Ga direct naar de content

Europese distributiecentra in Nederland

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juli 10 1991

Distributie
Europese distributiecentra in
Nederland
Vanwege internationalisering van afzetmarkten gaan steeds meer bedrijven over tot centrale Europese distributie. Nederland is bet meest
aantrekkelijke land om een Europees distributiecentrum te vestigen.

De betekenis van de transport- en
distributiesector voor de Nederlandse economic is aanzienlijk. De sector
levert in zijn totaal een bijdrage van
ruim 8% aan het bruto nationaal produkt en realiseert daarmee een toegevoegde waarde van ruim/ 34 miljard, evenveel als het bank- en
verzekeringswezen en landbouw en
visserij gezamenlijk. Het aantal directe en indirecte arbeidsplaatsen
wordt geraamd op circa 500.000.
De huidige marktsignalen wijzen in
de richting van een verdergaande
centralisatie van de Europese distributie bij buitenlandse bedrijven.
Vooral Amerikaanse en Japanse bedrijven gaan over tot de oprichting
van een centraal Europees distributiecentrum. Op basis van 310 telefonische interviews met Europese vestigingen van Japanse en Amerikaanse
multinationals is door Buck Consultants International onderzoek verricht naar het huidige marktaandeel
van Nederland in Japanse en Amerikaanse EDC’s (EDC = Europese distributiecentrum), naar de marktpositie en marktkansen van het
aantrekken van EDC’s en naar de
sterke en zwakke punten van Nederland als locatie voor EDC’s. Door
middel van 47 persoonlijke interviews met in Nederland gevestigde
Amerikaanse en Japanse bedrijven
met centrale Europese distributie-activiteiten is door het Nederlands Economisch Instituut nagegaan wat de
betekenis van EDC’s voor de Nederlandse economic is.
Een belangrijke vraag die in de onderzoeken aan de orde komt is de
mate van uitbesteding van activiteiten (opslag, transport, facturering,
enzovoort). Zowel bedrijven die zelf
een Europees distributiecentrum oprichten om van daaruit de produkten
te distribueren als bedrijven die de
Europese distributie uitbesteden aan
een logistieke dienstverlener zijn onderwerp van studie geweest.

ESB 10-7-1991

Voor- en nadelen van een EDC
Vaak is de Europese distributiefunctie niet de enige bedrijfsfunctie van
de onderzochte buitenlandse vestigingen. Bij de helft van de gei’nterviewde EDC’s in Nederland maakte
de distributie samen met andere activiteiten deel uit van het startpakket
van de Nederlandse dochter. Bij een
derde van de onderzochte bedrijven
is de distributiefunctie later toegevoegd aan reeds bestaande activiteiten (veelal marketing/sales, soms
produktie). Bij een op de zes bedrijven was Europese distributie de
eerste functie van de Nederlandse
dochter. Nadat met de distributie-activiteiten was begonnen, werden
veelal geleidelijk meer functies toegevoegd (assemblage, Europees
hoofdkantoor, research & development, service, reparatie).
Opvallend is dat Japanse bedrijven
meestal met alle huidige functies tegelijkertijd starten. Bij de Amerikaanse bedrijven is de Europese distributiefunctie vaak een toevoeging aan
reeds gestarte activiteiten. Deze verschillen hangen nauw samen met
het feit dat de meeste Japanse bedrijven recenter in Nederland gevestigd
zijn dan de Amerikaanse bedrijven,
en het integrale logistieke concept
pas gedurende de laatste jaren is ontwikkeld.
De redenen voor buitenlandse bedrijven om voor centrale Europese distributie te kiezen zijn in volgorde van
belangrijkheid:
– algemene kostenvoordelen onder andere door de vermindering van voorraad-, opslag-, en
personeelskosten en lagere handling- en opslagkosten door
schaalvergroting;
– kwaliteitsverbetering door doelmatiger controle over het distributieproces;
– lager werkkapitaal door kleinere
voorraden en minder verschillende valuta;

– kortere lijnen en eenvoudiger
communicatie door het wegvallen
van onder andere tijdsverschillen;
– besparing op de kosten van goederenaanvoer door optimalisatie
van inkomende goederenstromen,
grotere volumes per transport en
de mogelijkheid van een scherper
inkoopbeleid.
Uiteraard kleven er ook enkele nadelen aan een EDC:
– grotere afstand tot de markt waardoor de transportkosten naar de
eindafnemer hoger uitvallen;
– inpassing van het logistieke concept ‘kost’ in een aantal gevallen
op korte termijn meer dan het opbrengt. De meeropbrengsten komen vaak pas op langere termijn
naar voren en uiten zich daarbij in
een aantal gevallen meer in een
verhoging van de kwaliteit van de
dienstverlening dan in direct in
geld uit te drukken voordelen;
– moeilijkere aanpassing aan de verschillende markten (van markt tot
markt wisselende voorkeuren en
voorschriften ten aanzien van produkten);
– hogere eisen aan de kwaliteit van
coordinate en planning in de totale organisatie.

Marktpositie Nederland
Op basis van de onderzoeksgegevens zijn schattingen gemaakt van
het totaal aantal bedrijven met centrale Europese distributie en de positie van Nederland hierin. Als naar de
grote Amerikaanse en Japanse multinationals wordt gekeken dan kunnen de resultaten als volgt worden
samengevat. Naar schatting 45% van
de grotere Amerikaanse bedrijven
heeft een centraal Europees distributiecentrum. Een zelfde percentage is
1. Uit EDC-kansrijke sectoren van de Fortune-500-lijst van grote Amerikaanse industriele ondernemingen en de Tokyo
Business Today top 300-lijst van de grootste Japanse ondernemingen zijn respectievelijk 74 en 45 bedrijven gei’nterviewd.
Dit aantal is tot 310 aangevuld met een
steekproef onder kleinere Japanse en
Amerikaanse bedrijven. Kansrijk geachte
sectoren zijn: voedings- en genotmiddelen, textiel/kleding, papier, uitgeverijen,
chemie- en kunststoffen, metaalprodukten, machines, elektronische en elektrotechnische produkten, transportmiddelen, instrumenten en optische produkten,
speelgoed/hobby- en sportartikelen.
2. In het onderzoek is sprake van centrale Europese distributie indien de produkten vanuit maximaal twee plaatsen worden gedistribueerd naar minimaal vijf verschillende markten per distibutiecentrum .

van toepassing op de grotere Japanse bedrijven.
Het aandeel van Nederland bij deze
Amerikaanse EDC’s is 40% (ongeveer zeventig EDC’s). Concurrenten
zijn in volgorde van belangrijkheid
Belgie, het Verenigd Koninkrijk en
West-Duitsland. Het aandeel van Nederland bij de grotere Japanse bedrijven met Europese distributie is ongeveer 35% (18 bedrijven).
Concurrenten hier zijn in volgorde
van belangrijkheid West-Duitsland,
Belgie en het Verenigd Koninkrijk.

Bij de grotere bedrijven is het aandeel van de andere Europese landen
te zamen circa 60%, geen enkel land
benadert de 40% van Nederland. Nederland blijkt een aantrekkelijke vestigingslocatie voor Europese distributiebedrijven te zijn.
De redenen die de Amerikaanse en Japanse bedrijven aanvoeren ten faveure van Nederland zijn in volgorde van
belangrijkheid de centrale ligging van
Nederland in Europa, de aanwezigheid van twee sterke mainports in elkaars nabijheid (zee en lucht), de goede infrastructuur, de hoge kwaliteit
van de Nederlandse transport- en distributiesector en de goede douanefaciliteiten. Als belangrijkste nadelen van
Nederland noemen de bedrijven de
relatief hoge loonkosten en sociale
lasten alsmede de verkeerscongestie
op de Nederlandse wegen.
De luchthaven Schiphol en de haven
van Rotterdam spelen een grote rol
bij de Europese distributie. Ruim
driekwart van alle Japanse bedrijven
met centrale Europese distributie in
Nederland voert meer dan 50% van
de vracht (in volume) aan per schip,
voornamelijk via Rotterdam. Bij Amerikaanse bedrijven met een EDC in
Nederland voeren ‘slechts’ drie op
de tien bedrijven meer dan 50% van
de vracht aan per schip. Eveneens
drie op de tien Amerikaanse bedrijven in Nederland voert meer dan de
helft van de vracht aan per vliegtuig,
voornamelijk via Schiphol. Het ver-

voer van de goederen van het distributiecentrum naar de afnemers vindt
voornamelijk plaats over de weg, via
transportbedrijven. Zeven op de tien
Amerikaanse bedrijven en negen op
de tien Japanse bedrijven met centrale Europese distributie vanuit Nederland vervoert meer dan de helft van
de vracht per vrachtauto naar de verschillende afnemers.
Van alle onderzochte grote Amerikaanse bedrijven die Nederland
hebben gekozen als land van waaruit de Europese distributie plaatsvindt, besteedt drievijfde de opslag

Tabel 1. Betekenis centrale Europese distributie van buitenlandse bedrijven
voor de Nederlandse economic, 1989

Produktie (mln)

Eenmalig effect
Investeringsimpuls
Multipliereffect
Totaal

Werkgelegenheid

900
500

5:500
3.500
1.400

9.000

Jaarlijks effect
Betekenis van de sector zelf

Uitbestedingsimpuls
Multipliereffect
Totaal

660
180

Jaarlijks direct en indirect samen

600

5.000
4.500
2.000

840

6.500

1.440

11.500

Bron: NEI, Betekenis centrale Europese distributie buitenlandse bedrijven voor de Nederlandse economie, Rotterdam, 1990

geheel of gedeeltelijk uit aan een
gespecialiseerde transportdienstverlener. In het buitenland besteedt
eenderde van de gei’nterviewde
Fortune-500-bedrijven de opslag
uit aan een derde partij. Bij de grote Japanse bedrijven is dit onderscheid minder duidelijk. Allereerst
houden de Japanse bedrijven veel
meer de opslag in eigen hand. Ongeveer tweevijfde van alle grote
Japanse bedrijven met centrale Europese distributie (zowel in Nederland als buiten Nederland gevestigd) schakelt geheel of
gedeeltelijk een gespecialiseerde
transportdienstverlener in bij de opslag van de goederen.
De ervaringen van Amerikaanse en
Japanse bedrijven met een EDC-vestiging in Nederland zijn positief. Van
alle Japanse bedrijven met een EDC
in Nederland geeft 85% te kennen zeker of zeer waarschijnlijk opnieuw
voor Nederland te zullen kiezen.
Meer dan 60% van alle Amerikaanse
bedrijven met een EDC-vestiging in
Nederland zou eveneens zonder
meer opnieuw voor Nederland kiezen als locatie voor een Europees
distributiecentrum. Geen enkel Japans bedrijf en slechts 8% van de
Amerikaanse bedrijven zegt nu al
een uitgesproken voorkeur voor een
ander land te hebben.

Economische betekenis EDC’s
De betekenis van Europese distributiecentra van buitenlandse bedrijven
voor de Nederlandse economie uit
zich in vier deeleffecten:
– werkgelegenheid en produktie
binnen het EDC zelf;
— werkgelegenheid en produktie als
gevolg van de door het EDC gepleegde investeringen;

– werkgelegenheids- en produktieeffecten van de door het EDC gedane uitbestedingen uit hoofde
van de bedrijfsvoering;
– werkgelegenheids- en produktieeffecten van uitbestedingen (transport) bij afnemers (binnen hetzelfde concern) van de diensten van
het EDC.
Elk van de genoemde deeleffecten
heeft een directe component (hierboven beschreven) en een indirecte.
De laatste is het zogenaamde ‘multiplier-effect’, dat een gevolg is van de
‘doorwerking’ van de geldstromen in
de nationale economie. Via 47 interviews bij Japanse en Amerikaanse
bedrijven in Nederland met centrale
Europese distributie is inzicht gekregen in werkgelegenheidseffecten, investerings- en uitbestedingsgedrag
van EDC’s. Op basis van beschikbare gegevens omtrent het totale aantal
EDC’s in Nederland is een raming gemaakt van de directe economische
effecten. Vervolgens zijn met behulp
van landelijke input-outputgegevens
werkgelegenheids- en produktiemultipliers bepaald, waarmee de indirecte effecten kunnen worden gekwantificeerd.
In totaal waren er in 1989 tussen de
400 en 500 buitenlandse bedrijven in
Nederland met een EDC, al dan niet
gekoppeld aan commerciele en/of
produktiefuncties (ongeveer 10%
van de in totaal 5.000 buitenlandse
ondernemingen). Bij deze vestigingen waren 25.000 mensen werkzaam, waarvan 20% direct betrokken
is bij de distributie-activiteiten. De

laatsten genereerden in 1989 een
produktie van 600 miljoen gulden.
De werkgelegenheidsgroei tussen
1980 en 1989 was uitbundig te noe-

men (gemiddeld 22% per jaar), veroorzaakt door zowel de komst van
nieuwe vestigingen gedurende de ge-

hele periode als door groei van bestaande c.q. toevoeging van nieuwe
taken.
Van de onderzochte bedrijven was
in 1989 80% gehuisvest in een eigen
bedrijfspand. Omgerekend betekende dit nationaal een (cumulatieve) investering van 900 miljoen gulden,
waarvan tweederde is besteed aan
de aankoop van grond en gebouwen
en eenderde aan installaties (waaronder automatisering). In termen van
werkgelegenheid betekent dit een
(eenmalige) impuls van zo’n 5.500
arbeidsjaren.
De uitbestedingen van de EDC’s aan
Nederlandse bedrijven komen hoofdzakelijk ten goede aan de dienstensector. In totaal werd door de EDC’s
in 1989 voor 500 miljoen gulden uitbesteed. Belangrijkste toeleverancier
is het transport (iets meer dan de
helft). Daarnaast is in een aantal gevallen ook de opslag, facturering, en
dergelijke uitbesteed (10%). De banken en verzekeringen (10%) en de
post/telecommunicatiesector (11%)
pikken eveneens een behoorlijk
graantje mee. Andere sectoren die
elk twintig a dertig miljoen gulden
per jaar aan opdrachten van EDC’s
verwerven zijn de automatisering en
de horeca/reiswereld.

Het laatste deelaspect betreft een
min of meer afgeleid effect. Het EDC
is in de goederenstroom geen eindpunt. De afnemers van de goederen
(marketing- en verkoopvestigingen
in de afzonderlijke landen) betalen
in een groot aantal gevallen direct
het transport tussen EDC en de lokale vestiging. Het transport is vaak
wel georganiseerd door het EDC.
Naar schatting ging het in 1989 om

een geldstroom van 160 miljoen gulden ten gunste van Nederlandse
transporteurs.
Alle hiervoor genoemde effecten zijn
als direct te karakteriseren. De multipliereffecten zijn samengevat in label 1.

Toekomstperspectief
De logistieke organisatie wordt bei’nvloed door stijgende energieprijzen,
groter wordende afzetmarkten, internationalisatie, Europese eenwording, enzovoort. Veel bedrijven kunnen op deze ontwikkelingen het
beste inspelen door centralisatie van
goederenstromen. Steeds meer bedrijven zullen dan ook overgaan tot
centrale Europese distributie. Bijna
40% van de grote Amerikaanse en

ESB 10-7-1991

30% van de grote Japanse bedrijven
in Europa die nu nog decentraal distribueren hebben te kennen gegeven
in de nabije toekomst over te stappen op centrale Europese distributie.
De uitgangspositie van Nederland
om nieuwe EDC’s aan te trekken is
gunstig. Bijna alle bedrijven die van
plan zijn een EDC op te zetten noemen Nederland een van de belangrijkste vestigingskandidaten.
In de afgelopen tien jaar is de directe werkgelegenheid bij de EDC’s in
Nederland fors gegroeid met gemiddeld 22% per jaar. Verwacht wordt
dat de groei – zij het in mindere
mate — in de komende jaren zal doorzetten, gezien aan de ene kant de
nog steeds groeiende activiteiten bij
bestaande EDC’s in Nederland (resulterend in een verwachte werkgele-

genheidsgroei van 5% per jaar) en
aan de andere kant de goede perspectieven van Nederland om nog
meer EDC’s aan te trekken.
Naar verwachting zal de werkgelegenheid de komende jaren met minimaal 10% per jaar doorgroeien. Deze
groei komt vooral ten goede aan de
meer hoogwaardige logistieke functies. Een dergelijk groeipercentage
zou voor het jaar 2000 een werkgelegenheid kunnen betekenen voor
35.000 arbeidsplaatsen. De ontwikkeling van de logistieke organisatie
blijft niet beperkt tot centralisatie
van de fysieke distributie-activiteiten. Het EDC kan uitgroeien tot het
centrum van logistieke besturing en
financiele controle. Daarbij kan (uiteraard bij voldoende volume) een
loskoppeling van fysieke goederenstromen en goederenstroombestu-

ring plaatsvinden. Het EDC plaatst

bestellingen en regelt het transport,
maar de goederenstroom gaat direct
van produktievestiging naar (finale)

afnemer. Bij een doorgroeiende
markt kan een verdere optimalisering van de Europese distributie leiden tot de keuze voor twee centrale
distributiecentra: een voor Noordwest (en Oost-)Europa en een voor
Zuid-Europa. De ontwikkelingen in
Oost-Europa zullen deze keuze
mede bepalen.
Nederland kan haar leidende positie
als Europese distributieregio de komende jaren verder versterken. Dit
kan zowel door groei van reeds gevestigde EDC’s alsmede door de
komst van nieuwe distributiecentra.
Belangrijke randvoorwaarden zijn
hierbij de effectieve geleiding van
goederenstromen (via Schiphol, Rotterdam, geen overvol wegennet, uit-

breiding mogelijkheden railvervoer)

en het aanbieden van voldoende vestigingsmogelijkheden op goede locaties.

M.A. van den Bossche
R. van Oosterhout

B. Radstaak
De auteurs zijn verbonden aan respectievelijk het Nederlands Economisch Instituut (NEI) te Rotterdam, Buck Consultants International (BCD te Nijmegen en
Nederland Distributieland (NDL) te Den
Haag. Het artikel is gebaseerd op: NEI,

Betekenis centrale Europese distributie
buitenlandse bedrijven voor de Nederlandse economie, Rotterdam, 1990 en
BCI, Centrale Europese distributie bij Japanse en Amerikaanse bedrijven, Nijmegen, 1990. In het NDL-rapport Nederland:
Europa’s distributiecentrum, Den Haag,
1990, zijn de resultaten van beide onderzoeken samengevat.

Auteurs