Ga direct naar de content

Synchronisatie van conjunctuurcycli in het eurogebied en de VS

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 17 2008

H

et is belangrijk voor landen in een monetaire unie dat zij op ongeveer dezelfde
momenten perioden van groei en recessie doormaken. Wanneer dit het geval is,
kan de gemeenschappelijke centrale bank een rentebeleid voeren waar alle landen baat bij hebben. De
oprichting van de Economische en Monetaire Unie
(EMU) in Europa heeft dan ook geleid tot een sterke
impuls voor het onderzoek naar synchronisatie van
conjunctuurcycli. Veel recent onderzoek concludeert
dat de voortschrijdende Europese integratie heeft
geleid tot meer overeenkomsten tussen conjunctuurcycli in het eurogebied (De Haan et al. 2008).
De samenhang van conjunctuurbewegingen wordt
doorgaans gemeten aan de hand van de correlatie
tussen nationale outputgaps (de afwijking van het
bbp van een bepaalde trendwaarde). Omdat deze
methode diverse tekortkomingen kent, wordt een
nieuwe methode voorgesteld om overeenkomsten
tussen conjunctuurbewegingen vast te stellen (Mink
et al., 2008). Dit artikel zet deze methode uiteen
en analyseert in hoeverre conjunctuurcycli van de
landen in het eurogebied van elkaar verschillen. De
resultaten voor het eurogebied worden vergeleken
met die voor de Verenigde Staten, een land dat al
veel langer een monetaire unie is.

maatstaven ontwikkeld om overeenkomsten tussen
conjunctuurcycli te analyseren. Belangrijk voordeel
van de nieuwe maatstaven is dat zij eenvoudiger
te interpreteren zijn dan correlaties tussen outputgaps, en dat zij kunnen worden toegepast op grotere
groepen van landen in plaats van op landenparen.
Het eerste instrument, de synchroniciteit maatstaf
g
ϕemu(t), meet op ieder tijdstip of de output­ aps
gi(t) van de n individuele landen hetzelfde teken
hebben als de outputgap van een referentie gr(t), dat
wil zeggen, gelijktijdig positief of negatief zijn. In
formulevorm:

1
ϕ emu (t) = –
–
n

n

Σ (g (t)g (t)/ |g (t)g (t)|)
i

r

i

r

i=1

Het tweede instrument, de co-movement maatstaf
γemu(t), meet voor ieder tijdstip of de outputgaps van
de individuele landen even groot zijn als de outputgap van een referentie. In formulevorm:
n

Σ | g (t) – g (t) |
i

r

γemu (t) = 1 – –––––––––––
n
i=1

Σ | g (t) |
i

i=1

Figuur 1

Twee conjunctuurcycli met identieke
timing, maar uiteenlopende amplitudes.

Outputgap

Een nieuwe methode om overeenkomsten tussen conjunc­
tuur­ ycli te meten toont dat conjunctuurcycli van landen
c
in het eurogebied sterk kunnen afwijken van de Europese
cyclus. Nationale conjunctuurcycli in het eurogebied
vertonen momenteel echter meer overeenkomsten dan
regionale conjunctuurcycli in de Verenigde Staten.

Overeenkomsten in conjunctuurcycli

Mark Mink,
Jan Jacobs en
Jakob de Haan
Promovendus, onderzoeker
en hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen

Tijd
Outputgap

Het belangrijkste bezwaar tegen het gebruik van
correlaties tussen nationale outputgaps om verschil­
len tussen conjunctuurbewegingen te meten, kan
worden verduidelijkt aan de hand van figuur 1. Beide
grafieken tonen twee landen die precies gelijktijdig
positieve dan wel negatieve outputgaps ervaren. De
correlatie tussen de beide reeksen in de bovenste
grafiek is echter slechts 0,53. Deze lage waarde
komt doordat de correlatiecoëfficiënt mede afhangt
van de amplitudes van de conjunctuurcycli, die
beiden verschillend verlopen over de tijd. Dat de correlatiecoëfficiënt overigens niet meet of de amplitudes identiek zijn, wordt geïllustreerd in de onderste
grafiek, waar de correlatie tussen beide cycli gelijk
is aan 1 ook al zijn hun amplitudes ­ erschillend.
v
Vanwege deze tekortkomingen zijn twee nieuwe

Tijd

ESB

93(4545) 17 oktober 2008

621

internationaal

Synchronisatie van conjunctuur­
cycli in het eurogebied en de VS

Hiermee kan worden onderzocht of landen gelijk op gaan met betrekking tot
de intensiteit van economische fluctuaties, iets wat in de literatuur tot nu toe
maar weinig aan de orde is gekomen. De referentie outputgap is bepaald als de
mediaan van de outputgaps van de n individuele landen (Mink et al., 2008),
waardoor de maatstaven voor het eurogebied en de Verenigde Staten als geheel
altijd tussen nul en één liggen. Hieronder worden beide ­ aatstaven getoond voor
m
landen in het eurogebied en voor regio’s in de Verenigde Staten.

Resultaten

Overeenkomsten tussen ­ onjunctuur­­
c
cycli
in het eurogebied (acht-jaars voort­
schrijdende gemiddelden).

0,8

0,6

0,4

De methode wordt toegepast op kwartaalgegevens voor de outputgaps in de
eurolanden (met uitzondering van Cyprus, Luxemburg, Malta en Slovenië), over
de periode 1970-2006.
Figuur 2 presenteert acht-jaars voortschrijdende gemiddelden van synchroniciteit
en co-movement tussen de conjunctuurcycli in het eurogebied. Uit de figuur
blijkt dat overeenkomsten tussen conjunctuurbewegingen in het eurogebied
sinds het begin van de jaren negentig gestaag zijn toegenomen. Niettemin is
het niveau van beide maatstaven in 2006 slechts marginaal hoger dan aan het
einde van de jaren zeventig. Op dit moment is de waarde voor synchroniciteit in
het eurogebied gelijk aan 0,66, waaruit kan worden berekend dat ­ oorgaans 83
d
procent van de outputgaps in het eurogebied hetzelfde teken heeft. Daarentegen
is co-movement in het eurogebied momenteel gelijk aan 0,32, wat impliceert dat
de voor het eurogebied berekende referentie 32 procent van de nationale cyclische fluctuaties verklaart.
Tabel 1 toont de cijfers voor de overeenkomsten tussen de conjunctuurcycli van
individuele landen en de Europese referentie sinds de start van de monetaire
unie, dat wil zeggen over de periode 1999-2006. Wanneer wordt gekeken naar
individuele landen valt op dat de Nederlandse conjunctuurcyclus en de Europese
referentie relatief sterk overeenkomen. Zo hebben Nederlandse outputgaps in
97 procent van de gevallen hetzelfde teken als die van de Europese referentie,
terwijl de co-movement maatstaf laat zien dat deze referentie goed is voor meer
dan zestig procent van de nationale cyclische fluctuaties. De conjunctuur van
met name Finland en Ierland verschilt daarentegen sterk van de Europese.
Ter vergelijking geeft tabel 2 uitkomsten voor synchroniciteit en co-movement
voor regio’s in de Verenigde Staten over dezelfde periode. Een verschil tussen
beide tabellen is dat de cijfers voor de Verenigde Staten zijn berekend op basis
van jaarstatistieken voor het bbp, terwijl voor het eurogebied gebruik is gemaakt
van kwartaalcijfers. Wanneer de analyse voor het eurogebied wordt gedaan
op basis van jaarcijfers beïnvloedt dit de vergelijking met de Verenigde Staten
echter niet wezenlijk (synchroniciteit en co-movement in het eurogebied komen
dan gemiddeld iets lager uit, op 0,59 en 0,28). Tabellen 1 en 2 laten zien dat
het patroon van samenhang van conjunctuurcycli van landen in het eurogebied
niet veel afwijkt van dat van regio’s in de Verenigde Staten. Ook in de Verenigde
Staten zijn er regio’s die conjunctureel sterk afwijken van het beeld voor de
Verenigde Staten als geheel. Opvallend is dat synchroniciteit en co-movement
in de Verenigde Staten lager zijn dan in het eurogebied, terwijl doorgaans wordt
aangenomen dat de economische integratie in de Verenigde Staten verder is
gevorderd dan in Europa.

Conclusies en beleidsimplicaties
Op basis van de analyse kan een aantal conclusies worden getrokken. Zo zijn
voor het eurogebied als geheel de overeenkomsten tussen de conjunctuurcycli
sinds begin jaren negentig toegenomen. Verder blijkt dat de synchroniciteit en de
co-movement van conjunctuurbewegingen in het eurogebied momenteel groter
zijn dan in de Verenigde Staten. Dit is een opvallend resultaat omdat vaak wordt
betoogd dat de monetaire unie in Europa in gevaar zou zijn vanwege uiteenlopende conjunctuurbewegingen in de lidstaten. Hoewel de overeenkomsten
tussen bijvoorbeeld de Nederlandse conjunctuurcyclus en de Europese referentie
relatief groot zijn, bestaan binnen het eurogebied nog steeds substantiële verschillen tussen nationale conjunctuurgolven. Bij het bepalen van het monetaire
beleid zal de ECB dan ook rekening moeten blijven houden met het feit dat niet
alle eurolanden in dezelfde mate baat hebben bij een bepaalde rentebeslissing.

622

Figuur 2

ESB

93(4545) 17 oktober 2008

0,2

0,0
1970

1975

1980

1985

1990

Synchroniciteit

Tabel 1

2000

2005

Overeenkomsten tussen nationale conjunctuurcycli in het eurogebied, 1999-2006.

Land
België
Duitsland
Finland
Frankrijk
Griekenland
Ierland
Italië
Nederland
Oostenrijk
Portugal
Spanje
Eurogebied (exclusief
Cyprus, Luxemburg,
Malta en Slovenië)

Tabel 2

1995

Co-movement

Syn­ hroniciteit Co-­ ovement
c
m
0,50
0,50
0,75
0,31
0,44
0,10
0,75
0,60
0,81
0,49
0,38
-0,79
0,56
0,33
0,94
0,62
0,63
0,47
0,81
0,28
0,75
0,64
0,66
0,32

Overeenkomsten tussen regionale
c
­ onjunctuurcycli in de VS, 1999-2006.

Regio
New England
Mideast
Great Lakes
Plains
Southeast
Southwest
Rocky Mountains
Far West
Verenigde Staten

Syn­ hroniciteit Co-­ ovement
c
m
0,50
0,19
0,75
0,44
-0,25
0,11
-0,25
0,09
0,75
0,54
0,00
0,59
0,75
0,09
0,50
-0,10
0,47
0,24

Literatuur
Haan, J. de, R. Inklaar en R. Jong-a-Pin (2008) Will business
cycles in the Euro area converge? A critical survey of empirical
research. Journal of economic surveys, 22 (2), 243-273.
Mink, M., J. Jacobs en J. de Haan (2007) Measuring synchronicity
and co-movement of business cycles with an application to the Euro
area. CESifo Working Paper nr 2112.

Auteurs