Ga direct naar de content

De keuze voor een betaalmiddel

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 2 1989

Kapitaal

De keuze voor een
betaalmiddel
Bij het verrichten van een betaling
heeft men de keuze tussen verschillende betaalmiddelen. Waar hangt deze
keuze van af? Men kan denken aan eigenschappen van de transactie, van de
betaler en van het betaalmiddel. Het
maakt immers verschil of een brood betaald wordt of de huur, of de betaler jong
of oud Is en of het ene betaalmiddel meer
schade bij verlies of diefstal oplevert dan
het andere. In het hieronder beschreven
onderzoek is getracht de invloed van
deze factoren op de keuze voor een betaalmiddel te schatten met behulp van
een multinomiaal logitmodel. Op deze
wijze kan de invloed van iedere factor simultaan met de andere onderzocht worden1.
Het model is geschat op een steekproef van 3000 waamemingen uit de Intomart Bestedingenindex van 1987. Dit
is een continu onderzoek naarde bestedingen van een groep van ruim 1000 Nederlandse gezinnen. Er worden gedetailleerde vragen gesteld over de hoogte
van het betaalde bedrag, het bestedingsdoel, de bestedingsplaats en de betaalwijze. De bijna 60 betaalwijzen die Intomartonderscheidt hebben wij doorgaans
geaggregeerd tot vijf categorieen: conlate/ 1. Samenhang tussen betaalwijze en soort transactie3
Soort transactie
dage- inciden- afspraak vast
teel
lijks
Contant

70,7

75,0
51,6

73,0
66,3

15,5
4,3

10,9
28,4

13,1
31,0

7,1
14,1

4,9
5,2

Over0,2
schrijving 0,2

3,5
9,2

14,3
15,5

19,4
39,0

Acceptgiro

0,6
0,6

4,9
4,6

4,0
3,9

28,7
22,3

Automatisch

0,2
0,1

3,5
3,6

1,6
0,3

31,6
29,3

100,0

100,0

100,0

Cheque

Totaal

88,1

100,0

a. Voor elke betalingswijze is eerst per onderscheiden transactiesoort het procentuele aandeel in het
totale aantal betalingen gegeven en vervolgens het
procentuele aandeel in het totaalbedrag.

1-3-1989

tant, betaalcheque, overschrijving, acceptgiro en automatische overschrijving.
Ook de kinderen in een gezin worden ondervraagd, mils ze 12 jaar of ouder zijn.
Uiteraard zijn achtergrondgegevens bekend over de persoon die de betaling
verricht en over het huishouden, waartoe
die persoon behoort.
Op basis van de Bestedingenindex is
al eerder onderzoek gedaan naar betaalgedrag door Fase en Boeschoten en
door Zillinger Molenaar2. Fase en Boeschoten concluderen dat de keuze voor
een betaalmiddel samenhangt met de
hoogte van het bedrag en met leeftijd, inkomen, opleiding en geslacht van de betaler. Zillinger Molenaar schenkt niet alleen aandacht aan gezins- en persoonskenmerken, maar ook aan de plaats van
besteding en de aard van het betaalde.
Al deze onderzoekers beschouwen echter maar een aspect tegelijk, waardoor
de invloed van verschillende factoren
niet tegelijk geanalyseerd kan worden.
Om dit wel mogelijkte maken hebben wij
het logitmodel gebruikt3.

Soort transactie
Bij veel betalingen komt, afhankelijk
van de aard van de transactie, slechts
een deel van de betaalmiddelen in aanmerking. Daarom hebben wij de betalingen in onze steekproef ingedeeld in vier
soorten transacties en steeds per soort
transactie geschat. In tabel 1 is de samenhang van de soort transactie en de
betaalwijze weergegeven.
Bij transacties waar de partijen elkaar
niet kennen, moeten betaling en levering
tegelijkertijd plaatsvinden, zodat niet de
ene partij de andere kan benadelen.
Deze anonieme transacties hebben wij
onderverdeeld in vaak voorkomende
(dagelijkse) en slechts af en toe voorkomende (incidentele) gevallen. Bij deze
transacties wordt voornamelijk met contant geld of met gegarandeerde cheques
betaald4. Contanten nemen vooral naar
aantal maar ook naar bedrag de grootste
plaats in. Naar bedrag is het aandeel
echter belangrijk kleiner.
Als er sprake is van een bestendige
relatie tussen partijen, zoals bij voorbeeld tussen huurderen verhuurder, vinden de betalingen meestal giraal plaats.

Deze op een langlopende overeenkomst
of wettelijke verplichting gebaseerde betalingen noemen wij vaste betalingen. In
veel van dit soort relaties moeten op vaste tijdstippen vaste bedragen betaald
worden. Daarom speelt automatische
betaling hiereen belangrijke rol.
Het komt ook voor dat de partijen elkaar wel bij naam kennen door een afspraak of bestelling, maar dat de uitgaven geen geregeld patroon vormen;
denk aan het bezoeken van een arts of
het boeken van een vakantie. In dit geval is overschrijving relatief belangrijk,
maar het grootste deel van de betalingen
wordt toch contant of per cheque verricht.

Resultaten
Uit tabel 1 blijkt hoe sterk de samenhang is tussen de betaalwijze en de verschillende transactiesoorten zoals wij die
onderscheiden hebben. Daarom heeft
de analyse van de determinanten van de
betaalwijze telkens binnen een soort
transactie plaatsgevonden. Hierbij zijn
als verklarende variabelen alleen de eigenschappen van de betaling, van de
betaler en van het huishouden gebruikt.
Een model waarin de eigenschappen
van de betaalmiddelen als verklaring dienen is geschat op een bestand van betalingen in winkels en horeca.
Tabel 2 geeft per soort transactie aan
welke variabelen de betaalwijze be’i’nvloeden en in welke mate. De belangrijkste verklarende variabele is het bedrag
van de betaling, dat steeds in logaritmische vorm opgenomen is. Hogere bedragen worden minder vaak contant betaald. Daamaast spelen de taakverdeling binnen het huishouden, de aard van
de betaling en enkele eigenschappen
van het huishouden een rol.
Wat betreft de taakverdeling geldt dat
mensen met een volledige baan minder
vaak contant betalen. Als de reden is dat
zij er moeilijk toe komen om geld op te
1. Voor een volledig verslag van het hier beschreven onderzoek wordt verwezen naar
het rapport van E.S. Mot, J.S. Cramer en
E.M. van der Gulik, De keuze van een betaalmiddel, Stichting voor Economisch Onderzoek der Universiteit van Amsterdam,
1988.

2. W.C. Boeschoten en M.M.G. Fase,
Betaalgedrag in Nederland, £53,26 augustus 1987, biz. 780-785; M.M.G. Fase en
W.C. Boeschoten, Betalingspatroon en geldgebruik, Kwartaalbericht, Nederlandsche
Bank, 1985, nr. 3, biz. 45-55; J.L.N. Zillinger
Molenaar, Waar, waarvoor en waarmee betaald wordt, Bank- en Effectenbedrijf, 1986,
nr. 316, biz. 372-374.
3. De schattingen zijn uitgevoerd met het
prog ram ma LOGITJD.
4. Toch wordt bij 12% van het aantal incidentele transacties giraal betaald. Deze betaalwijze komt voor bij de aanschaf van apparaten als televisies, koelkasten en wasmachines.

221

label 2. Variabelen die de betaalwijze be’fnvloeden
dagelijks

Soort transactie
incidenteel
afspraak

vast

Eigenschappen van de betaling:
– bed rag
– soort aanschaf
– bestedingsplaats
Eigenschappen van het huishouden:
– bezit bankrekening
– opleidingsniveau

– gezinsgrootte
– leeftijd
– urbanisatiegraad
– inkomen

Eigenschappen van de betaler:
– werksituatie
– geslacht
** zeer sterke invloed
* sterke invloed
+ zwakke invloed

a. In de analyse is de overeenkomstige eigenschap van de betaler gebruikt.

nemen tijdens de openingstijden van
banken en postkantoren, zal er na de invoering van geldautomaten waarschijnlijk een verandering optreden. Deze invoering komt nog niet in onze steekproef
tot uitdrukking. Soms wordt ook gevonden dat vrouwen vaker contant betalen.
Uiteraard ligt hiergeen biologische reden
aan ten grondslag. Uit de samenhang
tussen geslacht en andere variabelen als
werksituatie en de frequentie waarmee
dagelijkse betalingen verricht worden,
blijkt dat er in veel Nederlandse huishoudens nog steeds sprake is van een duidelijke taakverdeling tussen mannen en
vrouwen. Deze taakverdeling vormt de
verklaring voor de invloed van het geslacht op de betaalwijze. Hieruit blijkt dat
het weinig verhelderend is om de invloed
van het geslacht los van andere factoren
te beschouwen.
De invloed van de aard van de betaling bestaat er onder andere uit dat er in
winkels meer contant wordt betaald dan
op andere plaatsen en dat sommige
soorten betalingen meer geschikt worden geacht voor automatisch betalen
dan andere. Gas en elektra vindt men bij
voorbeeld wel geschikt, belastingen niet.
Van de eigenschappen van het hoofd
van het huishouden zijn het opleidingsniveau en het al dan niet bezitten van een
bankrekening van belang. Bij een hoger
opleidingsniveau wordt minder contant
betaald en wordt meer per cheque of met
behulp van een overschrijving betaald.
label 3. Berekende kans op contante
betaling voor twee extreme types betaler
/10

Betaler A
Betaler B

222

/25

/50

/75

0,99
0,94

0,97
0,71

0,90
0,37

0,80
0,21

Bij het bezit van een bankrekening is het
beeld minder duidelijk5. Wel is er een
voorkeurvoorcheques.eneenopvallende tegenzin om bij vaste transacties automatisch te betalen.
Opmerkelijk is dat kenmerken als inkomen, gezinsgrootte, leeftijd van de
hoofdkostwinner en urbanisatiegraad
nauwelijks invloed hebben. De keuze
voor een betaalmiddel is vooral afhankelijk van de eigenschappen van de transactie zelf: hoeveel er betaald wordt,
waarvoor en waar. Is er wel een belangrijk verschil tussen twee mensen met
verschillende achtergronden, die een
zelfde soort betaling verrichten met een
gelijk bedrag? In label 3 zijn voor dagelijkse transacties de berekende kansen
op contant betalen weergegeven voor
twee extreem verschillende betalers. Betaler A heeft alleen lager onderwijs, geen
volledige baan en geen bankrekening.
Betaler B is een academicus met een
volledige baan en een bankrekening. Uit
de tabel blijkt dat er vooral bij grotere bedragen een aanzienlijk verschil is.

Betaalmiddelen
Een van de bevindingen is dat vooral
bij anonieme transacties en afspraaktransacties meer met cheques betaald
wordt en minder contant naarmate het
bedrag hoger is. Aan de hand van een
bestand van betalingen in winkels en horeca is getracht dit te verklaren uit de eigenschappen van contanten en drie
soorten cheques (girobetaalkaart, eurocheque en groene betaalcheque). De
beschouwde eigenschappen zijn risico
en ongemak. Het risico van contant geld
is evenredig met (de logarithme van) het
bedrag van de betaling, want dit bepaalt
hoeveel geld men bij zich moet hebben
en dus hoeveel geld gestolen of verloren
kan worden. Het risico van cheques is afhankelijk van de regels die de uitgevende installing hanteert bij verlies of dief-

stal. Omdat deze niet attijd geheel duidelijk zijn, is het van meer belang welke
schade de betaler verwacht. Deze schade is opgenomen als een te schatten
constante, die voor de drie soorten cheques gelijk is. Het ongemak van cheques
is afhankelijk van het aantal in te vullen
cheques. Omdat de onderscheiden cheques een verschillende bovengrens hebben, (open ze op dit punt uiteen. Het ongemak van geld is op nul gesteld, hoewel aan het opnemen ervan ook enig ongemak verbonden is. Dit ongemak en andere niet expliciet onderscheiden vooren nadelen worden echter weergegeven
door de geschatte constante.
Met dit model is de keuze voor een betaalmiddel in winkels en horeca goed te
verklaren. De geschatte coefficienten
geven aan hoe een bepaalde mate van
risico of ongemak gewaardeerd wordt,
onafhankelijk van het specifieke betaalmiddel. Aan een risico van /100 bij contant betalen wordt immers dezelfde
waarde gehecht als aan een risico van /
100 bij betaling per cheque. Daarom
kunnen de coefficienten ook toegepast
worden op nieuwe betaalmiddelen met
veronderstelde eigenschappen. Dit is
gebeurd voor elektronische betaling, zoals die al bij benzinestations en sommige supermarkten toegepast wordt. Daarbij wordt er van uitgegaan dat het elektronische betaalmiddel de cheques geheel vervangt. Interessant is of het aandeel van elektronisch betalen groter of
kleiner zou zijn dan dat van cheques nu.
In tabel 4 is het berekende aandeel van
contanten in het totale bedrag weergegeven bij een verschillende mate van risico en ongemak van elektronisch betalen, respectievelijk in verhouding tot het
huidige risico van cheques en het ongemak van een cheque. Bij gelijkblijvend risico en het ongemak van het invullen van
een cheque zou het aandeel van contanten naar bedrag iets afnemen (nu 69%).
Als het ongemak van elektronisch betalen kleiner is, hetgeen verwacht wordt,
kan het aandeel van contanten nog met
maximaal 10% afnemen. Deze terreinwinst voor elektronisch betalen gaat echter geheel verloren als het risico als 1,5
a 2 maal zo groot beschouwd wordt als
bij betalen met cheques. Het verwachte
risico heeft een dus grote invloed op de
acceptatie van het elektronische betalen.
Bij de invoering van dit nieuwe betaalmiddel zal zeker met deze belangrijke
factor rekening moeten worden gehouden.

5. Het gaat om huishoudens die e6n of meer
bankrekeningen bezitten, al of niet in combinatie met 66n of meer girorekeningen, in tegenstelling tot huishoudens met slechts een
of meer girorekeningen.

Tabel 4. Percentage van de totale omzetbij winkels en horeca dat bij verschillende combinaties van q en k nog contant wordt betaald
q (ongemak)
k
(risico)

0

1 / 6 1 / 3 1 / 2 2/3 5/6

1
1,5
2
2,5
3

52
62
69
74
77

54
64
71
76
79

56
66
73
77
80

58
68
75
79
81

61
70
76
80
83

63
72
78
82
84

1

65
74
79
83
85

Conclusies___________
De keuze voor een betaalmiddel is
niet zozeer afhankelijk van de eigenschappen van de betaler, maar veeleer
van de omstandigheden van de transactie: hoeveel, waarvoor en waar betaald
wordt. De transacties kunnen ingedeeld
worden in groepen met elk een eigen betalingspatroon, waarbij net criterium is of
ze anoniem zijn en in hoeverre de betalingen een geregeld karakter hebben. De
hoogte van het bedrag is binnen deze
groepen de belangrijkste determinant.
Naast de transactie spelen sommige eigenschappen van het gezin zoals opleidingsniveau en bezit van bankrekening(en) een rol. Opvallend is dat de andere beschouwde eigenschappen van
het gezin slechts een geringe invloed uitoefenen. Wel maakt het verschil wat
voor rol een betaler binnen het gezin
speelt. Vooral de arbeidssituatie is hierbij van belang.
Het overstappen van contanten naar
cheques bij hogere bedragen kan verklaard worden uit verschillen in risico en
ongemak tussen deze betaalmiddelen.
Contant betalen levert minder ongemak
op dan het betalen met cheques. Bij hogere bedragen wordt het risico van contanten echter steeds hoger, terwijl het risico van cheques constant is. Daarom
wordt het bij een bepaald bedrag aantrekkelijker om voor cheques te kiezen,
hoewel het ongemak hiervan sprongsgewijs toeneemt als de bovengrens
overschreden wordt en nog een cheque
moet worden ingevuld.
Het risico dat de betaler denkt te (open
heeft een grote invloed op het kiezen van
een betaalmiddel. Dit is een overweging
die van belang is bij de invoering van
elektronisch betalen.

E.S. Mot
De auteur is werkzaam bij de Stichting voor
Economisch Onderzoek van de Universiteit
van Amsterdam. Het artikel is gebaseerd op
een onderzoekdat is uitgevoerd in opdracht

van de Postbank N.V.

t ESB 1-3-1989

Auteur