Ga direct naar de content

Plaats en rol van de Nederlandse groothandel

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: januari 22 1992

Plaats en rol van de
Nederlandse groothandel
J. van Dalen en A.R. Thurik*

D

e groothandel bekleedt een belangrijke plaats in de Nederlandse economie als
werkgever, in handelsrelaties met bet buitenland en als geleider van goederenen informatiestromen. Opmerkelijk is daarom dat er in de economische wetenschap
zo weinig aandacht voor de groothandel is. Hetprijszettingsgedrag van de groothandel bij voorbeeld vergt een geheel andere, veel ruimere benadering van
begrippen als marktconcentratie en mededinging dan dat van andersoortige
ondememingen. Een schets van bet prijszettingsgedrag van de exporterende
bloemengroothandel illustreert dit.

De groothandel is door de eeuwen been beschouwd als een obscure passant op het economisch-maatschappelijke toneel. De aanwezigheid
van groothandelaren in de goederendistributie zou
het gevolg zijn van tijdelijke inefficienties bij producenten in de primaire en secundaire sector. De van
oudsher negatieve attitude jegens de activiteiten en
geldelijke verdiensten van de groothandel is tot op
zekere hoogte te begrijpen. Immers, groothandelsactiviteiten spelen zich grotendeels af achter de facade van economische bedrijvigheid. Bovendien
dragen handelsbedrijven slechts weinig bij aan de
stedelijke ‘skyline’, treden zelden op de voorgrond
met wervende etalages en verbluffen niet door spectaculaire innovaties. Onbekend maakt onbemind.
De belangstelling vanuit de economische wetenschap voor het verschijnsel groothandel is eveneens
gering. Hoewel er inmiddels veel energie is gestoken in het nadenken over het wezen van de groothandel is er nauwelijks sprake van empirisch theorievormend onderzoek op dit terrein.
In deze bijdrage willen we het maatschappelijke belang van de groothandelssector en daarmee van het
groothandelsonderzoek benadrukken en enkele recente onderzoeksresultaten onder de aandacht brengen. Hiertoe wordt in de volgende paragraaf de omvangrijke plaats van de groothandelssector in de
Nederlandse economie gei’llustreerd met gegevens
over de bijdrage van de groothandel aan de werkgelegenheid en de Internationale handel. Vervolgens
wordt de betekenis van de groothandel voor het
MKB in de Industrie en de detailhandel uit de doeken gedaan. In de vierde en vijfde paragraaf worden twee studies besproken die betrekking hebben
op het prijszettingsgedrag van groothandelaren. De
reden om juist de prijszetting te bespreken hangt samen met de sleutelpositie die de groothandel inneemt bij de prijsvorrning in het economische systeem. De eerste studie betreft de oorzaken van
verschillen in handelsmarges in de Nederlandse

groothandel, terwijl in de tweede studie wordt ingegaan op het prijszettingsgedrag in de exporterende
bloemengroothandel, het paradepaardje van de Nederlandse export. In de laatste paragraaf volgen enkele afsluitende opmerkingen.

Enkele kengetallen
Ter illustratie van de omvang van de groothandelssector in de Nederlandse economic, bespreken we
in deze paragraaf enkele kengetallen. In de groothandel werken ongeveer 348.000 personen; dit is 8
a 9% van het totale arbeidsvolume in particuliere bedrijven (exclusief landbouw en delfstofwinning).
Hiermee is de groothandel vrijwel even groot als de
transport- en opslagsector (9%), de bouwnijverheid
(ruim 9%) en de detailhandel (12%). Het overgrote
deel van de arbeidsplaatsen in de groothandel, 78%,
•wordt gerealiseerd in het midden- en kleinbedrijf

* J. van Dalen is wetenschappelijk onderzoeker bij het Centre for Advanced Small Business Economics (CASBEC) en
universitair docent statistiek aan de Erasmus Universiteit
Rotterdam. A.R. Thurik is hoofd van de afdeling Fundamenteel Onderzoek van het Economisch Instituut voor het Midden- en kleinbedrijf en eveneens verbonden aan CASBEC.
De auteurs danken het CBS, het Bedrijfsschap voor de
Groothandel in Bloemkwekerijprodukten te Aalsmeer en
het Organisatie-adviesbureau voor de Nederlandse Groothandel te Rijswijk voor hun medewerking.
1. Zie bij voorbeeld Th.N. Beckman en N.H. Engle, Wholesaling: principles and practice, 2e herz. druk (eerste editie
verschenen in 1926), Ronald Press, New York, 1949; NJ.
Polak, W.J. van de Woestijne en S.C. Roman, Dejunctie
van de groothandel, Internatiostichting, Rotterdam, 1966;
J.F. Haccou, De grootbandel: functies, dynamiek en perspectieven, Stenfert Kroese, Leiden, 1969; F.L. van Muiswinkel, De handelsonderneming, 3e druk, Noord-Hollandsche
uitg. mij., Amsterdam, 1964. Een inventarisatie van uiteenlopende aspecten van de groothandel is verschenen in
J. van Dalen, De betekenis van de groothandel voor Nederland, Maandblad voor Accountancy en Bedrijfshuishoudkunde, 1989, biz. 65-71.

(zie label 1). De ontwikkelingen in werkgelegenheid lopen nogal uiteen tussen de verschillende
groothandelssectoren. De groothandel in investeringsgoederen kent een groei van gemiddeld 8%,
hetgeen bijna tweemaal zo groot is als de groei in
de rest van de groothandel. Het groeiende aantal arbeidsplaatsen is vooral toe te schrijven aan de sterk
gestegen vraag naar groothandelsdiensten. De netto
groothandelsomzet is gemiddeld met 5,3% toegeno-

men. Met name het grootbedrijf in de grondstoffenen kapitaalgoederenhandel heeft een sterke omzetstijging kunnen realiseren.

Het grote belang van de groothandel voor de Nederlandse economic blijkt verder uit de betrokkenheid
van de groothandel bij internationale handel (zie figuur 1). De totale import door groothandelsbedrijven bedraagt ruim/ 75 mrd. Dit is 38% van de totale
Nederlandse goedereninvoer in 1988. Meer dan 80%
van de groothandelsimporten loopt via het middenen kleinbedrijf. De importactiviteiten zijn vooral
belangrijk voor de groothandel in investerings-

goederen. Het aandeel import in de totale inkopen
bedraagt voor deze sector bijna 45%, terwijl het gemiddelde importaandeel voor de totale groothandel
ongeveer 30% is.
De goederenexport blijft met/ 72 mrd. achter bij de
invoer. Ook in termen van marktaandelen is de inschakeling van de groothandel bij de export gerin-

A

36,4
ti& 54,3

:

S

I

,. “J

ger dan bij de import. Het aandeel van de groothandel in de totale Nederlandse goederenuitvoer

bedraagt 35%. Met name de groothandel in grondstoffen en halffabrikaten is sterk export-gericht. Het

gemiddeld aandeel van de omzet dat door deze sector in het buitenland wordt afgezet is 36%. Voor de

groothandel als geheel is dit aandeel 26%.
Opmerkelijk is verder dat kleine en middelgrote
handelsondernemingen een groter deel van him omzet in het buitenland afzetten dan het grootbedrijf.

Het kleinbedrijf exporteert gemiddeld 28% van de
omzet, het middenbedrijf 30% en het grootbedrijf
slechts 12%. Er zijn verschillende verklaringen voor

dit verschijnsel. Ten eerste kan goederenexport
gepaard gaan met specialisatie van het handelsassortiment en van de handelsactiviteiten, waarbij
arbeidsintensieve activiteiten zoals transport en

voorraadhouden worden uitbesteed. Als gevolg
daarvan kan de exportonderneming relatief klein

blijven. Ten tweede is het mogelijk dat een toenemende binnenlandse afzet een betere benutting van
de schaalvoordelen in het logistieke proces met zich
meebrengt, waardoor het minder noodzakelijk is
om zich te begeven op concurrerende buitenlandse
markten2.

De ruimte voor de groothandel in de distributiekolom Tabel 1. Overneemt toe naarmate de op te heffen verschillen tus- zicbt aantal besen vraag en aanbod groter en meer divers zijn. Het drijven, aantal
werknemers
ligt derhalve voor de hand dat de groothandel van
en netto omzet
grote betekenis is voor het funcu’oneren van kleine
in de Nederen middelgrote bedrijven, die in Nederland nog altijd landse grootzo’n 80% van het totaal aantal particuliere bedrijven bandel, 1988
uitmaken. Kleine produktiebedrijven beschikken
doorgaans niet over voldoende kennis en flnanciele
middelen om een eigen distributie-apparaat op te zetten en te onderhouden. Dit geldt in het bijzonder
voor bedrijven die produceren voor de export. Aan
het andere einde van de distributiekolom profiteren
de detailhandelaren van de aanwezigheid van de
groothandel, doordat zij investeringen in transportfaciliteiten en voorraden laag kunnen houden en toegang
hebben tot een breed assortiment goederen.
De groothandel is verder van belang voor het in
stand houden van informatiestromen. Aangezien
groothandelaren zich op vrijwel alle goederenmarkten bewegen, beschikken zij over waardevolle kennis van uiteenlopende zaken, zoals de marktsituatie,
produkt- en vraagontwikkelingen. Een goed voor-

Economische functie van de groothandel
De economische functie van de groothandel wordt

vaak omschreven als het voortstuwen van goederenstromen door middel van het opheffen van verschil-

beeld is de rol van de groothandel bij de diffusie
van nieuwe produktietechnologieen. Door de interventie op internationale markten hebben groothandelaren bij uitstek de gelegenheid zich op de hoog-

len in de condities waaronder goederen worden gevraagd en aangeboden. Deze verschillen worden
gegroepeerd rond de vier fundamentele aspecten:

tijd, plaats, hoeveelheid en kwaliteit. Ter overbrugging van deze verschillen voert de groothandel een
scala van activiteiten uit zoals voorraadhouden,
transport, het voeren van een assortiment dat is afge-

stemd op de wensen van afnemers en leveranciers,
assemblage, sorteren, reinigen en verpakken.

ESB 22-1-1992

2. Een voorbeeld van het eerste argument kan men vinden
bij Th.JJ.M. van den Berg, J.W. Elk, B. Nooteboom en

W.H.J. Verhoeven, Exporterend MKB in Industrie en groothandel, EIM, Zoetermeer, 1986; een voorbeeld van het
tweede bij H. Glejser, A. Jacquemin en J. Petit, Exports in
an imperfect competitive framework: an analysis of 1446
exporters, The Quarterly Journal of Economics, 1980, biz.
507-524.

merkend voor deze behaviouristische opvatting is de

nadruk op de gemiddelde totale distributiekosten als
basis voor de prijszetting.
Het prijszettingsgedrag in de Nederlandse groothan-.

del is geanalyseerd op basis van een opsplitsing van
de totale kosten in vaste kosten enerzijds en variabele of marginale kosten anderzijds. Dit levert enkele
waardevolle conclusies op. In de eerste plaats blij-

ken de vaste kosten invloed te hebben op de hoogte van de bruto-handelsmarge, hetgeen pleit tegen
de marginalistische opvatting, volgens welke alleen
de marginale kosten invloed hebben. In de tweede
plaats blijken de invloeden van de vaste en marginale kosten te verschillen. Dit impliceert dat ook de
veronderstelling dat winstmarges tot stand komen
als een opslag op de gemiddeld totale kosten niet
Figuur 1. Import en export
van de Nederlandse grootbandel naar
bedrij/somvang, 1988, in
mrd. guldens

te te stellen van technologische ontwikkelingen. De

volledig kan worden gehandhaafd. Een verklaring

nieuwe produktietechnologieen komen binnen het
bereik van het midden- en kleinbedrijf door het vermogen van de groothandel deze technieken in te

voor dit resultaat is tweeledig. Enerzijds kan het verschil in de effecten van vaste en variabele handelskosten berusten op technische oorzaken, zoals de

bedden in de noodzakelijke dienstverlening, zoals

gebruikte schattingsmethoden en de constructie van

installatie en onderhoud.
De aard van de economische functie van de groothandel en de afhankelijkheid van de economische
ruimte in het distributieproces drukken een stempel
op het onderzoek naar het prijszettingsgedrag van
groothandelaren. Dit wordt duidelijk in de volgende

homogene groepen handelsbedrijven. Anderzijds
geeft het gevonden verschil een indruk van het gemiddelde gedrag in de gehele sector, terwijl terzelf-

paragraaf waar wordt ingegaan op de oorzaken van

verschillen in handelsmarges tussen subsectoren

der tijd sprake kan zijn van een sterk wisselend prijs-

gedrag binnen elk van de betrokken handelstypen.
Beide oorzaken vergen nader onderzoek.
Het tweede facet van het onderzoek betreft de
vraag hoe en in welke mate de vele markt- en han-

van de Nederlandse groothandel.

delskenmerken invloed hebben op de prijsvorming.

Winstgevendheid in de groothandel

Wij gaan hier in op de invloed van de marktconcentratie, de marktgroei en de handelsvoorraden.

Ons onderzoek naar de Winstgevendheid in de Nederlandse groothandel betreft enerzijds de invloed
van distributiekosten op de prijsvorming in de groothandel en anderzijds de effecten van uiteenlopende

handelskarakteristieken op de Winstgevendheid3.
Beide onderwerpen zijn samengevat in een kostenopslagmodel, dat de bruto handelsmarges beschrijft

Marktconcentratie
De concentratie van een markt is een veelgebruikte
indicator voor de mededingingssituatie. Een hoge
concentratie van groothandelsverkopen zou prijsen hoeveelheidsafspraken in de hand werken en
aanleiding geven tot minder concurrerend prijsge-

als een optelsom van de gemiddelde totale kosten

drag. Men verwacht dus een positieve samenhang

en een netto-winstopslag. In het onderstaande
wordt ingegaan op de achtergronden en resultaten
van beide onderzoeksfacetten te beginnen bij de rol

tussen de mate van ‘marktconcentratie en de Winstgevendheid. Echter, wanneer deze maatstaf zonder
meer wordt toegepast op de groothandel, wordt van

van de distributiekosten.

dit effect niets teruggevonden. Een van de oorzaken
hiervan is de grote mate van betrokkenheid van de

Er zijn diverse theorieen in omloop die de relatie tussen kosten en prijszetting beschrijven. Twee daarvan

groothandel bij internal!onale handel5. Het is duide-

hebben nadrukkelijk invloed op de structuur van het
prijszettingsmodel. In de eerste plaats is er de marginalistische opvatting dat ondernemers streven naar
maximale winst via een zodanige prijsstelling dat de

marginale opbrengst gelijk wordt aan de marginale
kosten van distributie. Daarnaast zijn er de gedragstheorieen die stellen dat winstmaximalisatie hoogst
onwaarschijnlijk is in een wereld die wordt geken-

merkt door onzekerheid, beperkte informatie en
beperkte mogelijkheden voor ondernemers om de beschikbare informatie om te zetten in winstmaximaliserend beleid. In plaats daarvan zouden ondernemers
genoegen nemen met een mogelijk lager winstniveau

dat niettemin voldoende is om de continuiteit van de
bedrijfsvoering te waarborgen . In de studie van de
Nederlandse groothandel wordt uitgegaan van de veronderstelling dat groothandelaren hun prijzen bepa-

len via een winstopslag op de gemiddelde totale kosten. De hoogte van de opslag hangt af van allerlei
factoren, zoals de aard van de mededinging in de
markt, de handelswaar en ondernemersrisico’s. Ken-

• i l aM ii
B^H i Mii

3. Zie J. van Dalen, A.R. Thurik en M.P. Eijkhout, Wholesale
pricing in a small open economy, Report 9103/A, Econometrisch Instituut, EUR, 1991; M.P. Eijkhout en J. van Dalen, Een margemodel voor de groothandel, CBS-Select, nr.
6, biz. 75-90.
4. Een kritische vergelijking van de marginalistische en behaviouristische opvattingen over prijszettingsgedrag kan
men onder meer vinden in A. Koutsoyiannis, Modern Microeconomics, 2nd ed., MacMillan Press, 1979. Het model
dat in de onderhavige studie wordt gebruikt ter verklaring
van de Winstgevendheid in de Nederlandse groothandel
is afgeleid van het margemodel van Nooteboom. Zie
B. Nooteboom, A mark-up model of retail margins, Applied
Economics, nr. 17, 1985, biz. 647-667.
5. Een andere oorzaak hangt samen met het wezen van de
groothandel. De groothandel ondervindt concurrence van
alle mogelijke soorten bedrijven die delen van de groothandelsfunctie voor hun rekening nemen. Dit zijn niet alleen
de verkoopkantoren van fabrikanten of de tussenpersonen
in de handel, maar ook transport- en opslagbedrijven. Voor
deze invloeden kan de gebruikte concentratiemaat echter
niet worden gecorrigeerd.

lijk dat de afzet in het buitenland geen concurrentie

betekent voor de binnenlandse handel, terwijl de import van gdederen door bedrijven die niet tot de
groothandel worden gerekend, de mededinging op
de binnenlandse markt juist intensiveert. Analyses
op basis van een maatstaf die gecorrigeerd is voor
het handelsverkeer met het buitenland, ondersteunen deze gedachte. De concentratie van de binnenlandse groothandelsverkopen leidt tot een minder
concurrerend prijsgedrag ofte wel grotere handels-

marges. Omgekeerd, zetten concurrerende importen de winstgevendheid van groothandelaren juist

slag. Zowel het kwaliteits- als het duuraspect zijn essentiele onderdelen van het dienstenpakket van de
groothandel en hebben een positieve invloed op de
netto-winstopslag.
Het is overigens opmerkelijk dat op het geaggregeerde niveau van handelstypen geen noemenswaardige invloed is gevonden van verschillen in afnemerscategorien, zoals overheidsinstellingen,
detailhandelaren en andere bedrijven. Bij de hierna
te behandelen studie van de bloemengroothandel
zal echter blijken dat het type afnemers wel degelijk
invloed heeft op het prijszettingsgedrag.

onder druk.

Prijszetting door bloemenexporteurs
Cyclische effecten
De groei van de handelsomzet leidt tot een verbete-

ring van de winstgevendheid van handelaren. Dit is
te verklaren door de mogelijk hogere verkoopprijzen als gevolg van een toename van de vraag naar
groothandelsdiensten, een betere benutting van de
capaciteit en lagere kosten per eenheid produkt van-

wege schaalvoordelen in de distributiekosten.

Handelsvoorraden
Het houden van voorraden hangt sanien met het

opheffen van tijdsverschillen tussen vraag en aanbod en is bovendien noodzakelijk voor het uitvoeren van allerlei bewerkingen op de handelswaar.
De aanwezigheid van voorraden op groothandelsni-

veau impliceert dat toeleveringsbedrijven en afnemers hun voorraden laag kunnen houden. Verder
verschaffen voorraden de mogelijkheid om een goederenassortiment aan te bieden dat is afgestemd op
de wensen en verwachtingen van afnemers. Voorraden vormen dus een belangrijk onderdeel van het
dienstverleningspakket van de groothandel met

vele mogelijke effecten op het prijsgedrag. De veelheid van aspecten van de handelsvoorraad kan worden gereduceerd tot een kwaliteits- en een duuraspect.

De handel in snijbloemen staat nurnmer een in de
top-10 van internationaal meest concurrerende bedrijfstakken . De Nederlandse bloemenhandel is betrokken bij meer dan 60% van de wereldhandel in
snijbloemen. De handel in potplanten komt met een
wereldmarktaandeel van ruim 55% op een vierde
plaats.
Ter verklaring van het prijsgedrag van bloemenexporteurs is een model opgezet , waarin de wereldwijde vraag naar de diensten van individuele handelaren wordt gerelateerd aan de kostenstructuren in

de exporterende bloemengroothandel (zie figuur
2) . Kenmerkend voor het model is de expliciete
modellering van de vraag naar de diensten van bloemenexporteurs, die afhankelijk is van de prijs van
groothandelsdiensten. Deze vraag naar diensten
wordt benaderd door het volume van de bloemenverkopen, die op zijn beurt bepalend is voor de
hoogte van de kosten. Vervolgens wordt er een verband gelegd tussen het prijsniveau enerzijds en
vraagkarakteristieken en kosten anderzijds via veronderstellingen over het prijsgedrag van bloemenhandelaren.
De analyse van het prijsgedrag in de bloemenhandel heeft een groot aantal resultaten opgeleverd. In

Het kwaliteitsaspect wordt weergegeven door de

schaalonafhankelijke basisvoorraad, welke varieert
met de grilligheid van het aanbod- en vraagverloop
en het al of niet aanbieden van ‘just-in-time’-leveringen en het aantal produktvarieteiten. Bij wijze van
voorbeeld kan men denken aan een groothandel in
technische onderdelen, die noodzakelijkerwijs een
breed assortiment voert. Enerzijds leidt dit tot hoge
kosten voortvloeiende uit vermogensbeslag, derving en investeringen in opslagfaciliteiten, terwijl anderzijds een relatief hoge netto-winstopslag gerealiseerd kan worden vanwege de service die besloten
ligt in een breed assortiment.
Het duuraspect, dat van toepassing is op het overige
deel van de handelsvoorraden, is een benadering
voor het tempo waarin de goederen het magazijn
passeren. Het duuraspect is vooral afhankelijk van
de aard van de handelswaar. In het geval van groothandel in kaas, hout, wijn en andere goederen die
een rijpingsproces doormaken, leidt de lange voorraadduur tot een substantiate kwaliteitsverbetering
van de handelswaar en derhalve tot een hoge opslag. In het geval van groothandel in duurzame kapitaal- of consumptiegoederen gaat de tragere omslagsnelheid van de handelswaar gewoonlijk gepaard
met een relatief lage prijsgevoeligheid, waardoor
eveneens ruimte is voor een hoge netto-winstop- •-‘

ESB 22-1-1992

6. Zie D. Jakobs, De concurrentievoordelen van landen,
ESB, 30 mei 1990, biz. 501-503; en ook C.W. Schouten
(red.), Samenwerken en concurreren: om de kwaliteitsverbetering van het Nederlandse produkt: een case-study van
de Nederlandse sierteelt, SMO-Informatief, Stichting Maatschappij en Onderneming, nr. 91-1, ‘s Gravenhage, 1991.

Informatie over exportgroei kan men vinden in Exportstatistiek bloemkwekerijprodukten, Bedrijfschap voor de groothandel in bloemkwekerijprodukten, 1988.
7. Een gedetailleerde beschrijving van dit model kan men
vinden in J. van Dalen en A.R. Thurik, A model of the price
behaviour of Dutch flower exporters, Report 9126/A, Econometrisch Instituut, EUR.
8. Deze kostenstructuren zijn gebaseerd op eerder exploratief onderzoek in de branche, zie J. van Dalen en A.R. Thu-

rik, Kosten- en winststructuren in de exporterende bloemengroothandel, Report 9044/A, Econometrisch Instituut,
EUR. Het feit dat in deze kostenrelaties expliciet rekening
wordt gehouden met de unieke bedrijfskenmerken van individuele bloemenhandelaren maakt deze modellen uiter-

mate geschikt voor toepassing in geautomatiseerd bedrijfsvergelijkend onderzoek. Voor het principe van dit onderzoek zij verwezen naar A.G.M. Broeksteeg, C.A. van Iperenburg, en D. van der Wijst, Bedrijfsdoorlichting in de grafische Industrie, ESB, 19 augustus 1987, biz. 765-770. Een
nadere uitwerking van de consequenties van bedrijfsdiagnostiek op basis van de ontwikkelde kosten- en winstmodellen vindt men in J. van Dalen en A.R. Thurik, Labour
productivity and profitability in the Dutch flower trade,

Small Business Economics, nr. 3(1), 1991, biz. 131-144.

Bloemenverkopen aan buitenlandse groothandelaren vinden veelal plaats in relatief grote orders,
waardoor belangrijke schaalvoordelen te behalen
zijn in de distributie. Daarnaast geven transacties
met detailhandelaren de exporteur in het algemeen

meer vrijheid om verkoopprijzen in de buurt van
het winstmaximaliserend niveau te stellen dan transacties met lokale groothandelaren. Evenzo is een
winstmaximaliserend prijspeil beter te realiseren in
situaties van groei dan in situaties van inkrimpende
vraag.
Het model ter verklaring van het prijsgedrag in de

exporterende bloemenhandel is in hoge mate gekleurd door de specifieke eigenschappen van deze

bedrijfstak: voorraden zijn grotendeels afwezig, het
prijsgedrag wordt los van het inkoopgedrag beschouwd en transport is een van de belangrijkste onderdelen van de economische functie. Voor de toepassing van het model op andere subsectoren van
de groothandel zal men met deze voorwaarden rekening moeten houden.

Ter afsluiting
Figuur 2.
Structuur van

betprijszettingsmodel

voor tte bloemengroot-

bandel

de eerste plaats blijkt dat het unieke karakter van
produktie in de groothandel bepalend is voor de in-

De groothandel bekleedt een omvangrijke positie
in de Nederlandse economic wanneer men kijkt

terpretatie van de waargenomen bloemenvraag, de

naar de bijdrage aan de werkgelegenheid, het aantal

aard van de mededinging in de bedrijfstak en de
keuze van de prijsindicator. We zullen dit kort toelichten. De hoogte van de vraag naar interventie van
Nederlandse handelaren op de internationale bloemenmarkt komt tot uitdrukking in het volume van
de bloementransacties. Hoe groter het volume van
de verkopen, des te groter de vraag naar diensten

groothandelsbedrijven en de handelsrelaties met het

buitenland. Daarnaast heeft de groothandel een aanzienlijke, zij het minder eenvoudig te kwantificeren

betekenis voor het totaal van de economische bedrijvigheid in Nederland. Hierbij valt te denken aan de
opslag van goederen, het importeren van grondstoffen die in ons land niet of nauwelijks aanwezig zijn

van de bloemenhandel. Het gaat hierbij niet zozeer
om de vraag naar bloemen, zoals het geval is bij de

en het bieden^vaTrexpQrtmogelijkheden aan kleine
en middelgrote produktie^bedrijven.

consumptieve vraag, maar om de vraag naar groothandelsdiensten. Dit wordt verder duidelijk wanneer we de concurrentie-omgeving van de handelaar in beschouwing nemen. Hierin bevinden zich
niet alleen andere groothandelaren, maar ook commissionaire en transportondernemingen, dat wil zeggen bedrijven die concurreren op onderdelen van

Een gemeenschappelijke concTtisie uit de twee behandelde prijszettingsstudies is dat het bijzondere
karakter van het produktieproces in de groothandel

het dienstenpakket van de bloemenexporteur. Een
gevolg van deze interpretatie is dat het volume van
de bloemenverkopen niet in eerste instantie afhangt
van de verkoopprijs per eenheid verkochte bloemen, maar veeleer van het verschil tussen in- en

verkoopprijzen of zelfs van het verschil tussen verkoopprijzen en de prijzen van concurrerende dienstverlening, met name de inkoop door commissionaire en het vervoer door transportbedrijven.
In de tweede plaats be’invloeden diverse markt- en
ondernemingskarakteristieken, zoals de samenstelling van assortiment en afnemerskring, de keuze

van afzetgebieden en de organisatie van de transportfunctie zowel de vraag naar de tussenkomst van
bloemenhandelaren op de wereldmarkt als de distributiekosten die hiermee samenhangen. Wat betreft

in hoge mate bepalend is voor de interpretatie van
vertrouwde economische begrippen. Om te beginnen impliceert het dienstenkarakter van de groot-

handelsactiviteiten dat de markt voor het groothandelsprodukt veel meer omvat dan alleen de markt
voor de aangeboden handelswaar. Een groothandelaar heeft eveneens te maken met markten voor de
concurrerende diensten van, bij voorbeeld, transport- en veembedrijven, agenten, makelaars en commissionairs. Een en ander heeft tot gevolg dat begrippen als mededinging en marktconcentratie in de
groothandel een veel ruimere interpretatie hebben
dan in de Industrie of de detailhandel. Daarnaast
heeft het karakter van de groothandelsproduktie
consequenties voor het vaststellen van een geschikte prijsindicator voor de groothandelsdiensten. Op

grond van de studie van het prijsgedrag in de bloemenhandel is het aannemelijk dat een prijsindicator
voor de groothandelsdiensten gebaseerd moet zijn
op het prijsverschil tussen in- en verkoopprijzen

de verschillen in de afnemerskring: sommige bloe-

van goederen in plaats van op de verkoopprijs van

menexporteurs leveren uitsluitend aan buitenlandse
groothandelaren, terwijl andere ook verkopen aan
buitenlandse bloemisten en winkelketens. Enerzijds
bei’nvloedt dit de vraag naar groothandelsdiensten,
omdat de prijsgevoeligheid voor elk van de afnemerscategorieen verschilt, afhankelijk van nun beschikking over alternatieve inkoopkanalen. Anderzijds hebben afnemers invloed op het kostenplaatje.

de goederen zelf. Tot slot impliceert het wezen van
de groothandelsproduktie dat analyses van groothandelsverschijnselen ruime aandacht dienen te be-

steden aan indicatoren die de kwaliteit van de
dienstverlening betreffen.
Jan van Dalen
Roy Thurlk

Auteurs