Ga direct naar de content

Energieheffing en het huishoudelijke energieverbruik

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: maart 11 1992

Energieheffing en het huishoudelijke energieverbruik
H.D. Webbink, E.S. Mot, J.T. Booij en M.P. Klaassen*

D

e commissie-Wolfson heeft onlangs verslag gedaan van de mogelijkheden om
regulerende energieheffingen in te stellen. Het hiergepresenteerde
deelonderzoek betreft de invloed van de energieprijs op het energieverbruik van
huishoudens in woningen. Hieruit blijkt dat een energieheffing van 100%
aanzienlijke besparingen kan opleveren. Het elektriciteitsverbruik kan met 12%
warden beperkt tenvijl op het gasverbruik een besparingen van maximaal 33%
mogelijk is.

De Nederlandse regering overweegt de invoering
van een regulerende energieheffing om de beleidsdoelstellingen met betrekking tot energiebesparing
en milieu te realiseren. Voor de sector huishoudens
is de doelstelling een verbetering van de energieefficientie met 25% tussen 1990 en 2000. De centrale
vraag in dit artikel is welke invloed de energieprijs
heeft op het energieverbruik van huishoudens in
woningen.
Een verhoging van de energieprijs kan het energieverbruik van huishoudens op twee manieren bei’nvloeden. In de eerste plaats kan een huishouden,
onder voor het overige gelijke omstandigheden,
energie besparen door gedragsveranderingen, bij
voorbeeld door warmere kleding te dragen en door
minder te stoken. Dit verschijnsel wordt ‘good
housekeeping’ genoemd. De tweede manier waarop
de energieprijs het energieverbruik van een huishouden kan beinvloeden is via investeringsbeslissingen
die het energieverbruik voor langere tijd bepalen.
Het gaat hier om de duurzame aspecten van het
energieverbruik zoals het aanbrengen van isolatiemateriaal en het aanschaffen of afstoten van energieverbruikende apparaten.
Deze beide manieren van be’invloeding van het
energieverbruik door de energieprijs zijn in dit onderzoek geanalyseerd. De data zijn ontleend aan het
Budgetonderzoek van het Centraal Bureau voor de
Statistiek en betreffen individuele gegevens van
huishoudens voor de periode 1981-1987. Verkregen
zijn zeven jaarbestanden alsmede een panelbestand
van huishoudens die gedurende meerdere jaren
meededen aan het Budgetonderzoek. De zeven jaarbestanden zijn samengevoegd, waardoor een combinatie van tijdreeks- en dwarsdoorsnede-analyse mogelijk werd.
In het onderstaande wordt eerst regressie-analyse
toegepast om het ‘good housekeeping’-effect te bepalen. Hierbij wordt de indenting van de woning als
gegeven beschouwd. De veranderingen met betrekking tot de duurzame aspecten van het energiever-

ESB 11-3-1992

bruik worden geanalyseerd met een logit-model.
Met een dergelijk model kan de kans op een bepaalde toestand of gebeurtenis worden verklaard. Twee
voor de woninginrichting relevante aspecten, te weten de aanschaf en het bezit van isolatiemateriaal
alsmede de aanschaf en het bezit van energieverbruikende apparaten, zijn op deze manier geanalyseerd.
Vervolgens zijn op basis van de geschatte modellen
simulaties uitgevoerd ten einde het effect van een
verdubbeling van de energieprijs op het energieverbruik te bepalen. De totale besparing bestaat dan
uit twee delen, te weten een besparing als gevolg
van de ‘good housekeeping’ en een besparing door
het aanbrengen van isolatie en veranderingen in het
bezit van energieverbruikende apparaten. Ten slotte
wordt nog stilgestaan bij de inkomenseffecten voor
verschillende inkomensgroepen als gevolg van de
verdubbelde energieprijzen.

Het gasverbruik bij gegeven inrichting1
Een belangrijke vraag bij het bepalen van de prijselasticiteit van gas onder gegeven omstandigheden
is welke specificatie van de gasprijs moet worden
gekozen. Anders geformuleerd: door welke gasprijs
laat een huishouden zich leiden bij het gasverbruik,
de huidige, die van het vorig jaar of nog een andere? Aangezien op theoretische gronden niet duidelijk is welke prijs te prefereren is zijn bij de regressie-analyse van het gasverbruik vier specificaties

* De auteurs zijn werkzaam bij de Stichting voor Economisch Onderzoek van de Universiteit van Amsterdam. Dit
artikel is een bewerking van het SEO-rapport nr. 279, J.T.
Booij e.a., Prijselasticiteit van het buishoudelijk energieverbruik, 1992, dat grotendeels in opdracht van het Ministerie
van Economische Zaken is geschreven. Enkele aanvullende analyses zijn door de SEO op eigen gelegenheid uitgevoerd.
1. Woningen met blokverwarming (10% van de woningvoorraad) zijn buiten beschouwing gelaten.

van de gasprijs geanalyseerd. ledere specificatie
geeft een andere prijselasticiteit terwijl het verklaar-

kast. Bij de aanschaf van apparaten is alleen de uit-

de deel van de variantie en de invloed van andere
factoren niet veranderen. De geschatte prijselasticiteiten varieren tussen -0,10 en -0,41. Aan de met een

energieprijs van invloed is op de aanschaf van apparaten die een huishouden nog niet bezit. Daarnaast
valt te verwachten dat bij vervanging nieuwe appara-

half jaar vertraagde prijs geven wij enige voorkeur
omdat deze prijs een element uit het verleden bevat

ten energiezuiniger zijn dan oude. Er is echter afge-

(de afrekening aan het eind van het jaar) en een element van de huidige prijs. De prijselasticiteit bedraagt in dat geval -0,41 en is met een redelijke

nauwkeurigheid vastgesteld (de standaardfout =
0,04).
Uit de regressie-analyse bleek verder dat het woningtype, de grootte van de woning, het bouwjaar,

de wijze van verwarming en de aanwezigheid van
isolatie een grote invloed hebben op het gasverbruik. De door ons gevonden effecten van isolatie
zijn kleiner dan hetgeen technisch mogelijk geacht
wordt. Het is mogelijk dat hierbij een soort van ‘bad
housekeeping’ een rol speelt: naarmate de woning
beter geisoleerd is, is men minder zuinig met ener-

gie. Dit is vergelijkbaar met het langer laten branden van een spaarlamp, omdat die toch zuinig is.
Voor het inkomen werd een klein maar structured
effect op het gasverbruik gevonden. Het gasver-

bruik stijgt met het inkomen. De waarde van de elasticiteit is 0,15. Het verklaarde deel van de variantie
was bevredigend voor een analyse op individuele

gegevens (R = 0,39).

breidingsvraag geanalyseerd. Nagegaan is hoe de

zien van de analyse van de vervangingsvraag omdat
het vaststellen van het precieze besparingseffect
van de vervanging van apparaten met de beschikbare data erg lastig is. Dit betekent dat ook geen on-

derzoek is gedaan naar een eventuele vervroegde
afstoot van apparaten als gevolg van een energieprijsstijging. Vervanging van oude apparaten door
nieuwe, energiezuinigere apparaten kan voor een
deel in het ‘good housekeeping’-effect tot uitdrukking zijn gekomen. Ook kon bij de analyse van de
uitbreidingsvraag geen rekening worden gehouden
met verschillen in het energieverbruik van nieuw
aangeschafte apparaten.
De elektriciteitsprijs bleek van invloed bij de aanschaf van een wasdroger en van een vaatwasser en
niet bij de aanschaf van een diepvriezer/combikoelkast of een wasautomaat. Een verdubbeling van de
elektriciteitsprijs zou voor een gemiddeld huishouden de kans op aanschaf van een wasdroger of vaatwasser bijna tot nul reduceren.
Naast de aanschaf van apparaten is het bezit van apparaten geanalyseerd. In de modellen van het bezit
van apparaten is steeds een trendvariabele opgenomen om de verwachting te toetsen dat het bezit van

Elektriclteltsverbruik bij gegeven inrichting

apparaten onderhevig is aan trendmatige ontwikke-

Bij de analyse van het elektriciteitsverbruik wordt

lingen veroorzaakt door de algehele welvaartsstijging en structurele veranderingen in de prijsverhouding tussen diensten en industriele produkten . Na
opname van een trend in de modellen wordt alleen
een prijseffect gevonden voor het bezit van een vaatwasser en een wasdroger. Dit komt overeen met de
bevindingen bij de aanschaf van apparaten. Bij bei-

onderscheid gemaakt naar enkeltarief en dubbeltarief (bij het laatste is er verschil tussen dag- en

nachtstroom). Ook hier is de keuze van de prijsspecificatie belangrijk voor de schatting van de prijselasticiteit. Bij deze analyses is zelfs gewerkt met vijf verschillende specificaties van de elektriciteitsprijs,

varierend tussen de huidige elektriciteitsprijs en een
prijs met een vertraging van twee jaar. Zowel bij het
enkel- als bij het dubbeltarief krijgen de specificaties met een vertraging tussen een en twee jaar de
voorkeur op grond van statistische overwegingen.

de apparaten zou een verdubbeling van de elektriciteitsprijs voor een gemiddeld huishouden de kans
op het bezit van een dergelijk apparaat ongeveer
halveren.
Het effect van een prijsverdubbeling op de aanschaf

Deze specificaties hebben namelijk relatief de klein-

en het bezit van apparaten voor de gehele populatie

ste onnauwkeurigheden. Dit betekent dat wij voor

is bepaald in simulaties per huishouden.

het enkeltarief een prijselasticiteit vinden tussen
-0,08 en -0,17 en voor het dubbeltarief tussen -0,08

Isolatie van de woning

en -0,15. In de simulaties is gekozen voor een vertraging die voor enkel- en dubbeltarief gelijk is: ander-

De analyse van de investeringsbeslissingen ten aan-

half jaar. De prijselasticiteit bedraagt dan voor beide
tarieven 0,15.
Daarnaast bleken het bezit van elektrische apparaten, elektrische warmwatertoestellen, elektrisch koken, de omvang van het huishouden en het aantal
kamers belangrijk voor de hoogte van het elektriciteitsverbruik. Het inkomen heeft ook hier een klei-

ne, maar nauwkeurig te bepalen, invloed op het

zien van isolatiemateriaal is beperkt tot de huiseigenaren omdat alleen deze groep directe zeggenschap

heeft over de woning.
De aanschaf van isolatiemateriaal is geanalyseerd
aan de hand van een panelbestand. Dit is een bestand van huiseigenaren die gedurende meerdere

aaneensluitendejaren aan het Budgetonderzoek
hebben meegedaan. Door de gegevens per huishouden over meerdere jaren te vergelijken kan gecon-

elektriciteitsverbruik. De waarde van de inkomens-

stateerd worden of het huishouden in een bepaald

elasticiteit is 0,18 bij enkeltarief en 0,11 bij dubbeltarief.

jaar isolatiemateriaal heeft aangebracht. Dit specifie-

Aanschaf elektrische apparatuur

ke bestand kent niet de representativiteit van de jaarbestanden van het Budgetonderzoek en de onderzochte periode is slechts vijf jaar (1982-1986).

De aanschaf en het bezit van elektriciteitverbruikende apparaten zijn belangrijk voor het energieverbruik van het huishouden. De aanschaf is geanalyseerd voor vier apparaten te weten: wasautomaat,

2. J. Gershuny, Social innovation and the division of la-

wasdroger, vaatwasser en diepvriezer/combikoel-

bour, Oxford University Press, Oxford, 1983.

Voor vier isoiatievormen is een model van de aan-

<35a

schaf geschat met verschillende prijsspecificaties.
De resultaten waren enigermate teleurstellend omdat de verwachte prijseffecten niet gevonden zijn.
In alle modellen van de aanschaf van isolatie werd

nauwelijks een prijseffect gevonden. Wij menen dat

Budgetaandeel gas in %
bij basis-gasprijs
bij dubbele gasprijs
VerscKtl

35-50

50-65

65-80

5,2
6,9
-1,7

2,8

3,7
-0,9

2,2
3,0
-0,8

2,0
2,7
-0,7

er enige reden tot twijfel bestaat ten aanzien van de
waarde van de schattingsresultaten vanwege de specifieke aard van het panelbestand en de geringe on-

Inkomenseffect (in/)

derzoeksperiode.

Besparing door
‘good housekeeping’ (%)

21,7

Totaal (%)

33,9

Voor de aanwezigheid van isolatiemateriaal zijn de
jaarbestanden van het Budgetonderzoek geanalyseerd. Bij alle vier vormen van isolatie, te weten

glasisolatie, muurisolatie, vloerisolatie en dakisolatie is een duidelijk prijseffect gevonden. Een stijging
van de gasprijs vergroot de kans op aanwezigheid
van isolatie. Ook hier zijn de uitkomsten gevoelig
voor de keuze van de prijsspecificatie. Gekozen is

voor de gasprijs met een jaar vertraging.
De geschatte modellen laten verder zien dat het
bouwjaar van de woning en het hebben van een ei-

405

Besparing door isolatie (%) 12,2

Aantal observaties

152

400

417

10,0

11,4

9,5

22,1
32,6

22,1
32,8

22,2
32,2

21,9
333

22,4
51,9

68

68

390

408

191

a. Inkomensgroepen in duizenden guldens.
Bron: SEO-berekeningen op basis van Budgetonderzoek.

dens. Een verdubbeling van de elektriciteitsprijs
leidt tot een afname van het bezit van vaatwassers
en wasdrogers met respectievelijk de helft en een

De totale gesimuleerde besparing bij een energie-

bruik3. De besparing door ‘good housekeeping’
bedraagt 10% van het totale verbruik, als wordt ge-

rekend met een prijselasticiteit van -0,15.

heffing van 100% bedraagt aldus 12% van het totale
elektriciteitsverbruik door huishoudens in Nederland.

het woningtype en het beroep van het hoofd van

Simulaties met de gasprijs

het huishouden. In het algemeen is de kans op aanwezigheid van isolatie het grootst in nieuwere eengezinswoningen met een eigen cv.

Bij de besparing als gevolg van een verdubbeling
van de gasprijs onderscheiden we eveneens twee

delen: besparing door het aanbrengen van isolatie

Uitgaande van de bevindingen uit de regressie-ana-

en besparing door ‘good housekeeping’. De besparing door het aanbrengen van isolatie is met behulp
van Monte Carlo-simulatie vastgesteld . Hiermee

lyses en de logit-analyses zijn vervolgens simulaties

kan voor ieder huishouden apart een besparingsper-

gedaan met een verdubbeling van de energieprijs.
De uitgangssituatie is die van 1987. De logit-vergelijkingen zijn voor ieder huishouden afzonderlijk door-

centage berekend worden. In de simulatie is uitgegaan van de aanwezigheid van isolatie. De modellen met de aanschaf van isolatie achten wij hiervoor

gerekend. Bij het beschouwen van de simulatieresultaten is het belangrijk in gedachten te houden dat
sommige uitkomsten slechts betrekking hebben op
een bepaald deel van de populatie. Belangrijk is
ook dat de simulatie-uitkomsten zeer gevoelig zijn
voor de specificatie van de energieprijs. Bovendien

niet betrouwbaar genoeg. De besparing door ‘good
housekeeping’ is berekend aan de hand van het tota-

trekkelijk geringe prijsverandering. Het effect van
een zeer forse prijsstijging als een prijsverdubbeling
is daarom niet nauwkeurig vast te stellen. Dergelijke
grote prijsveranderingen hebben zich immers niet

voorgedaan. Ook mag een elasticiteit niet zonder
meer worden toegepast op grote prijsveranderingen.

Simulaties met de elektriciteitsprijs
De besparing als gevolg van een verdubbeling van
de elektriciteitsprijs bestaat uit twee delen: besparing door verandering in inrichting en besparing
door ‘good housekeeping’. Allereerst is de besparing berekend als gevolg van een verandering in het
bezit van apparaten. Bij de logit-schattingen is alleen een effect van de prijs gevonden bij het bezit
van de vaatwasser en de wasdroger. Derhalve zijn alleen de veranderingen in het bezit van de vaatwasser en de wasdroger gesimuleerd voor alle huishou-

ESB 11-3-1992

586

10,7

waarvoor een wettelijke isolatieverplichting geldt
buiten de analyse zijn gelaten. Bij de simulaties is ervan uitgegaan dat deze woningen reeds zijn gei’so-

geldt dat de prijselasticiteiten geschat zijn op een be-

-0,6

1,4
U»
-0,5

10,5

derde. De besparing als gevolg van deze verandering bedraagt 2% van het totale elektriciteitsver-

Simulaties

1,9
2,5

527

483

gen cv sterk van invloed zijn op de kans op aanwezigheid van isolatie. Wat betreft de invloed van het
bouwjaar is bij de analyses rekening gehouden met
wettelijke regelingen ten aanzien van bouwvoorschriften. Dit betekent dat woningen met bouwjaren

leerd en dat dus geen extra isolatie kan worden aangebracht. Ook van invloed maar minder sterk zijn

80-95 >95

le verbruik gecorrigeerd voor de besparing door het
aanbrengen van isolatie.
Een verdubbeling van de gasprijs leidt volgens de

geschatte modellen tot een sterke stijging van de onderscheiden isoiatievormen: tussen de 35 en 75%
voor de relevante bouwjaren. Deze stijging leidt tot
een besparing van gas met bijna 11% van het totale
verbruik door huiseigenaren. De besparing door
‘good housekeeping’ is dan 22%. Hierbij is gerekend met een half jaar vertraagde gasprijs (prijselasticiteit = -0,4l)5.
3. Het veronderstelde verbruik per apparaat is ontleend
aan het BEK ’87.
4. In de Monte Carlo-simulatie is gebruik gemaakt van technisch mogelijke besparingspercentages door isolatie. In
eerdere simulaties hebben wij geschatte besparingspercentages gebruikt, die lager zijn. Voor de uitkomst hiervan

wordt verwezen naar het rapport van het onderzoek.
5. De besparing door ‘good housekeeping’ bedraagt geen
41% maar 25% van het relevante verbruik (gecorrigeerd
voor extra isolatie) ofwel 22% van het totale verbruik. Bij
een grote prijsverandering mag namelijk niet van een lineair verband uitgegaan worden.

Tabel 1. Inhotnenseffecten
voor buiseige-

narenbij een
verdubbeUng

van de gasprijs

14% van het totale gasverbruik. De hiervoor berekende besparing van 11% door het aanbrengen van
isolatie nadert dus al vrij dicht tot deze maximale besparing door isolatie.

Inkomenseffecten

Bran:
Tabel 2. Gesimttleerde energiebesparing
bij verdubbeHng van gasen elektrici-

teUsprijs (in
procenten van
bet totale verbruik)

De totale gesimuleerde besparing van het gasverbruik dcxjr huiseigenaren bedraagt bijna 33% van
het totale verbruik door huiseigenaren.

Let wel, deze besparing is dus alleen berekend voor
huiseigenaren. Voor huurders kunnen wij alleen de
besparing door ‘good housekeeping’ bepalen. Algemeen geldt dat, hoe meer men bespaart met duurza-

me maatregelen des te lager het ‘good housekeeping’-effect in procenten van het totale verbruik is.
Voor huurders kunnen wij echter de besparing door
duurzame maatregelen niet vaststellen. Aannemelijk

is dat huurders niet meer zullen isoleren dan huiseigenaren. Hun besparing door duurzame maatregelen zal dan niet meer zijn dan 10,7% (zie label 2).
De besparing door ‘good housekeeping’, bij de met

een half jaar vertraagde gasprijs, ligt dan, afhankelijk van de duurzame besparing, tussen de 25 en
22% van het totale verbruik.

Fysieke grenzen
Bij het gasverbruik hebben wij getracht enige fysieke grenzen te bepalen van de besparingsmogelijkheden. Allereerst zijn de grenzen aan de ‘good housekeeping’ met betrekking tot het aardgasverbruik
bepaald. Deze ‘good housekeeping’ komt er in de
praktijk op neer dat men pas bij een lagere temperatuur zal gaan stoken door bij voorbeeld warmere
kleding te dragen of de vertrekken beter gesloten te
houden. In het geschatte model van het gasverbruik
kan dit gesimuleerd worden door de buitentemperatuur te verhogen. Bij voorbeeld het ‘good housekeeping’-gedrag, dat men pas gaat stoken wanneer
het een graad kouder is dan in de uitgangssituatie,
kan gesimuleerd worden door in het model de buitentemperatuur met een graad te verhogen. Wanneer men uitgaande van de huidige situatie pas gaat
stoken bij een een graad lagere temperatuur dan
men gewend is, bespaart men 3,8%. Dit houdt dus
ook in dat men bij bij voorbeeld een temperatuur
van 7 graden evenveel stookt als in de oude situatie
bij 8 graden. Bij een verandering met zes graden bespaart men 19,7%.
Vergelijken we dit laatste percentage met de in de
simulaties berekende percentages dan moeten we
constateren dat een besparing door ‘good housekeeping’ van 22% een zeer forse inspanning vereist.
Waarschijnlijk is de hier berekende besparing door
‘good housekeeping’ in de praktijk te hoog.
De tweede situatie, die grenzen aan de besparingsmogelijkheden aangeeft, betreft de situatie waarin
alle huiseigenaren alle isolatievormen hebben aangebracht. Een totaal gei’soleerd woningenbestand
van huiseigenaren geeft een besparing van bijna

Aangezien het de bedoeling is de inkomenseffecten
van de energieheffing op macroniveau volledig te
compenseren is het relevant om de financiele effecten voor verschillende inkomensgroepen te berekenen. Dit is mogelijk met behulp van Monte Carlo-simulatie. Omdat de berekende gemiddelde
besparing van 33% op het gasverbruik voor alle
huiseigenaren samen aan de hoge kant is, zouden
de inkomenseffecten in werkelijkheid groter kunnen zijn. De resultaten zijn weergegeven in tabel 1.
Huishoudens met lagere inkomens besteden in de
uitgangssituatie een groter deel van hun inkomen
aan aardgas. Bij een verdubbeling van de gasprijs
stijgt het budgetaandeel van deze huishoudens bovendien het sterkst, met name in de laagste inkomensgroep. Tegenover een achteruitgang van 1,7%
van het inkomen voor de laagste inkomensgroep
staat een achteruitgang van 0,5% voor de hoogste.
We kunnen daarom constateren dat de pijn van de
energieheffing vooral bij de laagste inkomensgroep
terechtkomt. Daar komt nog bij dat bij een prijsverdubbeling in de lagere inkomensgroepen meer dan
in de hogere inkomensgroepen isolatie aangebracht
zal worden. Dit is te lezen bij de besparingspercentages door isolatie in tabel 1. De verklaring hiervoor
is de lagere penetratiegraad van isolatie in de lagere
inkomensgroepen. Deze inkomensgroepen kunnen
derhalve meer isolatiekosten hebben, hetgeen bij de
berekening van de inkomenseffecten niet meegenomen is.

Conclusies
De beoogde energieheffing van 100% kan aanzienlijke besparingen op het gasverbruik en het elektriciteitsverbruik opleveren. Naar verwachting zal het
bezit van vaatwassers en wasdrogers belangrijk afnemen, zullen huizen beter worden gei’soleerd en zullen huishoudens aanzienlijk zuiniger met energie
omgaan. In tabel 2 zijn de berekende besparingscijfers nog eens samengevat.
Het berekende ‘good housekeeping’-effect bij het
gasverbruik is waarschijnlijk een overschatting van
de werkelijk mogelijke besparing.
Bij het ontwerpen van een systeem van inkomenscompensatie verdient vooral de laagste inkomensgroep speciale aandacht. Deze groep zou zonder
compensatie relatief het zwaarst getroffen worden
door de energieheffing.
J.T. Booij

M.P. Klaassen
E.S. Mot
H.D. Webbink

Auteurs