Ga direct naar de content

Mening: Economieonderwijs slachtoffer van tunnelvisie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 6 2009

mening
Economieonderwijs slachtoffer van tunnelvisie
Het nieuwe, in voorbereiding zijnde onderwijsprogramma ­ conomie
e
voor vwo en havo moet kritisch tegen het licht worden ­ ehouden.
g
Tunnelvisie dreigt dit programma een veel te eenzijdige
i
­nvals­ oek te geven. In deze tijd van fundamentele economische
h
onevenwichtig­ eden is het een goed moment om de aanstaande
h
vernieuwingen in het economieonderwijs onder de loep te nemen.
In een eerdere bijdrage aan dit tijdschrift (Boot, 2005) heb ik
mijn grote zorgen geuit over het nogal beperkte macro-economische perspectief in de hervormingsvoorstellen voor het curriculum
voor havo en vwo.
Mijn zorgen zijn de afgelopen paar jaar alleen maar toegenomen.
Er is een rijdende trein ontstaan die niet meer te stoppen lijkt. De
vooraanstaande economen in het land bemoeien zich niet meer
met het programma, technocraten hebben het proces overgenomen
en zijn de aanbevelingen van de commissie-Teulings uit 2002
en 2005 blind aan het implementeren. Dit zou niet zo erg zijn
ware het niet dat de commissie-Teulings, door een overvloed aan
micro-economen in haar gelederen en zich baserend op de puur
marktgeoriënteerde samenleving van het moment, gevangen raakte
in een tunnelvisie waardoor de juiste balans in haar voorstellen
uit beeld raakte. Erger nog, niet alleen raakte de balans zoek, het
macro-economisch perspectief verdween geheel uit beeld.
Graag doe ik nog een poging om het debat op gang te brengen en
richting te geven aan het curriculum waarop gestuurd zou moeten
worden.

Belang van macroperspectief
Laat ik eerst een paar voorbeelden geven waarom het micro-economische denken te beperkt is. Aan de huidige kredietcrisis liggen
macro-economische onevenwichtigheden ten grondslag. Grote
overschotten op de handelsbalans van China, en grote tekorten op
die van de Verenigde Staten. Dit leidt tot grote dollarbeleggingen
van door China verdiende dollars in de Verenigde Staten. China
kocht Amerikaans overheidspapier op, en deze vraag zorgde voor
een extreem lage rente op dat papier. Diezelfde lage rente heeft
invloed op de bestedingen en op de extreme schulden waarin de
Amerikanen zich gestoken hebben. Dit leidde tot oververhitting,
asset-price bubbles, en uiteindelijk ook mede tot de kredietcrisis.
Dit zijn macro-economische bewegingen die tot microgedrag leiden
(veel lenen), en dan weer macro-economische gevolgen hebben.
Het is essentieel dat dit soort processen begrepen worden.
Nog een voorbeeld: we dachten dat we veel toezicht op banken
hadden. Dat klopt, ongetwijfeld is dat niet allemaal goed gegaan,
maar er was wel degelijk sprake van een heel apparaat. Maar
waar gaat het in de kredietcrisis over? Niet ten principale over
het falen van individuele banken, maar over het falen van het
systeem als geheel. En het toezicht op dit laatste, ook wel
genoemd het macro-prudentieel toezicht, was volstrekt onvoldoende. Dit zit ook gedeeltelijk vast aan de hierboven genoemde
macro-economische onevenwichtigheden die een heel systeem
uit evenwicht kunnen halen. En hieraan zit dan ook de discussie vast of het IMF een belangrijkere rol moet spelen, en ook de
discussie over de rol van het monetair beleid in het tegengaan
van onevenwichtigheden.

90

ESB 94(4553)

6 februari 2009

In het bijzonder dreigt kennis over macro-economische ­ erbanden
v
ondergesneeuwd te raken. Het is aardig om in dit verband de
keynesiaanse modellen aan te halen. De dominantie hiervan
in het economie­ nderwijs heeft een mate van willekeur. Dit
o
keynesiaan­ e gedachtegoed is geen wetmatigheid, zoals Einstein’s
s
fameuze relatie E = mc2. Maar in de huidige kredietcrisis heeft
het ­ eynesiaanse gedachte­ oed wel weer aan kracht gewonnen:
k
g
moet de overheid met een stimuleringsbeleid de vraaguitval te lijf
gaan? Waar het hoe dan ook goed voor is, is dat het de leerling
inzicht geeft in macro-economische verbanden en de ­ conomische
e
kringloop. Denken in macro-economische verbanden, met de
­
kringloop als een soort boekhoudkundig denkkader, is cruciaal en
kern van het vak economie. Dit geldt met name ook voor internationale vraagstukken: denk bijvoorbeeld aan de twin deficits in
de Verenigde Staten (verband tussen binnenlands spaaroverschot
en externe positie) en dat in relatie tot de spaaroverschotten in
bijvoorbeeld China.
Met puur en alleen het micro-economische instrumentarium kom
je er hier niet. Het internationale aspect biedt nog meer te onderscheiden macro-economische aspecten. Bijvoorbeeld, hoe onderscheidt concurrentie tussen landen zich van concurrentie tussen
bedrijven? Concurrentie tussen bedrijven betekent veelal dat je
hoopt dat je concurrent het slecht doet. Dit verbetert je eigen
positie (met wat uitzonderingen, bijvoorbeeld het conglomeratieeffect in een winkelstraat). Maar concurrentie tussen landen is
fundamenteel anders. Een land heeft er meestal belang bij dat een
ander land het goed doet. Vergelijk Duitsland: als daar problemen
zijn, is dat zeer nadelig voor Nederland. Het is onze afzetmarkt!
Dus wederom een belangrijke andere kijk vanuit het denken in
(internationaal) macro-economische verbanden.

Noodzaak van historisch perspectief
Het vak economie blijft echter een maatschappelijk vak, en dit
brengt mij tot de noodzaak voor een historisch perspectief. De
economiebeoefening gaat door golven. Dit is niet verrassend. Het
vak economie valt moeilijk los te zien van de maatschappelijke
context. In zekere zin is het hierdoor niet waardevrij. Hoewel het
micro-economische gedachtegoed een bepaalde mate van abstractie kent die het los(ser) maakt van de maatschappelijke context, is
dit zeker niet volledig. Hoe we in de toekomst gaan denken weten
we niet; het zou wel heel toevallig zijn als we vandaag de volledige
waarheid zouden hebben ontdekt. Tezamen met de constatering
dat het economische denken nooit geheel los kan worden gezien
van de maatschappelijke context, mag een historisch perspectief
op het vak dan ook niet ontbreken.
Schumpeter, in zijn postuum gepubliceerde standaard­­
werk History
of economic analysis, had het ideaal dat het vak economie ontdaan
zou kunnen worden van de maatschappelijke en histori­ che
s
context. Hij formuleerde het als “het [vak ­ conomie] zal ­ inde­ijk
e
e
l
dezelfde dienst voor de economische politiek opleveren als de
theoretische natuurkunde voor de werktuigbouw†(Schumpeter,
1954).
Hoezeer ik dit ideaal ook toejuich, de realiteit is dat er volgens
mij altijd een sterke wisselwerking zal blijven bestaan tussen de

mening
economiebeoefening en de maatschappij. Het micro-economische
gedachtegoed past uitdrukkelijk bij het huidige marktgedreven en
individualistische tijdsbeeld. Deze realiteit is een reden te meer
om het historische perspectief van het vak niet te verwaarlozen.
We weten niet wat de toekomst brengt, en lessen trekken uit het
verleden voor de toekomst is daarmee van groot belang.
Tegelijkertijd bekruipt mij het gevoel dat de ­ ominantie van het
d
marktdenken op dit moment, en het gebrek aan ideologische
tegenstellingen, een atmosfeer heeft geschapen alsof wij nu
plotseling weten wat de juiste economie is. Ik ben hier verre van
overtuigd. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat wij nu
plotseling hebben ontdekt hoe de economie echt in elkaar zit,
en wat goed economisch beleid is, en, onwaarschijnlijker nog,
wat de juiste economische theorie is. Over vijftig jaar denken we
m
­ isschien weer heel anders. Deze bescheidenheid en relativering
zijn belangrijk, en benadrukken dat het verschaffen van een histo­
risch perspectief geen overbodige luxe is. Het mooie is ook dat
dit histori­ che perspectief de scherpe micro-economische focus
s
in de huidige programmavoorstellen ­ uanceert. Het keynesiaanse
n
denken en andere belangrijke stromingen uit het verleden moeten
hierin een plaats krijgen.

Micro-economie zeker van belang
Begrijp me niet verkeerd. Ik onderschrijf het onontkoombare grote
belang van het micro-economische instrumentarium. De huidige
kredietcrisis biedt hiervoor ook aanknopingspunten. Problemen
tussen banken worden vooral veroorzaakt door asymmetrische
informatie waardoor banken aan elkaar geen geld willen lenen. De
interbancaire markt faalt dus. Dit sluit mooi aan op de werking van
markten die centraal staat in het micro-economische gedachtegoed. Terecht is er dan ook in de voorstellen over het nieuwe programma veel aandacht voor marktimperfecties. Het belang van het
begrijpen van de werking van markten neemt steeds verder toe,
vergelijk ook de moeilijkheden bij het vrijgeven van de taxibranche,
de privatisering van energiebedrijven of Schiphol, enzovoort.
Hoewel op dit punt een puur micro-economische oriëntatie voor de
hand liggend is, is dit niet voldoende als we de vraag stellen of het
marktproces leidt tot een voldoende rechtvaardige inkomensverdeling, of hoe een fatsoenlijk, ­ enswaardig sociaal zekerheidsstelsel
m
zich verhoudt met de toenemende marktoriëntatie en internatio­
nalisatie van economieën. Het is dan ook evident dat er grote
macro-economische en maatschappelijke vraagstukken verbonden
zijn aan het marktproces.

om zo de trein te stoppen, en tot verbeterde voorstellen te komen.
Er zijn overigens wel degelijk verhitte debatten geweest tussen
commissieleden (Van Damme, Theeuwes en Teulings) enerzijds en
de oudere garde (Heertje, Schondorf en anderen) anderzijds, maar
dit debat ging uiteindelijk niet meer over de inhoud maar over het
elkaar proberen af te vangen van vliegen. Ook de reactie vorige
week van de leerplanontwikkelaar Eric Welp op een eerder artikel
van Heertje in ESB mondde uit in het langs elkaar heen praten.
Niemand ontkent dat micro-economie en kernconcepten zoals
schaarste, ruil, en markt een centrale plaats in het economie­
programma moeten hebben, maar waar het om gaat is dat de
macro-economische invalshoek niet mag ontbreken.
Leerlingen op de middelbare school moeten de economische
wereldorde kunnen begrijpen, en niet alleen hoe je managers prikkelt tot betere prestaties of hoe vraag en aanbod de prijs van een
goed bepalen en dat soms (of vaak) markten niet goed werken.
Leerlingen moeten kunnen nadenken over wat de opkomst van
China voor de wereldeconomie betekent, wat de voor- en nadelen
zijn van vaste wisselkoersen zoals in het eurogebied, wat de
houd­ aarheid is van de euro als landen door grote tekorten op de
b
lopende rekening uit de bocht vliegen.
Kunnen we eindelijk de handen uit de mouwen steken, en overgaan tot een constructief debat over wat de inhoud van economieonderwijs op middelbare scholen zou moeten zijn?

Slot
De vooraanstaande economen in het land worden overvraagd. De
adem ontbreekt om het economieonderwijs op middelbare scholen
de aandacht te geven die het verdient. Vandaar ook dat als er
eenmaal een rijdende trein ontstaat die het economieonderwijs
een bepaalde kant op stuurt die bijna niet meer te keren is. Toch
roep ik eenieder op om nu wel hier naar te kijken. Mijn analyse uit
2005 die in essentie ook hierboven staat vermeld is door niemand
ontkracht. Neen, al mijn collega’s waren het in grote lijnen met mij
eens. Niemand had echter de energie om er iets mee te doen. En

Literatuur
Boot, A. (2005) Economieonderwijs op de schop. ESB, 90(4469), 372–373.
Schumpeter, J. (1954) History of economic analysis. New York: Oxford University
Press.

Arnoud Boot
Hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam

ESB 94(4553)

6 februari 2009

91

Auteur