Ga direct naar de content

Ouderschapsverlof voor gevorderden

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 16 2007

beleid

Ouderschapsverlof voor
gevorderden
Werknemers die gebruik maken van ouderschapsverlof
hebben recht op de ouderschapsverlofkorting wanneer zij
deelnemen aan de levensloopregeling en bovendien hun
belastbaar inkomen in het verlofjaar daalt. Deze laatste eis
kan ertoe leiden dat de marginale belastingdruk voor jonge
ouders oploopt tot honderd procent. Ook wordt spreiding
van het ouderschapsverlof over meerdere jaren ontmoedigd.

I

PETER KOOIMAN EN
DANIËL VAN VUUREN
Sectorhoofd en wetenschappelijk medewerker
bij de sector Arbeidsmarkt
en Welvaartsstaat van het
Centraal Planbureau

698

ESB

n Nederland heeft iedere werknemer recht op
onbetaald ouderschapsverlof gedurende dertien
weken per kind onder de acht jaar. In enkele
cao’s zijn aanvullende afspraken gemaakt over
een vergoeding door de werkgever, maar met name
in de marktsector is betaald ouderschapsverlof
ongebruikelijk.
De levensloopregeling biedt twee faciliteiten om
inkomensderving als gevolg van verlof op te vangen.
Ten eerste kan men via deze regeling sparen onder
een mild fiscaal regime, vergelijkbaar met het fiscale
regime voor pensioensparen (omkeerregel, vrijstel­
ling van vermogensrendementsheffing). Jongen
en Kooiman (2004) en Goudswaard en Caminada
(2006) laten zien dat deze optie voor de meeste
werknemers weinig voordeel biedt boven andere
fiscale faciliteiten zoals de middelingsregeling en het
spaarloon.
De tweede faciliteit is in potentie wel interes­
sant voor werknemers die overwegen om gebruik
te maken van ouderschapsverlof. Het betreft de
zogenaamde ouderschapsverlofkorting, een fiscale
heffingskorting van 3,76 euro per opgenomen uur
ouderschapsverlof, met een maximum van der­
tien weken. De maximale korting bedraagt op dit mo­
ment dus 13 × 40 × 3,76 euro = 1.955 euro. Deze
heffingskorting wordt alleen verleend als men in het
verlofjaar deelneemt aan de levensloopregeling. Voor
deze deelname is geen minimumbedrag gesteld:
inleggen van een euro volstaat. Daarenboven geldt
dat de ouderschapsverlofkorting niet hoger kan
zijn dan de teruggang in het belastbaar inkomen
in het verlofjaar. Als, ondanks het verlof, het inko­
men gelijk blijft of toeneemt in vergelijking met het
voorafgaande jaar, vervalt dus de heffingskorting. De
oorsprong van deze extra conditie ligt in het amen­
dement Bussemaker/Vendrik/De Wit, dat destijds
bij de behandeling van het wetvoorstel in de Tweede
Kamer zonder veel discussie is aangenomen. De
toelichting op het amendement geeft geen bruikbare
informatie over het motief van deze toevoeging.
Het meest waarschijnlijke motief is tegengaan van
oneigenlijk gebruik: werknemers zouden op papier

16 november 2007

hun werktijd kunnen uitbreiden, en deze uitbreiding
vervolgens als ouderschapsverlof opnemen. Zo zou
het mogelijk zijn om de heffingskorting op te strijken
zonder de facto de werktijd te verminderen (fictief
ouderschapsverlof).
In deze bijdrage gaan we in op de gevolgen van de
inkomenseis. Wat betekent deze eis voor de mar­
ginale belastingdruk voor jonge gezinnen? En hoe
wordt hun beslissing om ouderschapsverlof op te
nemen beïnvloed?

Werking ouderschapsverlofkorting
De werking van de ouderschapsverlofkorting
wordt geïllustreerd aan de hand van twee fictieve
voorbeelden.
Werkneemster A bevalt half september en neemt,
aansluitend aan het wettelijke bevallingsverlof van
tien weken vanaf 1 december tot 1 maart het vol­
gende jaar drie maanden onbetaald ouderschaps­
verlof. Het verlof bedraagt dus een maand in het
jaar van de bevalling en twee maanden in het daar­
opvolgende jaar. Als gevolg van het verlof mist zij
in het jaar van de bevalling een maandinkomen, en
in het jaar daarna twee maandinkomens. In beide
jaren daalt haar bruto inkomen zodoende met een
maandinkomen in vergelijking met het inkomen in
het voorafgaande jaar, dat wil zeggen met 8,3 pro­
cent. Daar staat tegenover dat de bedrijfstak waar
zij werkt in beide jaren het contractloon met nomi­
naal 3,5 procent stijgt. Bovendien krijgt zij in beide
jaren haar reguliere periodieke salarisverhoging.
Omdat zij goed functioneert krijgt ze in beide jaren
vijf procent opslag. Bedenk hierbij dat jonge ouders
in de meeste gevallen nog in het stijgende deel
van hun carrièrepad zitten: zij hebben daarom een
relatief hoge incidentele looncomponent. Per saldo
neemt haar bruto inkomen in beide jaren zo met 3,5
procent + 5 procent – 8,3 procent = 0,2 procent
toe, ondanks het onbetaalde ouderschapsverlof. De
heffingskorting wordt in beide jaren niet toegekend.
Zou A een maand of meer later zijn bevallen, dan
was het gehele ouderschapsverlof van drie maanden
in een kalenderjaar opgenomen (= 25 procent van
haar totale werktijd in dat jaar). De verandering in
haar inkomen zou in dat geval gelijk zijn aan 3,5
procent + 5 procent – 25 procent = –16,5 procent,
ruim voldoende om de volledige heffingskorting te
kunnen incasseren.
De werkgever van B betaalt tijdens het ouderschaps­
verlof 75 procent van het loon door. B neemt zijn
gehele ouderschapverlof van dertien weken in een
kalenderjaar op. Zijn bruto inkomen is in dat jaar een

kwart lager, waarvan de werkgever echter driekwart
figuur 1
Budgetrestrictie van individu dat overweegt gebruik te maken van
bijpast, zodat hij per saldo 6,25 procent minder
o
­ uderschapsverlof
inkomen geniet. Zijn werkelijke inkomen neemt toe
in vergelijking met het voorafgaande kalenderjaar
omdat de algemene salarisronde plus de toegekende
periodiek samen meer zijn dan 6,25 procent. Hij kan
de heffingskorting niet incasseren.
De algemene werking van de ouderschapsverlof­
korting (OVK) wordt geïllustreerd in figuur 1. Deze
figuur schetst de vorm van de budgetrestrictie
voor wie recht heeft op ouderschapsverlof. Op de
horizontale as staat de duur van het opgenomen
ouderschapsverlof, en op de verticale as staat het
jaarinkomen. Het jaarinkomen in het voorgaande jaar
wordt genoteerd als i(t–1), en het jaarinkomen in het
huidige jaar als men geen gebruik maakt van ouder­
schapsverlof wordt genoteerd met i(t), punt A in de
figuur. Wanneer men niet in aanmerking zou komen
voor enige vorm van subsidie, dan zou de prijs van
aantrekkelijk is om iets minder dan v(D) uren ouderschapsverlof op te nemen.
het ouderschapsverlof gelijk zijn aan de prijs van
Het daarmee extra verdiende loon wordt volledig wegbelast: de marginale druk
vrije tijd, ofwel de loonvoet. In dat geval zou een
bedraagt honderd procent op het gehele segment BD. Zo zal een werknemer in
budgetrestrictie gelden van de vorm ABC (het stan­
punt D die aan het einde van het jaar prettig verrast wordt met een onvoorziene
daard tekstboekplaatje waarbij punt A correspon­
bonus, deze bonus direct kunnen doorschuiven naar de fiscus.
deert met het raakpunt van de nutscontouren aan de In punt D is de voorraad OVK die is opgebouwd op het traject tot v(B) op.
budgetlijn). Wanneer men bij het eerste opgenomen
Wanneer men meer dan v(D) uren ouderschapsverlof opneemt, gaat het inkomen
uur ouderschapsverlof meteen in aanmerking komt
weer teruglopen. Tot punt E is er nog een restant OVK, zodat het inkomen per
voor de OVK, geldt een budgetrestrictie van de vorm
uur wat minder hard teruggaat dan voorbij punt E waar het maximum van de
ADEF. De OVK wordt toegekend per uur ouder­
OVK bereikt is, en ouderschapsverlof overgaat in ongebonden onbetaald verlof
schapsverlof; deze subsidie verlaagt de prijs van vrije dan wel een reductie van de deeltijdfactor (merk op dat het traject DE vervalt als
tijd. Hierdoor verloopt het segment ADE minder steil
i(t–1) voldoende laag is).
dan ABC. Omdat de OVK echter maximaal betrek­
De geknikte vorm van de budgetrestrictie geeft aan dat jonge gezinnen voor een
king heeft op v(E) uren ouderschapsverlof (op dit
gecompliceerd beslissingsprobleem worden gesteld. Al redenerend kan goed
moment dertien weken), geldt vanaf dit punt weer
zicht gekregen worden op de mate waarin het gebruik van ouderschapsverlof
de ongesubsidieerde prijs (segment EF, evenwijdig
wordt beïnvloed door deze ingewikkelde budgetrestrictie. Allereerst zal niemand
aan ABC). Op dit laatste segment is formeel geen
minder dan v(B) uren ouderschapsverlof willen opnemen. Immers, de prijs die
sprake meer van ouderschapsverlof, maar van regu­
wordt betaald voor deze uren is gelijk aan de prijs van vrije tijd, wat betekent
lier onbetaald verlof (of structureel minder werken).
dat men deze uren in de uitgangssituatie al opgenomen zou moeten hebben
Men komt echter pas in aanmerking voor de OVK
wanneer dat optimaal zou zijn geweest. Voorts zal niemand tussen de v(B) en
wanneer het inkomen lager is dan dat in het vooraf­
v(D) uren opnemen, omdat men dan deels voor niets werkt. De eerste conclusie
gaande jaar. Dit betekent in de praktijk dat de eerste
is dan ook dat het optimaal is om ofwel geen ouderschapsverlof op te nemen,
uren ouderschapsverlof nog geen recht geven op
ofwel ten minste v(D) uren. Merk hierbij op dat men definitief rechten verspeeld
OVK (segment AB). Pas wanneer men meer ouder­
op de OVK wanneer men tussen 0 en v(D) uren ouderschapsverlof opneemt, dat
schapsverlof opneemt dan v(B), zakt het inkomen
wil zeggen, men kan de misgelopen OVK niet in een later jaar alsnog verzilveren
onder het niveau i(t–1): de OVK komt dan beschik­
(niet expliciet zichtbaar in de figuur).
baar. Omdat deze over alle opgenomen uren wordt
Ter illustratie: een werknemer die voltijd werkt, een nominale salarisstijging van
toegekend, dus ook de uren tot v(B),
zes procent heeft, en vierentwintigduizend euro netto ver­
leidt dit ertoe dat men vervolgens een
dient, zal ofwel voor minimaal negen procent van de werk­
Er is sprake van een
hoeveelheid v(D)–v(B) uren ouder­
tijd onbetaald ouderschapsverlof opnemen of helemaal niet.
schapsverlof gratis erbij krijgt: het
Er is dus sprake van een forse prikkel om het ouderschaps­
forse prikkel om het
inkomen zakt niet onder het niveau
verlof te comprimeren en niet te spreiden over een langere
i(t–1). Het feit dat het ouderschaps­
periode die meerdere kalenderjaren beslaat.
ouderschapsverlof
verlof over dit traject geheel gratis is
Wanneer men echter precies v(D) uren verlof opneemt, dan
te comprimeren
mag wellicht gunstig klinken, maar
is daar een zeker risico aan verbonden. Stel dat men met
het wordt betaald uit het gedeelte tot
onverwachte inkomsten wordt geconfronteerd (niet per se
en niet te spreiden
v(B) waarbij de OVK niet verzilverbaar
loon), dan worden deze tegen een tarief van honderd pro­
is. Er wordt zodoende op het traject
cent wegbelast. De tweede conclusie is dan ook dat de
over een langere
tot v(B) een claim opgebouwd die
regeling een marginale druk van honderd procent impliceert
periode die meerdere voor een inkomenstraject van maximaal tweeduizend euro
pas tot uitbetaling komt wanneer men
meer dan v(B) uren ouderschaps­
netto in het inkomensgebied rond het inkomen van het
kalenderjaren
verlof opneemt. Dit mechanisme
voorafgaande jaar.
beslaat
betekent anderzijds dat het niet

ESB

16 november 2007

699

Tot slot zij nog opgemerkt dat
Conclusie
De huidige
In deze bijdrage wordt betoogd dat jonge gezinnen
zonder aanvullend verlof op eigen
bijzonder complexe afwegingen moeten maken over de
kosten de OVK niet bereikbaar is
vormgeving van de
wijze waarop ze hun recht op ouderschapsverlof willen
voor wie het genoegen smaakt van
ouderschapsverlofkorting
inzetten zonder daarbij hun ouderschapsverlofkorting
betaald ouderschapsverlof. Als de
te verspelen. Met ongetwijfeld de beste bedoelingen is
werkgever vijfenzeventig procent
berooft het
een onnodig gekunstelde regeling ontstaan die weinigen
van het loon doorbetaalt is er in
ouderschapsverlof van
zullen doorzien. De huidige vormgeving van de ouder­
veel gevallen geen sprake van een
schapsverlofkorting berooft het ouderschapsverlof van
teruggang in inkomen, zelfs wan­
zijn flexibiliteit omdat
zijn flexibiliteit omdat ze het spreiden van het verlof
neer het gehele ouderschapsverlof
ze het spreiden van het
over meerdere jaren financieel afstraft. Met name car­
van dertien weken in een kalender­
jaar wordt opgemaakt. Dit werpt
verlof over meerdere jaren rièremakers worden gestimuleerd om zoveel mogelijk
ouderschapsverlof in één kalenderjaar op te nemen om
een speciaal licht op de regeling
financieel afstraft
zo de ouderschapsverlofkorting veilig te stellen. Wie
die ter zake bij de overheid gehan­
betaald ouderschapsverlof geniet kan de ouderschaps­
teerd wordt: op de gebruikelijke
verlofkorting alleen verzilveren door in het jaar van het
vijfenzeventig procent doorbetaling
ouderschapsverlof aanvullend onbetaald verlof te nemen en/of bij te storten in de
bij ouderschapsverlof wordt sinds 1 januari 2006
levensloopspaarpot. Ook leidt de regeling ertoe dat de marginale belastingdruk
een korting toegepast gelijk aan het bedrag van de
oploopt tot honderd procent voor het inkomen dat net boven het inkomen van
OVK. Omdat niet alle ambtenaren de OVK zullen
het voorgaande jaar uitstijgt.
kunnen incasseren betekende de introductie van de
De inkomensconditie die deze complicaties veroorzaakt, vloeit waarschijnlijk
OVK per saldo een verschraling van de bestaande
voort uit de wens oneigenlijk gebruik van de regeling tegen te gaan. Zoals zo vaak
voorzieningen bij ouderschapsverlof bij de overheid.
leidt dat er vooral toe dat de bonafide gebruikers getroffen worden. Degenen
Ontwijken via de levensloop
die de randen van de wet opzoeken laten zich niet afschrikken omdat voor wie
In het voorgaande is de situatie bekeken, waarbij
daarop uit is de ouderschapsverlofkorting altijd verzilverbaar is door extra te spa­
naast het ouderschapsverlof geen aanvullend verlof
ren in de levensloopregeling. De bepaling dat de ouderschapsverlofkorting alleen
voor eigen rekening wordt genomen. Als dat wel
kan worden geïncasseerd voor zover het jaarinkomen daalt zou dan ook moeten
gebeurt, dan daalt het inkomen verder, waardoor
worden herzien.
de OVK eerder binnen bereik komt. Hierdoor kan
het ouderschapsverlof in kleinere porties genuttigd
worden zonder OVK-rechten te verspelen. Overigens
wezen De Haan en Plantenga (2007) er onlangs op
dat bij langdurig aanvullend verlof het resterende
jaarinkomen zo laag kan worden dat de OVK evenmin
kan worden verzilverd. Voor wie echter geen extra
verlof wil nemen, staan ook andere mogelijkheden
open om de OVK veilig te stellen. De conditie dat
de OVK niet hoger kan zijn dan de inkomensach­
teruitgang wordt door de fiscus afgemeten aan de
ontwikkeling van het belastbaar inkomen. Er zijn tal
van manieren om dit in enig jaar te verminderen; een
voor de hand liggende in dit verband is deelname
aan de levensloopregeling. Een bedrag gestort op
een levenslooprekening telt immers niet mee in het
belastbaar inkomen in dat jaar. Door voldoende te
storten kan men het belastbaar inkomen zodanig
laten dalen dat de OVK volledig verzilverbaar wordt.
Neem iemand die in de situatie verkeert dat hij/
zij een bedrag van duizend euro OVK dreigt mis te
lopen omdat inclusief het ouderschapsverlof het
belastbaar inkomen dit jaar juist gelijk zou zijn aan
het inkomen vorig jaar. Als hij/zij een bruto bedrag
spaart in de levensloopregeling waarvan de netto
waarde gelijk is aan duizend euro wordt de OVK wel
verzilverd omdat als gevolg van deze storting het
LITERATUUR
belastbaar inkomen met duizend euro daalt. De stor­
Goudswaard, K. en K. Caminada (2006) Het profijt van levensting in de levenslooppot wordt zo voor honderd pro­
loop, ESB 91(4498), 598–600.
cent gefinancierd uit de OVK. Het gevolg is wel dat
Haan, P. de en J. Plantenga (2007) Ouderschapsverlof in de
de OVK nu vastzit in de levensloopspaarpot. Om het
levensloop, ESB 92(4519), 598–599.
gespaarde bedrag vrij te maken, moet later verlof
Jongen, E. en P. Kooiman (2004) Voorgenomen levensloopregeling biedt weinig voordeel, ESB, 89(4429), 129–131.
worden opgenomen.

700

ESB

16 november 2007

Auteurs