Ga direct naar de content

Donorpaspoort

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 16 2008

column

Henriëtte Prast

Donorpaspoort
Orgaandonatie staat opnieuw op de Haagse agenda.
Medio juni gaat het Masterplan Orgaandonatie naar
de Tweede Kamer. Het parlement debatteerde al eens
eerder over de vraag of er een aanvaardbare manier
is om het tekort aan donororganen op te lossen of in
ieder geval te verminderen. Onze volksvertegenwoordigers kwamen er toen niet uit. Iedereen stilzwijgend
donor maken stuitte op bezwaren: hoewel de keuzevrijheid onaangetast blijft, zou het onethisch zijn om
mensen donor te laten zijn zonder dat ze daar actief
mee hebben ingestemd. Informatiecampagnes en zelfs
een prachtig tv-programma leveren onvoldoende op.
Niet dat we niet altruïstisch zijn, maar we denken niet
graag over onze eigen dood na, stellen uit, laten het
formulier liggen, raken het kwijt. Wie heeft wijsheid?
Bij orgaandonatie denken we al gauw aan artsen en
ethici. Maar Den Haag doet er goed aan om ook eens
naar economen te luisteren.
De Britse econoom Andrew Oswald betoogde een aantal jaren geleden dat er geen ethisch debat nodig is om
te concluderen dat het toestaan van handel in organen,
om zo het tekort op te lossen, niet zo’n goed idee is
(Oswald, 2001). Elke econoom leert tijdens zijn studie
dat een van de redenen dat we tegenwoordig niet meer
met gouden munten betalen, is dat het verplaatsen
van geld een verlies- en diefstalrisico kent. Nu is het
verliesrisico bij organen niet van toepassing, maar het
diefstalrisico des te meer. Als onze nieren veel geld
waard worden op een orgaanmarkt veranderen we allemaal in een wandelende goudmijn. Net zoals de meesten van ons niet graag met honderdduizend euro op
zak over straat gaan, en die bankbiljetten zijn niet eens
zichtbaar, zo zouden we ons niet meer buitenshuis kunnen vertonen als onze onderdelen bij opbod verkocht
kunnen worden. Oswald kwam met een alternatief:
wie zich laat registreren als donor krijgt een belastingkorting of een subsidie uit de staatskas. Iedereen in
de samenleving betaalt zo mee aan het beschikbaar
komen van donororganen, en iedereen mag dus van de
organen profiteren. Wie actief afdraagt krijgt een financiële prikkel. Niet dat hij of zij het daarom doet, maar
het zou net het duwtje geven dat mensen nodig hebben
om hun altruïsme te openbaren.
Oswald zou gelijk kunnen hebben, maar zijn voorstel
kan ongetwijfeld rekenen op tegenstanders met morele
bezwaren. Zodra er een beloning wordt uitgeloofd in
het medische domein zijn velen achterdochtig, al geldt
dat niet voor de bonus die verloskundigen van de verzekeraars krijgen als ze vrouwen weten thuis te houden
bij de riskante, maar goedkope bevalling. Wat het plan
van Oswald betreft is er overigens het gevaar dat er

mensen zijn die zich niet meer moreel verplicht voelen
om zelf donor te worden nu zij via de belastingen meebetalen. Dat risico loop je als een sociale norm wordt
vervangen door een monetaire prikkel. Zo ontdekten
Gneezy en Rustichini (2000), dat het stellen van een
boete op het te laat ophalen van kinderen uit de crèche
een averechts effect had: ouders voelden zich nu vrijer
hun kind te laat op te halen, “ik betaal er toch voor?â€.
Sommige Nederlandse kinderdagverblijven hebben,
niet gehinderd door deze kennis, begin dit jaar een
vergelijkbaar boetesysteem aangekondigd. De brancheorganisatie MOgroep ziet boetes als een uiterste middel
en niet als klantvriendelijk: wat dat laatste betreft
hebben ze het dus mis. Dankzij de gedragseconomie
weten we gelukkig dat er effectievere methoden zijn
dan informatiecampagnes of het systeem voorgesteld
door Oswald. Het gaat bovendien om methoden die de
schatkist niets kosten (Kooreman en Prast, 2007). Het
meeste effect zou bereikt worden door orgaandonatie
standaard, oftewel wie-zwijgt-stemt-toe, te maken. Uit
gedragseconomisch onderzoek blijkt dat mensen zich
sterk door de standaard laten sturen. Wat de standaard
ook is, zo’n tachtig procentgaat er in mee. De sterke
sturing die hiervan uitgaat maakt het een effectief
instrument, maar geeft tegelijk de tegenstanders een
argument in handen: wat als mensen op deze manier
eigenlijk tegen hun zin donor worden? Dat is dan ook
een van de redenen dat dit systeem bij de laatste
discussie in het parlement het niet haalde.
Maar er is een gedragseconomisch alternatief waar dit
bezwaar niet voor geldt: het actieve kiezen. Kijk maar
naar pensioenen. Als een werkgever overgaat van een
wie-zwijgt-doet-niet-mee-systeem naar een verplicht
ja of nee, aan te kruisen op een formulier, doen er 25
procent meer werknemers mee aan de pensioenregeling. Ook bij orgaandonatie is zoiets mogelijk. Op het
formulier waarmee burgers aan het loket hun paspoort
aanvragen, komt een extra vraag: wilt u ­ rgaandonor
o
zijn – ja/nee (omcirkelen wat van toepassing is).
Mensen krijgen hun paspoort pas na inlevering van het
volledig ingevulde formulier. Wie meer bedenktijd wil,
vult voorlopig nee in, en wie weet is dat bij een volgend
paspoort een ja. Simpel, gratis, en wie een ethisch
bezwaar ziet, die mag het zeggen.
Literatuur
Oswald, A. (2001) Economics that matters: Using the tax system
to solve the shortage of human organs. Kyklos 54(2–3), 379–381.
Gneezy, U. en A. Rustichini (2000) A fine is a price. Journal of Legal
Studies 29(1), 1–17.
Kooreman, P. en H.M. Prast (2007) Policy implications of behavioural economics. Netspar Panel Paper. Tilburg: Netspar.

ESB

93(4535) 16 mei 2008

303

Auteur