Ga direct naar de content

Groeten uit Ootmarsum

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 16 1986

Groeten uit Ootmarsum
Ging het goed in Ootmarsum? De
Fransen namen genoegen met minder
dan zij oorspronkelijk vroegen: een devaluatie met 3% in plaats van 8%. De
Duitsers en Nederlanders gaven wat
extra, maar niet te veel: een revaluatie
met 3%. En de overige leden van het
EMS konden hun wisselkoers handhaven of licht opwaarderen. Tevredenheid heerste vooral bij de Nederlanders omdat de Duitse revaluatie geheel kon worden gevolgd. Heel wat anders dan in maart 1983 toen de Duitse
mark met 5,5% revalueerde en de gulden, tot woede van De Nederlandsche
Bank, met 2% daarbij moest achterblijven. Positief ook dat de Fransen beloofden in het binnenland orde op zaken te stellen. De overheidsuitgaven
worden met Ff. 15 mrd. verminderd, de
groei van de geldhoeveelheid met 5%
beperkt, de ambtenarensalarissen bevroren, en het kapitaalverkeer geliberaliseerd. Keurig. Zo hoort een multilateraal wisselkoerssysteem te werken.
Het initiatief om de wisselkoersen
aan te passen kwam van Franse zijde.
De kloof tussen Frankrijk en Duitsland
was te groot geworden, zo luidde de argumentatie. Immers, het gecumuleerde inflatieverschil tussen de beide landen sinds maart 1983 bedroeg 13%.
Niet bevoordelijk voor de afzet van Renaults en Peugeots. (Het handelstekort voor industriele produkten van
Frankrijk met Duitsland bedroeg vorig
jaar DM 14,7 mrd.). Bovendien dreigde
het Europavan detwee snelheden: het
uiteenvallen van de lidstaten in een
stagnerend Frans en een florerend
Duits blok. Dat gevaar is nu gekeerd.
Niet alleen zijn de twee hoofdrolspelers nader tot elkaar gekomen, maar
ook Belgie, traditioneel een ‘Frans’
land, heeft gebroken met zijn beleidslijn door ‘ambitious’ (de uitdrukking is van minister Ruding) met 1 % te
revalueren. Opvallend is voorts dat Italie de koers van de lire handhaafde. (In
juli 1985 devalueerde de lire nog met
8%).
Toch is er iets merkwaardigs aan de
hand met de recente wisselkoersaanpassing. Het wekt argwaan om de
Franse socialisten te horen roepen dat
inflatiebestrijding prioriteit heeft en dat
de devaluatie de resultaten van het
straffe beleid in het verleden weer te
grabbel gooit. Omgekeerd bepleiten
de Franse conservatieven een omvangrijke devaluatie, die ruimte schept
voor de binnenlandse sector. Een opvallende
rolwisseling!
Bovendien
spoort de Franse devaluatie niet met
de aanbevelingen uit de leerboeken.
Immers, de handelsbelans is dit jaar
sterk verbeterd van een tekort van
Ff. 24 mrd. in 1985 tot een waarschijnlijk overschot van Ff. 30 mrd. En zei de

Franse minister van Buitenlandse
Handel in augustus niet dat de crux
voor het verbeteren van de exportprestatie niet een aanpassing van de
prijzen is, maar een wijziging van de
samenstelling van het exportpakket?
1). Een aanbeveling die ook in het
laatste landenrapport van de OECD is
te vinden. Voorts, waarom een devaluatie nu de inflatie eindelijk onder controle lijkt? Het prijspeil daalde in februari voor het eerst in 20 jaar (met 0,2%),
en op jaarbasis zou de inflatie dit jaar
minder dan 2% hebben bedragen. Is
een devaluatie dan de aangewezen
weg om de concurrentiepositie te
verbeteren?
Het lijkt erop dat deze economische
overwegingen nauwelijks een rol hebben gespeeld. De wisselkoersaanpassing is door andere motieven ingegeven. De nieuwe, liberaal georienteerde, Franse premier Chirac is er veel
aan gelegen ruimte te scheppen voor
een nieuw economisch programma.
Kernpunt van zijn beleid is dat de Franse economie – die bol staat van de rigiditeiten – moet worden geliberaliseerd. Prijscontroles moeten worden
opgeheven, evenals restricties op het
deviezen- en internationale-kapitaalverkeer. Een restrictief, anti-inflatoir
beleid zou strijdig kunnen zijn met zo’n
liberaliseringsprogramma. Op korte
termijn zou kapitaal kunnen uitstromen
en zouden de prijzen kunnen stijgen.
De wisselkoers komt daardoor onder
druk en een devaluatie van de franc ligt
dan voor de hand. Wellicht daarom een
devaluatie ‘vooraf, ter verlichting van
de te verwachten druk op de franc. Bovendien gaat het politiek gezien om
een aantrekkelijke constructie, aangezien de ‘prijs’ van de liberaliseringsmaatregelen (in de vorm van een
devaluatie) met de oude regering
wordt geassocieerd, en de ‘opbrengst’
op het conto van de nieuwe machthebbers wordt geschreven. Regeren is
vooruitzien!
Wat zijn de gevolgen voor het EMS?
Zonder twijfel betekent het liberaliseren van de Franse deviezen- en kapitaalmarkt een versterking van het
EMS: een stelsel dat convergentie van
het economisch beleid van de lidstaten
vooronderstelt en van soepel werkende geld- en kapitaalmarkten afhankelijk is. Maar is het gewenst dat het Franse initiatief om de wisselkoersen aan te
passen, mede door binnenlandse politieke overwegingen is ingegeven? Immers, de bedoeling van het stelsel is
om een zone van wisselkoersstabiliteit
te creeren. Aanpassingen zijn alleen
toegestaan indien zij recht doen aan
onderliggende economische verschillen tussen landen. De positie van de
Franse handelsbalans en de huidige

lage inflatie vormen een onvoldoende
rechtvaardiging voor de recente koerswijziging. De ‘juiste’ handelswijze van
Frankrijk zou zijn geweest: eerst het liberaliseren van de economie, en vervolgens – afhankelijkvandevraag-en
aanbodverhoudingen op de valutamarkten – eventueel devalueren.
Ook in ruimer verband heeft de recente wisselkoersaanpassing voor de
Europese samenwerking bepaalde haken en ogen. Het EG-beraad over de
landbouwprijzen bij voorbeeld zal er
ernstig door worden bemoeilijkt. De
Fransen zullen zogenoemde ‘negatieve compenserende monetaire bedragen’ moeten invoeren, om het concurrentievoordeel dat de Franse boeren
ondervinden af te romen. De druk vanuit de Franse agrarische sector om
deze heffingen vervolgens af te schaffen, zal ongetwijfeld sterk zijn. Daartegen zullen de Duitse en Nederlandse
boeren in ‘t geweer komen. De situatie
wordt nog gecompliceerder doordat
positieve monetaire compenserende
bedragen sinds 1984 niet meer mogen
worden ingevoerd. De Westduitse
CDU-minister van Landbouw, Kiechle,
heeft al gewaarschuwd zonodig ‘zijn’
boeren met nationale subsidies tegemoet te komen. De CDU heeft traditioneel veel aanhang in de landbouwgebieden. Bij dergelijke Westduitse
steun zullen de Nederlandse agrariers
zich niet neerleggen. En misschien komen ten slotte de Franse boeren in het
geweer om te protesteren tegen het
subsidieren van hun concurrenten. Zo
isdecirkel rond.
Is de toekomst van de Europese integratie dat internationaal overleg door
conflicterende binnenlandse politieke
belangen wordt beheerst? De Leuvense hoogleraar De Grauwe stelt dat het
EMS slechts in geringe mate aan de
convergentie van het beleid heeft bijgedragen. Inflatieverschillen buiten de
EMS-landen blijken kleiner te zijn dan
erbinnen en de divergentie van de
geldgroei van de lidstaten is na de
oprichting van het EMS even groot als
ervoor. Voorzichtig trekt De Grauwe de
conclusie dat ,,(…)men verder (zal)
moeten gaan dat het EMS tot nu toe
deed” 2). Maar of dat betekent dat het
integratieproces moet worden gepolitiseerd zoals bij de recente monetaire
herbeschikking in Ootmarsum, is de
vraag.
Bans de Boer
HansKamps
De auteurs zijn directeur van Kamps en De
Boer BV, Bureau voor Economische Argumentatie, Ravelstraat 21 te Lisse.

1) Het financieele Dagblad, Parijs: geen devaluatie maar aanpassing door bedrijfsleven, 23
augustus 1985.
2) P. de Grauwe en G. Verfaille, Het Europese
minetair systeem: een evaluatie, Rotterdamse
Monetaire Studies, nr. 19,1985, biz. 30.

Auteurs