Ga direct naar de content

Entrepreneurship

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 16 1994

Entrepreneurship
Eén van de conclusies in het slotdocument van het
Nationaal Platform Globalisering luidde, dat startende ondernemers meer kansen moeten krijgen. En inderdaad, het Ministerie van Economische Zaken doet
er veel aan. Met de campagne ‘Onderneem ‘t maar’,
met een startersbeleid, met het sjorren aan de vestigingswetgeving, met het propageren van de Bedrijfs
Effecten Toets, enzovoorts. Ondernemen is niet vies
meer in Nederland. En het erdoor resulterende geld
en aanzien is nog maar een beetje vies. Dat is niet zo
vreemd. Immers, ‘het midden- en kleinbedrijf moet
ons redden’ is nu een veel gehoorde kreet. Dat Jan
Kamminga het roept ligt voor de hand. Dat Alexander Rinnooy Kan en Jacques Delors het roepen is intrigerender. Een stijgende werkloosheid, een efficiëntie-operaties plegende overheid en een sanerend
groot-bedrijfsleven doet hen kijken naar de residuele
sector. Het mkb dus!
Hoewel de achterliggende gedachten goed zijn,
is het knuffelen van het mkb, en van startende ondernemers in het bijzonder, onvoldoende om de wereldwijde concurrentieslag te doorstaan. Er wordt nog
teveel gedacht in termen van ‘omstructurering’ .
Grote bedrijven vallen uiteen in kleinere, terwijl
deze kleinere bedrijven elkaar horizontaal beconcurreren, en verticaal toelever- en uitbestedingsrelaties
aangaan. Er zullen besparingen gerealiseerd worden
door een grotere flexibiliteit. Er zal een grotere slagkracht op de markt ontstaan door meer dynamiek.
En inderdaad, in veel OESO-landen neemt de gemiddelde ondernemingsgrootte af.
Een ander type omstructurering ontstaat als toetredingsbarrières worden verlaagd. Een gehele bedrijfstak kan daar gezonder van worden. Zittende ondernemers moeten alerter worden en te hoge prijzen
verlagen, terwijl nieuwe ondernemers kleine vernieuwingen en verbeteringen introduceren. In dit licht is
het huidige Nederlandse beleid gunstig omdat het de
drempels voor nieuwe ondernemers verlaagt, wat
betreft formele vestigingsvereisten en het verkrijgen
van informatie over ondernemen en ondernemerschap.
Decentralisering of privatisering van overheidstaken is nog een type omstructurering. Hierbij worden markt-effecten gecreëerd die er voorheen niet
waren. Dit moet leiden tot meer variatie (onderwijs),
lagere kosten (gezondheidszorg), meer klantgerichtheid (telecommunicatie), enzovoorts.
Zoals gezegd, de omstructurering is zinvol, noodzakelijk zelfs. Maar voor investeren in de toekomstige welvaart is meer nodig. Opleiden is een belangrijke vorm van investeren. En wat doen wij om een
toekomstige generatie top-ondernemers op te leiden?
Enkelen daarvan zullen aan het roer staan van grotere ondernemingen. De meesten zullen aan het roer
staan van kleine ondernemingen. Toekomstige kleine
ondernemingen zullen nog meer dan nu het geval is,
opereren in een internationale, op export georiënteer-

E5B 7-12-1994

de omgeving waar technische mogelijkheden en vereisten snel veranderen. Zij zullen te maken krijgen
met markten waarin snelheid en
creativiteit beloond worden en samenwerkingsvormen snel wisselen.
Waar is het entrepreneurship-onderwijs aan onze economische en bedrijfskundige faculteiten? Inderdaad, nergens!
Natuurlijk zijn er keuzevakjes,
zijn er cursussen ondernemingsplannetje schrijven, zijn er part-time
docenten, zijn er bijzondere leerstoelen. Aan de goede inzet van
betrokkenen kan weinig worden
afgedaan. Waar het om gaat is dat
de beste studenten zich aangetrokken moeten voelen. En dat lukt alleen als entrepreneurship een
plaats krijgt als afstudeerrichting, als er full-time leerstoelen worden opgericht, waar krachtige onderzoekprogramma’s worden opgezet. Zo komt er invloed
op het curriculum dat tot nu toe te veel is georiënteerd op een ideaal van twintig jaar geleden. En dat
was een baan bij een groot bedrijf of de overheid.
Moet een toekomstige ondernemer het ondernemerschap in zich hebben? Ja liefst wel, maar het
moet ook gestimuleerd worden. En daarnaast zijn er
vele beheersmatige aspecten van het ondernemerschap die wel degelijk aangeleerd kunnen worden.
Tot nu toe hebben de Amerikanen dat beter begrepen dan de Europeanen. In de Verenigde Staten zijn
er zo’n 400 universiteiten met entrepreneurship-vakken, terwijl er 50 zijn met een mogelijkheid tot afstuderen in entrepreneurship. Hiertoe behoren ook Harvard, MIT, Stanford, UCLA1.
.
De suggestie is nu wel duidelijk. Richt in Nederland drie full-time leerstoelen entrepreneurship op.
Geef een duidelijke onderzoekopdracht mee, om
academische respectabiliteit te verkrijgen. De geur
van het ondernemingsplannetjes-schrijven
verdwijnt.
En zo ontstaat er weer invloed op het curriculum.
Neveneffecten kunnen zijn, dat de verkaveling
tussen de bedrijfseconomische vakken vermindert.
Deze verkaveling bestaat bij de gratie van het feit dat
er in grote ondernemingen stafafdelingen zijn met de
desbetreffende specialiteit. Economische faculteiten
kampen met teruglopende studentenaantallen. Wellicht geeft entrepreneurship nieuw elan. Een laatste
neveneffect is er één op lange termijn. Succesvolle
ondernemers zullen, eerder dan succesvolle functionarissen, bereid zijn (en de mogelijkheid hebben)
om de universiteit waar zij opgeleid zijn te belonen.
Ik doel hier uiteraard op toekomstige donaties.
Economische faculteiten, onderneem eens wat!
1. T. Engel, Ondernerschapsonderwijs
aan universiteiten,
Economisch bulletin, nr. 4, 1993, blz. 31-35.

A.R. Thurik

Auteur