Ga direct naar de content

Jonge generaties vrouwen kiezen voor deeltijd

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 22 2008

arbeidsmarkt

Jonge generaties vrouwen kiezen
voor deeltijd
Het kabinet wil mensen met kleine deeltijdbanen stimuleren
de negatieve financiële gevolgen van het wegvallen
meer uren per week te gaan werken. Dit streven betreft vooral van de partner, door sterfte of echtscheiding, flink
verminderen (Fokkema, 2001).
vrouwen. Er zijn echter geen aanwijzingen dat jongere generaties vrouwen meer uren zullen gaan werken dan oudere
Gewerkte uren van vrouwen
generaties. De mogelijkheden van fiscaal beleid om werkende Zijn er aanwijzingen dat vrouwen in de nabije toevrouwen te stimuleren meer uren te gaan werken zijn beperkt. komst meer uren gaan werken, bijvoorbeeld omdat
jongere generaties vrouwen meer uren werken dan
oudere generaties? De ontwikkelingen in het arbeidsmarktgedrag van vrouwen wijzen niet op een substantiële verandering in het aantal gewerkte uren van
vrouwen in de nabije toekomst (Bosch et al., 2008).
De gemiddelde baanomvang ligt al jarenlang rond
de 26 uur per week. Het gemiddeld aantal gewerkte
uren varieert wel duidelijk over de levensloop (zie figuur 1). Op 25-jarige leeftijd wordt het maximum van
gemiddeld 32 uur per week bereikt. Tussen 35 en 50
jaar is de gemiddelde baanomvang ongeveer 24 uur
per week. Vanaf vijftigjarige leeftijd zet een daling in.
Jongere generaties vertonen hetzelfde patroon over
de levensloop als oudere generaties. Op bijvoorbeeld
43-jarige leeftijd is het gemiddeld aantal gewerkte
uren voor alle generaties ongeveer gelijk.
Argumenten voor meer gewerkte uren
De stabiliteit van het gemiddeld aantal gewerkte
Waarom wil het kabinet dat mensen met een kleine
uren is opmerkelijk omdat de positie van vrouwen
deeltijdbaan meer uren gaan werken? Een belangop de arbeidsmarkt wel aanzienlijk is veranderd. Zo
rijke reden is de houdbaarheid van de verzorgingsis het opleidingsniveau flink gestegen, en hoogopgestaat. Door de toename van de levensverwachting
leide vrouwen werken vaker en gemiddeld meer uren
zullen de kosten van de verzorgingsstaat toenemen.
dan laagopgeleide vrouwen. De sterk gestegen parUiteraard is een langere levensverwachting een
ticipatie van vrouwen met kinderen heeft echter een
positieve ontwikkeling. Desondanks zullen de kosdrukkend effect op het gemiddeld aantal gewerkte
ten van de voorzieningen gedekt moeten worden en
uren. Vrouwen met kinderen werken namelijk nog
een hogere arbeidsmarktparticipatie kan hieraan
steeds minder uren dan vrouwen zonder kinderen.
bijdragen. Vandaar dat er doelstellingen geformuDe verschillende maatschappelijke trends hebben
leerd zijn voor de participatie, zoals het streven naar
hier een tegengesteld effect. Per saldo is de gemideen participatiegraad van tachtig procent (SER,
delde baanomvang stabiel gebleven.
2006). Internationale vergelijkingen laten zien dat
Jongere generaties vrouwen zijn de afgelopen jaren
de participatie in Nederland echter al behoorlijk
vooral in deeltijdbanen van 12 tot 34 uur per week
hoog is. Daarentegen is het aantal gewerkte uren per
gaan werken. Zij werken dus gemiddeld ongeveer net
werkende in Nederland juist laag, onder meer door
zoveel uren per week als oudere generaties, maar
de hoge mate van deeltijd. Vooral bij de gewerkte
wel vaker in een middelgrote deeltijdbaan. Het is
uren lijkt dan ook winst te behalen,
niet alleen de gewijzigde samenbijvoorbeeld doordat deeltijders
stelling van de groep werkende
Internationale
meer uren gaan werken.
vrouwen die deze trend veroorVoor het kabinet is ook het
zaakt. Als we met behulp van
vergelijkingen
emancipatoire effect van meer
statistische technieken rekening
laten zien dat de
gewerkte uren door mensen met
houden met de genoemde trends,
een kleine deeltijdbaan van belang.
zoals die in het opleidingsniveau
participatie in
Vooral vrouwen werken in kleine
en in het aantal kinderen, dan
Nederland echter al
deeltijdbanen en dat komt hun
vertonen werkende vrouwen over
economische zelfstandigheid niet
de generaties heen een dalende
behoorlijk hoog is
ten goede. Meer uren werken zou
voorkeur voor voltijdbanen. En er

H

et kabinet wil stimuleren dat mensen
met kleine deeltijdbanen meer uren gaan
werken. Hiervoor wordt de Taskforce
Deeltijdplus in het leven geroepen. Het
doel van de Taskforce is om een debat te starten
over het maatschappelijk belang van het aantal
gewerkte uren door deeltijders. Er zal aandacht zijn
voor de beeldvorming omtrent werkende vrouwen, de
verdeling van zorgtaken, en knelpunten in de arbeidsvoorwaarden en in de praktijk bij bedrijven. Het
uitgangspunt is echter wel een goede balans tussen
arbeid en zorg. Het kabinet wil dus de keuzevrijheid
van werknemers om in deeltijd te werken niet ter
discussie stellen.

Nicole Bosch, Anja
Deelen en Rob
Euwals
Wetenschappelijk mede­
werkers en programmalei­
der bij de sector Arbeids­
markt en Welvaartsstaat
van het CPB

122

ESB

22 februari 2008

is juist een onderliggende stijgende tendens richting deeltijdbanen. Met andere woorden, jongere
generaties vrouwen met hetzelfde opleidingsniveau
en hetzelfde aantal kinderen kiezen vaker voor een
middelgrote deeltijdbaan dan oudere generaties. Dit
resultaat is in lijn met OESO (2001) en SCP/CBS
(2006), die concluderen dat het werken in deeltijd
voor veel vrouwen een bewuste keuze is. Onderzoek
wijst dus niet op een substantiële toename in het gemiddeld aantal gewerkte uren in de nabije toekomst.

figuur 1

Gemiddeld aantal gewerkte uren naar leeftijd en geboortejaar, vrouwen
met een baan, leeftijd 18–641

Fiscaal beleid
De overheid beïnvloedt de participatie en het aantal
gewerkte uren via fiscaal beleid. Het ligt dus voor de
hand de reikwijdte van dit beleid nader te bekijken.
Hierbij dient men te bedenken dat meer gewerkte
uren geen doel op zichzelf is. Het gaat naast het
emancipatoire doel ook om een bijdrage aan de
houdbaarheid van de verzorgingsstaat. De vraagstelling is dus: kan fiscaal beleid de gewerkte uren
zodanig beïnvloeden dat het effect op de overheidsfinanciën positief is?
Fiscaal beleid gericht op verhoging van het aantal
door vrouwen gewerkte uren draagt minder bij aan
de houdbaarheid van de verzorgingsstaat dan men
op het eerste gezicht zou vermoeden. In theorie is
dergelijk beleid kansrijk om twee redenen. Ten eerste is er daadwerkelijk ruimte voor beleid omdat de
marginale belastingdruk van grote groepen personen
met een deeltijdbaan hoog is (Ministerie van SZW,
2007). Ten tweede is dit beleid potentieel kansrijk
omdat vrouwen relatief sterk reageren op hun netto
uurloon. Ofwel, als vrouwen een hoger netto uurloon
krijgen gaan ze meer uren werken terwijl mannen dat
nauwelijks zullen doen (Evers et al., 2005).
In de praktijk is het moeilijk een substantieel positief effect te realiseren met fiscaal beleid. Fiscaal
beleid mag zich niet expliciet richten op vrouwen
omdat dit discriminatie naar geslacht zou inhouden.
Het beleid moet dus indirect worden gericht op
vrouwen, bijvoorbeeld via de kinderopvang of via
de combinatiekorting. Uit recent onderzoek blijkt
echter dat de groep van deeltijders diffuus is (SCP,
2008). De groep van deeltijders bestaat zeker niet
alleen uit moeders met een werkende partner. Zo
werken ook jonge vrouwen die nog geen kinderen
hebben minder uren dan jonge mannen, en oudere
vrouwen die geen jonge kinderen meer hebben werken nauwelijks meer uren dan vrouwen met jonge
kinderen.
Het effect van fiscaal beleid dat indirect gericht is
op vrouwen is volgens modelberekeningen inderdaad
gering (CPB, 2007, De Mooij, 2008). Zowel bij
combinatiekorting als bij beleid gericht op de kinderopvang wordt de groep van vrouwen zonder jonge
kinderen niet bereikt. Bij kinderopvangbeleid speelt
ook nog een rol dat ouders informele opvang kunnen
vervangen door formele opvang, terwijl ze niet meer
uren gaan werken. Het goed richten van het fiscaal
beleid op de eigenlijke doelgroep, zijnde de deeltijders, is dus een lastige creatieve uitdaging.

1

Generaties in vijfjaarsgroepen, van generatie met geboortejaar 1985–1989 tot generatie met geboortejaar
1930–1934.

Bron: Enquête Beroepsbevolking 1992–2005.

Uitdagende klus deeltijdplus
Het aantal gewerkte uren van vrouwen is al jaren stabiel, en er zijn geen aanwijzingen dat het aantal in de nabije toekomst zal stijgen. De reikwijdte van fiscaal
beleid is beperkt. Het eigenlijke doel van het fiscaal beleid is de houdbaarheid
van de verzorgingsstaat. Een verandering in de voorkeur voor deeltijd, ofwel de
bereidheid van vrouwen om meer uren te werken, zou echter wel een substantiële positieve bijdrage leveren aan de houdbaarheid van de verzorgingsstaat. Het
gaat hierbij om de vrije keuze van mensen en bedrijven, waarbij maatschappelijke beeldvorming en de houding van bedrijven tegenover werkende vrouwen een
rol spelen. Dit zet de opgave voor de Taskforce Deeltijdplus: welke maatschappelijke veranderingen kunnen eraan bijdragen dat deeltijders meer uren willen en
kunnen werken? Een lastige, maar ook uitdagende klus voor deeltijdplus.

Literatuur
Bosch, N., A. Deelen en R. Euwals (2008) Is part-time employment
here to stay? Evidence from the Dutch Labour Force Survey 1992–2005.
CPB Discussion Paper 100. Den Haag: CPB.
CPB (2007) Houdbaarheidseffecten van participatiebeleid. CPB
Notitie, 19 januari. Den Haag: CPB.
Evers, M., R. de Mooij en D. van Vuuren (2005) What explains
the variation in estimates of labour supply elasticities? CPB
Discussiepaper 51. Den Haag: CPB.
Fokkema, T. (2001) Forse inkomensdaling voor vrouwen na
echtscheiding en vroege verweduwing: bieden hertrouw en
werk uitkomst? Bevolking en Gezin, 30 (1), 5–29.
Ministerie van SZW (2007) De armoedeval, een nieuwe kijk op een
oud probleem. SZW Werkdocument 380. Den Haag: Ministerie
van SZW.
Mooij, R. de (2008) Reinventing the Dutch tax-benefit system;
exploring the frontier of the equity-efficiency trade-off. CPB
Discussiepaper 88. Den Haag: CPB.
OESO (2001) Balancing Work and Family Life: Helping Parents
into Paid Employment. Employment Outlook 2001. Parijs.
SCP (2008) Nederland Deeltijdland. SCP Publicatie 2008/4. Den
Haag: SCP.
SCP/CBS (2006) Emancipatiemonitor 2006. Den Haag: SCP/CBS.
SER (2006) Welvaartsgroei door en voor iedereen. SER Advies 06/08.
Den Haag: Sociaal Economische Raad.

ESB

22 februari 2008

123

Auteurs