Ga direct naar de content

Column: Erbij betrekken of uitblinken?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 13 2006

column

Coen Teulings

Erbij betrekken of uitblinken?
De publieke opinie is een ongrijpbaar fenomeen. We
vinden van alles, maar waarom? De oorsprong van onze
diepste overtuigingen is vaak niet traceerbaar. Dat
geldt evenzeer voor onze mening over het Nederlandse
onderwijsbestel. Ik geef u drie stellingen:
1 De kwaliteit van het Nederlandse onderwijs is het
afgelopen decennium sterk teruggelopen.
2 Het vmbo is daarbij het grootste probleem: in vergelijking tot het buitenland verlaten in Nederland
veel meer scholieren zonder fatsoenlijke opleiding
het onderwijs.
3 Dat geldt in het bijzonder voor allochtonen:
Nederland weet geen weg met de laag opgeleide
allochtone kinderen, elders gaat dat veel beter.
Deze stellingen klinken vertrouwd in de oren. Je kunt
het bij wijze van spreken dagelijks in de krant lezen,
zowel op de nieuws- als op de opiniepagina. De situatie
op het vmbo is bedroevend. Stop, niet verder lezen.
Eerst voor uzelf bedenken welke van deze stellingen
juist zijn, en welke onjuist.
U leest verder, dus ik moet aannemen dat u zich een
oordeel heeft gevormd. We kunnen nu dus de waarheid
onthullen. Zal uw oordeel de toets van geduldig empirisch onderzoek doorstaan? Wie drie keer ‘nee’ heeft
geantwoord, verdient de hoofdprijs. Uit recent gepubliceerd onderzoek van het CPB (Excellence of productivity) blijkt dat deze stellingen alle drie onjuist zijn.
Hoe hebben de auteurs van deze studie, Bert Minne,
Marieke Rensman, Björn Vroomen en Dinand Webbink,
dat onderzocht? Ze hebben gebruikgemaakt van een
drietal internationaal vergelijkende onderzoeken. In
alle drie deze studies hebben leerlingen testjes moeten
maken om hun vaardigheden te meten. Doordat in alle
landen dezelfde testen zijn gebruikt, zijn de resultaten
goed vergelijkbaar. Ze hebben vervolgens per land voor
iedere test de leerlingen geordend naar hun testresultaat. Het eerste percentiel zijn de scholieren met de
laagste toetsscore, het 100e percentiel zijn de nationale toppers. Vervolgens zijn de testscores per percentiel tussen landen vergeleken.
Wat blijkt? De Nederlandse leerlingen in het eerste
percentiel mogen dan binnen Nederland de zwakste
leerlingen zijn, in vergelijking tot andere landen presteren zij nog heel aardig. Sterker nog, het Nederlandse
eerste percentiel hoort bij de wereldtop. Alleen in ZuidKorea en Nieuw-Zeeland presteert het eerste percentiel
op sommige deeltoetsen nog beter. Gaan we naar het
hoogste percentiel dan ziet dat beeld er heel anders

uit. Weliswaar zijn onze toppers binnen Nederland
de beste, in vergelijking tot de buitenlandse toppers
komen zij pas op de dertiende plaats. Vele andere
OECD-landen gaan ons voor. Ergo: als Nederland iets
te winnen heeft dan is dat eerder bij het toptalent dan
aan de onderkant. In vergelijking tot ons omringend
buitenland zijn we aan die onderkant al geweldig goed.
Op soortgelijke wijze zijn ook beide andere vragen
onder de loep genomen. De gemiddelde rang van het
Nederlandse onderwijs blijkt de afgelopen veertig jaar
nauwelijks veranderd. Dat geldt zeker niet voor alle landen. Het Duitse onderwijs zakt geleidelijk af, het Finse
onderwijs heeft een enorme inhaalspurt gemaakt, net
zoals het Koreaanse onderwijs dat in de jaren ’60 en
’70 heeft gedaan. En ook onze laagst opgeleide allochtonen blijken het in vergelijking tot hun buitenlandse
lotgenoten helemaal niet slecht te doen.
Bent u verrast door deze uitkomst? De reacties op deze
vraag lopen sterk uiteen. Vaak krijg ik terecht kritische
wedervragen, bijvoorbeeld of er wel rekening is gehouden met het feit dat van de slechtste leerlingen de
Cito-score niet bekend is? (ja, want onze gegevens zijn
niet afkomstig van de Cito-toets). Of er behalve naar
cognitieve vaardigheden ook naar gedragsaspecten
is gekeken? (nee, want daar hadden we helaas geen
gegevens over, terwijl we uit incidentele onderzoeken
weten hoe belangrijk dat is). Maar uiteindelijk splitst de
respondentenpopulatie zich dan in clusters. Het eerste
cluster is oprecht verbaasd (zo niet ongelovig, zelfs na
al mijn geduldige antwoorden op hun kritisch vragen),
het tweede cluster had het eigenlijk al verwacht. In dit
cluster zitten ook een aantal echte onderwijsspecialisten. Zij weten alles van het onderwijs, dus hen kun je
ook vragen hoe dat dan komt. Het antwoord is steevast
dat de cultuur van het Nederlandse onderwijsbestel
meer gaat over ‘iedereen erbij betrekken’ dan over
‘iemand laten uitblinken’. Kijk maar naar het vocabulaire in onderwijsland: ‘achterstandsleerlingen’, ‘gelijke
kansen voor iedereen’, ‘onderwijssegregatie’. Lid van
de vereniging van ouders van hoogbegaafde leerlingen
word je eigenlijk alleen als je kind vanwege haar hoge
begaafdheid gedragsmoeilijkheden heeft, niet omdat
je haar speciale talenten op school beter wil benutten.
De drie stellingen aan het begin zijn dan ook meer een
weergave van datgene waar wij ons in het onderwijs
altijd al bezorgd om hebben gemaakt, dan van de feitelijke stand van zaken in het Nederlandse onderwijs.

ESB

13 juli 2007

443

Auteur