is afgenomen in het derde kwartaal
van 2008. De grootste post op de NIBC balans is nu corporate

152

ESB

94(4555) 6 maart 2009

lending, met bijna zeven miljard euro op een balanstotaal van circa
27 miljard euro in het derde kwartaal van 2008. Dat klinkt als
relatiebankieren, maar is dat het ook wel?
Nadien is de passiefkant van NIBC’s balans onder handen
genomen. NIBC is een van de eerste banken die een beroep heeft
gedaan op de staatsgarantie door de uitgifte van een medium
term note ter waarde van 1,25 miljard euro. In februari volgde een
tweede emissie onder staatsgarantie ter waarde van 1,5 miljard
euro. Verder stelde de verruiming van de depositogarantie tot
honderdduizend euro NIBC in staat om als kleine internetbank
met hoge rentetarieven de Nederlandse spaarmarkt af te romen.
Op deze manier is in vijf maanden tijd voor een miljard euro aan
spaargeld aangetrokken. Deze spaarders gaan voor de hoge rente
en weten zich verzekerd. Tot slot maakte NIBC in februari 2009
bekend ook op de Duitse spaarmarkt als internetbank actief te
worden. Ook hier hoopt NIBC veel spaargeld op te halen, via een
bijkantoor dat valt onder de Nederlandse depositogarantie.
NIBC beweert dat zij hoge rentetarieven kan bieden omdat zij als
kleine internetbank met lagere kosten werkt dan de traditionele
retailbanken. Maar dit argument is onvolledig. Traditionele banken
hebben inderdaad veel infrastructuur geïnvesteerd in locale
marktpresentie en -kennis. Maar dit doen ze natuurlijk alleen
wanneer dergelijke investeringen worden goedgemaakt door een
hoge rentemarge op kredietverstrekking aan bedrijven en burgers.
Alleen kijken naar de kostenkant, zoals NIBC doet, is daarom
oppervlakkig.

Kanttekeningen
De NIBC-casus roept een aantal vragen op. In de eerste plaats
lijken de premies die NIBC betaalt voor garanties verkeerd te zijn
geprijsd. Voor de staatsgarantie op de medium term note betaalde
NIBC een premie van circa één procent. Voor de depositogarantie,
de jure door de rest van het bankwezen maar de facto door de
overheid, is echter geen premie verschuldigd. Deze scheefheid
maakt het voor NIBC aantrekkelijker om zich met deposito’s te
financieren. Het kan ook verklaren waarom het zoveel moeite kost
om banken warm te maken voor de tweehonderd miljard euro
garantiestelling op bankleningen.
De tweede vraag is hoe NIBC de hoge depositorente terugverdient.
Met een scherpe rente en een dure marketingcampagne kan een
internetbank snel veel geld binnenhalen. Een transactiebank
kan deze middelen even snel weer kwijt in de kapitaalmarkt.
Relatiebanken hebben echter tijd nodig om door screening van
kredietnemers geld op een zorgvuldige manier uit te zetten. Mocht
een internetbank dat al willen nastreven, dan hebben ze daar eenvoudigweg de mankracht en het netwerk niet voor. De verleiding
bestaat dan al gauw om meer risico te nemen. Dit was ook het
probleem van ING in de Verenigde Staten. Omdat internetdochter
ING Direct USA sneller spaargeld aantrok dan zij aan hypotheken
kon verstrekken, werd het overtollig geld onder andere belegd in de
portfeuille Alt-A hypothecaire obligaties. Met betrekking tot NIBC
wacht de garantstaande belastingbetaler nog op een bevredigend
antwoord op bovenstaande vraag.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

mening
Gerelateerd hieraan kunnen principiële vraagtekens worden
geplaatst bij de stabiliteit van internetbankieren. Internetbanken
trekken de meest rentegevoelige klanten aan. Dit betekent dat
zij het traditionele spel van spaarbanken, waarbij klanten initieel
worden gelokt met een hoge rente en waarbij na verloop van tijd
de rente achterblijft bij de marktontwikkelingen, niet kunnen
meespelen. Een internetbank zal immers altijd een competitieve
rente aan al haar klanten moeten blijven bieden. De prijsdiscriminatie waarmee traditionele banken hun rentemarge verhogen werkt
bij internetbanken dus minder goed. ING Direct UK kan hierover
meepraten, want tussen 2006 en 2008 halveerde de omvang van
haar deposito’s in het Verenigd Koninkrijk van 37 miljard euro naar
19 miljard euro vanwege een niet-concurrerende rente. Er zit dus
intrinsiek minder stabiliteit aan de passiefkant van de balans van
een internetbank.
Wat echter in het huidige tijdsgewricht de meeste zorgen zou
moeten baren is de destabiliserende invloed van internetbanken
op de echte relatiebanken. Juist in een recessie is de binding
tussen bank en klant van groot belang. Relatiebanken zijn bij
uitstek de banken die in staat moeten zijn om hun ­ redietnemers
k
door een moeilijke periode heen te helpen. Dit is een belangrijke
­
maatschappelijke functie, die er niet gemakkelijker op wordt
wanneer relatiebanken spaargelden verliezen aan ­nternetbanken
i
of hun ­entemarges zien verslechteren onder druk van internet­
r
concurrenten.

Procyclische spaarmarkt
Onder de verruimde depositogarantie resulteert het rationele
individuele gedrag van banken en spaarders in een maatschappe­
lijk onwenselijke uitkomst op de spaarmarkt. Een transactiebank
die merkt dat haar oude financieringsbronnen zijn opgedroogd
en die de hete adem van de rating agencies in haar nek voelt,
handelt individueel rationeel wanneer zij met scherpe tarieven de
spaarmarkt probeert aan te boren. Tegelijkertijd is de individuele
spaarder een dief van zijn eigen portemonnee wanneer hij ongevoelig zou zijn voor een hoge rente op gegarandeerd spaargeld. Zo
heeft een overheidsmaatregel die was bedoeld om rust te brengen
onder spaarders het onbedoelde neveneffect de concurrentie op de
spaarmarkt te versterken. Vanwege de verregaande ontkoppeling
van risico en rendement is dit geen heilzame concurrentie meer.
Integendeel, de concurrentie op de spaarmarkt brengt schade toe
aan de Nederlandse economie door het monetaire beleid van de
ECB, het herstel van banken en daarmee de kredietverlening aan
het bedrijfsleven te frustreren.
Historisch is er een nauwe band tussen de discontovoet van de
centrale bank en de rente op spaargeld. Deze band is echter in
het najaar van 2008 verbroken. Terwijl in december 2008 de ECB
het herfinancieringstarief verlaagde naar twee procent, bleef de
gemiddelde rente op nieuw Nederlands spaargeld ruim boven de
vier procent. Dit is een ongekend hoog renteverschil. Het ­ erverse
p
effect hiervan is dat de consument wordt gestimuleerd om te
sparen tijdens een recessie. Een vergelijking met de recessie in
het begin van de jaren tachtig leert dat tussen 1980 en 1982
de reële rente op spaargeld tussen min een half en plus een half

procent lag. Nu zijn reële spaarrentes tussen twee en drie procent
te zien. De hoge rente op spaargeld remt niet alleen de consumptieve bestedingen, maar zal ook worden doorberekend aan kredietnemers of leiden tot margeverslechtering in het bankwezen. Beide
effecten bemoeilijken het economisch herstel.

Overheidsinterventie
Wat er nu in de spaarmarkt gebeurt, is geen uitkomst meer van
de vrije markt, maar het gevolg van incompleet overheidsingrijpen,
waarin de depositogarantie is uitgerekt over het gehele bankwezen,
waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen sterke en zwakke
banken.
De houding van de Nederlandse overheid ten aanzien van de
spaarmarkt is passief. Met betrekking tot NIBC beweert de overheid dat deze bank vrij is om de spaarmarkt te betreden, zowel in
Nederland als in Duitsland. Met betrekking tot Duitsland beroept
zij zich op de Europese spelregels. Maar deze argumenten overtuigen niet. Ten eerste is een beroep op vrije marktwerking in
een sector die levend wordt gehouden door overheidssteun ongeloofwaardig. Verder kunnen de Europese spelregels natuurlijk op
Europees niveau ter discussie worden gesteld. De verwachting
is dat ook Duitsland weinig enthousiast is over de toetreding van
Nederlandse internetbanken tot de Duitse markt. Hierover moet
dus snel overeenstemming kunnen worden bereikt. Maar ook als de
Europese spelregels niet veranderen heeft de overheid alle kaarten
in handen. Zij beslist immers over de toegang tot de tweehonderd
miljard euro garantiestelling en de wettelijke vormgeving van de
depositogarantieregeling. Los daarvan heeft DNB nog een arsenaal
aan toezichtsinstrumenten.
Schoonheid zit van binnen. Net zoals een gang naar de schoonheidsspecialist een mens niet mooier maakt, zo maken boekhoudkundige herclassificaties en internetspaargeld nog geen relatiebank. Integendeel, NIBC’s recente metamorfose tot internetbank
vormt een bedreiging voor de echte relatiebanken, die juist nu zo
hard nodig zijn. Een betere casus voor overheidsingrijpen in de
bancaire sector is er niet. Daarbij valt te hopen dat de ­ verheid
o
niet krampachtig de schijn van een vrije spaarmarkt hoog wil
houden, maar haar verantwoordelijkheid neemt door ofwel de
toegang tot de spaarmarkt ofwel de hoogte van de spaartarieven te
reguleren.

Ivo Arnold
Hoogleraar aan de Nyenrode Business Universiteit

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders

te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

ESB

94(4555) 6 maart 2009

153

Auteur