Ga direct naar de content

Marktsocialisme

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 10 1980

Maatschappijspiegef

Marktsocialisme
DRS. W. A. ARTS

Inleiding
Na de oorspronkelijke weigering zich
kandidaat te stellen, is Michael Foot uiteindelijk dan toch tot nieuwe leider van
Labour gekozen. Met zijn verkiezing
lijkt de rust in de partij, voorlopig, te zijn
teruggekeerd. Maar dat wil nog niet zeggen dat daarmee ook de vrede tussen
links en rechts binnen de partij is getekend. Daarvoor verschillen de linkse
Tribunegroep en de rechtse Manifestogroep te veel in hun politieke opvattingen. De opvattingen van links zijn het
best als doctrinair-socialistisch te kenschetsen, die van rechts als traditioneel
sociaal-democratisch. Wel, zo ziet het er
tenminste naar uit, zal er tot de komende
speciale partijconferentie over de herziening van het kiescollege sprake zijn van
een wapenstilstand.
De grote ongebonden middengroep
heeft zoals gewoonlijk de doorslag gegeven in de strijd tussen Foot en Healy om
de opvolging van Callaghan. Niet zozeer
de linkse opvattingen van Foot of de
rechtse van Healy gaven daarbij de doorslag, als wel de angst dat het gedrag van
de robuuste en weerbarstige Healy de
partij zou splijten. In Foot meende. deze
groep de man te herkennen die in staat
zou zijn de partij bij elkaar te houden.
Blijft de vraag of de 67 jaar oude Foot
het ooit van oppositieleider tot premier
van Groot-Brittanil! brengen. Of is hij
meer een zaakwaarnemer, een tussenpaus? Mocht deze onorthodoxe profe:et
van links het onverhoopt tot premier
brengen, dan valt het gevaar te duchten
dat zijn economische en sociale beleid
niet het meest gelukkige zal zijn. Zijn
economische kennis wekt de indruk wat
belegen en weinig wereldwijs te zijn. Ook
heeft hij in het verleden een te serviele
houding aangenomen ten opzichte van
de vakbeweging. Van hem vallen voor
het oplossen van de ernstige economische en sociale problemen waarvoor
Groot-Brittanil! staat nauwelijks frisse
en nieuwe ideel!n te verwachten. Evenmin trouwens van een andere mogelijke
toekomstige Labourpremier, de held van
de basis, Tony Benn. Deze wacht geduldig zijn tijd af. Misschien biedt de tijd
van na de verkiezingen van 1983of 1984,
met een herzien kièscolle~e en een anders
1364

samengestelde fractie, hem meer kansen
op het leiderschap. Die frisse ideel!n zijn
trouwens ook niet te verwachten van de
rechtervleugel van de partij. Zowel de vigerende doctrinair socialistische als de
sociaal-democratische opvattingen hebben daarvoor te veel weg van oude wijn
in oude zakken.
Dat er op het ogenblik in de Labour
partij zo weinig aan oorspronkelijk denken te vinden is, is vooral te wijten aan de
rol die oud-premier Callaghan de laatste
jaren als partijleider heeft gespeeld. Hij is
er niet in geslaagd tot een modernisering
en herdefinil!ring van het democratischsocialisme te komen. Een herzien democratisch-socialisme dat als een geloofwaardig alternatief zou kunnen dienen
voor het beleid van de conservatieve regering Thatcher.
Nieuwe ideeën
Toch zijn er bij Labour nog wel frisse
ideel!n te onderkennen. Die zijn echter
door de strijd om de opvolging tussen
links en rechts wat naar de achtergrond
gedrongen. Een van de interessantste
verwoorders van deze ideel!n is David
Marquand, hoogleraar in de hedendaagse geschiedenis en politiek en oud-Labourkamerlid voor Ashfield en lid van
Roy Jenkins’ staf bij de Europese Commissie.
Naar Marquands mening kan de sociaal-democratie, zoals die de laatste
veertig jaar heeft gefunctioneerd, in twee
van kritiek belang zijnde opzichten niet
langer voorzien in oplossingen voor de
neteligste problemen v~n van~aag. ~e
dag 1). De eerste reden IS dat ZIJ welmg
of geen belangstelling heeft getoond
voor het probleem van het reguleren van
het staatsapparaat. Weliswaar is de sociaal-democratie erg vruchtbaar geweest
bij het reguleren van de markt, maar dit
heeft tot resultaat gehad het ontstaan
van een oppermachtige staat, die “overladen” is geraakt.
De tweede reden waarom de sociaaldemocratie in de verdediging is gedrongen, is dat economische groei, indien
überhaupt nog mogelijk, veel moeilijker
is te verwezenlijken dan in de jaren vijftig
en zestig. Als groei moeilijker is te ver-

wezenlijken, dan is ook vreedzame herverdeling moeilijker te bewerkstelligen.
Een van de centrale postulaten van de
sociaal-democratie van de laatste veertig
jaar is juist dat vreedzame herverdeling
niet alleen mogelijk is, maar ook eenvoudig.
Het is haast per definitie, meent Marquand, dat de sociaal-democratie niet
kan voorzien in oplossingen van de problemen, die zij zelf heeft voortgebracht.
Zoals alle succesvolle politieke bewegingen is de sociaal-democratie ten offer gevallen aan de wet van de onbedoelde gevolgen. De sloppen zijn opgeruimd,
maar de torenflats die ervoor in de
plaats zijn gekomen hebben bandeloosheid en delinquentie voortgebracht.
Industriel!n zijn genationaliseerd, maar
publieke monopolies blijken even moeilijk te beheersen als particuliere. Vakbonden zijn bevrijd van wettelijke beperkingen, maar zij zijn steeds minder
ontvankelijk gebleken voor de verlangens van hun leden. De belastingheffing
is progressiever geworden, maar het
“zwarte circuit” is tot bloei gekomen. ~e
wilde, ongeregelde markt van de vonge
eeuw is getemd, maar het wordt in toenemende mate duidelijk dat nu de temmers intoming behoeven.
Een tweede verklaring voor het ontbreken van nieuwe oplossingsvoorstellen is gelegen in het speciale karakter van
de Britse sociaal-democratie. In de Britse
versie spelen keynesiaanse en fabiaanse
elementen een belangrijke rol. Deze elementen hebben als uitgangspunt de gedachte dat de maatschappij slechts van
bovenaf kan worden hervormd. De verzorgingsstaatsocialisten leken er dan
ook meer op gebrand goed te doen voor
anderen, dan anderen te helpen goed te
doen voor zich zelf. De voor hen karakteristieke intrumenten van beleid waren
centrale beheersing, complexe bureaucratiel!n en grote-investeringenprojecten; niet echter lokale initiatieven, individuele vernieuwingsgezindheid of kleine coöperatieve samenwerkingsverbanden.
Tegelijkertijd gingen zij er instinctief
van uit dat de manier om sociaal welzijn
te bevorderen, het eraan besteden van
publieke middelen was. Hoe meer geld
werd besteed, zo werd tenminste verondersteld, des te meer welzijn zou het resultaat zijn. Gezien de economische en
politieke grenzen die zijn gesteld aan de
groei van de publieke sector, maar ook
de morele grenzen, voor hen die vrijheid
waarderen, is deze gelijkstelling van
overheidsbestedingen met sociaal welzijn niet langer te aanvaarden. De sociaal-democratie zou zelf nieuwe vormen
van zelf-hulpzaamheid moeten trachten
te bevorderen en proberen nieuwe maatstaven te vinden voor het bepalen waar

I) Zie: David Marquand, lnquestona Movement Encounter, juli. 1979, blz. 8-18. en
Re~king
the Centre, London Review of
hooks. 3juli-16juli, 1980, blz. 3-4.

de grenzen liggen van de publieke sector.
De nieuwe ideeën van Marquand nemen dus de vorm aan van een aanval op
een verzorgingsstaatsocialisme dat min
of meer stilzwijgend uitgaat van het adagium: “Wat de staat doet, is goed gedaan”. Tegenover deze oude, bureaucratische versie van de sociaal-democratie
plaatst hij het model van een nieuw,
libertair, decentralistisch socialisme.
Daarbij beroept hij zich op een verwaarloosd element in de sociaal-democratie:
het libertaire erfdeel. Een erfdeel dat de
nadruk legt op morele overtuigingskracht en individuele autonomie. In het
besef dat sociaal-democratie betrekking
moet hebben op vrijheid en autonomie,
naast gelijkheid, zouden de sociaal-democraten uitbreiding van ondernemingsrnacht moeten tegengaan en zich
concentreren op manieren om besluitvorming te decentraliseren naar werknemerscoöperaties en kleine bedrijven in
de industrie, naar ouders in het schoolsysteem, naar patiënten in de gezondheidszorg. De problemen van vandaag
de dag zijn vooral gelegen in het zogenaamde “planningsysteem”, in het complex van grote publieke en particuliere
organisaties. Het is zaak het zogenaamde “marktsysteem” ten koste van dit
“planningsysteem” te versterken. Niet
alleen door het helpen van kleine bedrijven en het aanmoedigen van coöperatieve samenwerkingsverbanden, maar ook
door het ondersteunen van zelfwerkzaamheid, door het bestraffen van energie-intensieve technologieën en het bevorderen van arbeidsintensieve, door het
gebruikmaken van de sociale krachten
die het “zwarte circuit” doen groeien, in
plaats van ze tegen te werken.
Zulke maatregelen kunnen begrijpelijkerwijze het “planningsysteem” niet
geheel elimineren. Tot in de overzienbare tijd zullen we wel te maken blijven
houden met de problemen van het
“planningsysteem”. Daarbij moeten we
wel beseffen dat deze problemen veeleer
van politieke dan van strikt economische
aard zijn. Daarom dienen de gekozen
oplossingen eveneens politiek van aard
te zijn.
Gelijkheid, vrijheid en autonomie

Ook in andere geschriften zijn nieuwe
ideeën te vinden, die evenals die van
Marquand teruggrijpen op het libertaire
erfdeel. Hier ontbreekt de ruimte om
daar uitgebreid op in te gaan. Wel kunnen de centrale thema’s gelijkheid, vrijheid en autonomie, die volgens Marquand aan de sociaal-democratie ten
grondslag liggen, worden aangestipt.
Zo merkt Mark Goyder, in een
“young fabian pamphlet” op, dat de Labour Party het probleem van de sociale
ongelijkheid op een te versimpelende
wijze hanteert 2). Ongelijkheid behoort
tot die traditionele kreten waarop Labour vertrouwt om de loyaliteit van de
ESB 3-12-1980

gelovigen op te wekken. Labour is te zeer
een partij van slechts een deel van de
Britse natie gebleven en haar beleid en
beleidsvoornemens zijn daardoor te veel
geriçht op het tegemoet komen aan deelbelangen. Het is nodig dat Labour frisse
gedachten ontwikkelt over de morele basis waarop haar voorstellen tot herverdeling berusten en dat die gedachten worden expliciet gemaakt. De ernstige ongelijkheden die nog binnen de Britse maatschappij bestaan, zijn niet ernstig vanwege die ongelijkheden zelf, maar vanwege de onbillijkheid ervan. Spreekt
men over onbillijkheid dan verwijst men
naar een begrip van rechtvaardigheid en
moraliteit. Waar het dan om gaat is hoe
de meest efficiënte allocatie van de
schaarse middelen waarover een gemeenschap beschikt, tot stand kan komen gemeten aan billijkheidsmaatstaven. Het is gemakkelijk hier cynisch over
te doen, maar dat cynisme kan ook een
zich zelf waarmakende werking vertonen. De reactie van welgedanen zou wel
eens anders kunnen zijn als herverdeling
van rijkdom zou geschieden op basis van
een beroep op rechtvaardigheid en moraliteit.
Goyder verwijt Labour ook, dat zij te
zeer gepreoccupeerd is met de bestaande
ongelijkheden binnen de Britse nationale
staat. Zo wordt in het Labourverkiezingsprogram de ongelijkheid op wereldniveau, de kloof tussen arme en rijke
landen, met een mild oog bezien, terwijl
de ongelijkheden die binnen Groot-Brittannië zelf bestaan, juist worden verketterd. Het is aan het staatssocialisme te
wijten dat de sloppen van Calcutta
geen altruïstische emoties opwekken,
terwijl “Tbe Road to Wigan Pier” dat
wel doet. Ook oud-Labourminister Evan
Luard wijst, in een wat utopisch aandoend boek, in deze richting 3). Indien
gelijkheid een van de centrale doeleinden
van het socialisme blijft, zo merkt hij op,
dan betekent dat vandaag de dag vooral
het uit de weg ruimen van collectieve ongelijkheden en dan vooral ongelijkheden
tussen staten.
Als we nu overgaan naar het tweede
centrale socialistische thema, de autonomie, dan zien we dat dit bij Luard en
Goyder vooral betrekking heeft op de
arbeids- en leefgemeenschappen waarin
mensen verkeren. Als we ons, om wille
van de ruimte, hier beperken tot de arbeidsgemeenschap, dan kunnen we
slechts constateren dat, zowel onder
staatssocialistische als onder kapitalistische verhoudingen, de ondernemingen
te omvangrijk zijn geworden en het
management en het eigendomsrecht te
onpersoonlijk en te ver verwijderd. Het
gaat er Luard en Goyder om deze trend
te keren. Zowel eigendomsrecht als beheer dienen wijder gespreid te worden.
Dat betekent aan de ene kant de bevordering van kleinschalige ondernemingen, of op zijn minst kleinschalige bedrijven en eenheden binnen ondernemingen.
Aan de andere kant, en boven alles, be-

tekent dit het overdragen van eigendomsrecht en beheer aan diegenen die
binnen de onderneming werken en het
meest direct erbij betrokken zijn.
Om dit te bewerkstelligen is een wijziging vàn het ondernemingsrecht nodig.
De hernieuwde onderneming zou dus
zelfbesturend zijn; het zou een gemeenschap moeten zijn in wier toekomst ieder
lid zeggenschap zou hebben en deze zou in
het eigen bezit van de leden zijn. Daarnaast zou deze onderneming gekenmerkt
worden doqr zelfregulering. Niet het opleggen van allerlei maatregelingen door
de staat, maar onderlinge overeenstemming zou de basis moeten zijn voor een
verantwoordelijke benadering. Tenminste, als we verantwoordelijke ondernemingen wensen die het wankele evenwicht handhaven tussen eigen verrijking
en verrijking van de gemeenschap. Ten
slotte moet de hernieuwde onderneming
een gedecentraliseerde veranderingsstrategie vertegenwoordigen. Iedere onderneming dient vorm te geven aan de eigen
ontwikkeling in de richting van zelfbesturing, zelfregulering en eigen bezit.
De verdergaande ordening van de
maatschappij ten behoeve van politieke
en economische gelijkheid heeft geleid
tot de uitbreiding van de macht van de
staat en daarmee tot de complexe organisatie ervan. Dat heeft weer geleid tot
een aantal problemen waar we nu mee
zitten. Luard noemt de verre verwijderdheid van politici en politiek gezag, de
macht van de bureaucratie, het technische karakter van veel beslissingen en de
daaruit volgende toename in macht van
de deskundige, het individuele gevoel
van vervreemding, het afnemen van
werkelijk lokaal bestuur, de moeilijkheid
van het decentraliseren van en het delen
in besluitvorming.
Met deze problemen raken we aan het
derde centrale socialistische thema: de
vrijheid. Naar Luards mening moet het
socialisme zich vandaag de dag eerder
bezighouden met de mens zèlf dan met
de staat die hij bewoont. Meer met menselijke voldoening dan met menselijke
organisatie. Socialisme moet ermee beginnen zich niet langer alleen maar druk
te maken over het veiligstellen van orde
en rechtvaardigheid (hoewel deze doeleinden even fundamenteel blijven als
ooit), maar met hoe deze waarden veilig
te stellen met de minst mogelijke schade
aan de spontaneïteit en verscheidenheid
die essentiële voorwaarden zijn voor een
bevredigend menselijk bestaan. Voorwaarden die in toenemende mate bedreigd worden door de groeiende druk
tot steeds perfecter organisatie.

2) Mark Goyder, Socia/ism tomorrow;fresh
thinkingfor the Labour Party, Londen, 1979.
3) Evan Luard, Socia/ism without the state,
Londen, 1979.

1365

•

f
MarktsoeiaUsme
Er bestaat een intellectuele paradox
die inhoudt dat democratisch links vrijheid voorstaat op alle terreinen behalve
dat van de economie, terwijl rechts voornamelijk sympathiek staat tegenover.
vrijheid voor zover die betrekking heeft
op de economische sfeer. Democratischsocialisten hebben traditioneel veelal
vijandig gestaan tegenover het marktmechanisme. Het overlaten van de verdediging van het marktmechanisme aan
rechts wordt door verwoorders van de
genoemde libertair-socialistische ideeën
echter als een ernstige politieke vergissing aangemerkt. Adam Smith heeft al
opgemerkt dat we een weerzin kunnen
hebben tegen de aard van degenen die
profiteren van de markt, zonder de werking van het marktmechanisme op zich
af te wijzen: in een marktsysteem kunnen
particuliere ondeugden immers resulteren in publieke deugd.
Door de praktische ervaring opgedaan met bevelseconomieën in Oost-Europa en door de klaarblijkelijke uitputting van het traditioneel sociaal-dem0cratische denken in het westen zijn sommige socialisten gunstiger gaan denken
over het marktmechanisme. Er is sprake
van een hernieuwd debat over de rol die
de markt, zo mogelijk, dient te spelen in
een volwassen socialistische maatschappij. Dit heeft geleid tot aardig wat literatuur over het onderwerp “marktsocialisme”. In die literatuur wordt gesugge,reerd dat een levensvatbare markteconomie kan samengaan met het in gemeenschapsbezit zijn van de produktiemiddelen.
Voor libertair-socialisten loont het de
moeite een goedwillend standpunt in te
nemen ten opzichte van het marktmechanisme. De werking van de markt
maakt het namelijk mogelijk gedecentraliseerde besluitvorming te combineren
met coördinatie van de handelingen van
onafhankelijke individuen en bedrijven.
Markten dienen dan te worden opgevat
als menselijke instituties die zich hebben
ontwikkeld zonder enig bewust plan van
iemands kant. Het zijn stimulerings- en
sturingssystemen, die bij het ontbreken
van ingrijpen door de staat opeen zodanige wijze met positieve en negatieve
sancties werken – dat wil zeggen met beloningen en bestraffingen in de vorm van
winst en verlies – dat de op ‘het gedrag
inwerkende sancties uit het systeem zelf
voortkomen, of liever uit de interacties
van de deelnemers. Markten zijn op die
wijze op te vatten als niet-autoritair. georganiseerde systemen van sociale controle 4).
Voor de ‘marktsocialist is het centrale
probleem waar de overheid voor staat
niet het innemen van de plaats van de
markt, maar het zodanige herscheppen
van de marktstructuur dat er sprake is
van zodanige particuliere aansporingen
voor individuen en ondernemingen dat
zij in het publieke belang zullen hande1366

len. Ongelukkigerwijs voor hen heeft
veel van de recente overheidsinterventie
niets te maken met het verbeteren van de
marktstructuur.
Het leggen van een grote nadru~ op
het belang van het marktmechanisme
houdt voor de marktsocialisten nog niet
in dat alle staatsactiviteiten worden afgewezen. De marktsocialist gaat ervan
uit dat natuurlijke en rechtspersonen de
sociale kosten van hun handelingen zelf
moeten dragen en dat de overheid moet
voorzien in de voortbrenging van publieke goederen. Heel wat staatsactiviteiten kunnen worden begrepen als een
substituut voor een netwerk van vele
omvattende overeenkomsten, die mateloos kostbaar zouden worden als men ze
middels private onderhandelingen tot
stand zou willen brengen, dit zowel vanwege de transactiekosten als vanwege de
aansporing als een “free rider” te handelen en het aan anderen over te laten de
activiteiten te financieren waarmee men
het privé eens is 5).
Tegen het gebruikmaken van het
marktmechanisme kan men uit billijkheidsoverwegingen
bezwaar. maken.
Winsten kunnen immers terechtkomen
bij diegenen die het niet verdienen. De
ongewenste effecten van het marktbeleid
kunnen echter gematigd worden door

Deze rubriek wordt verzorgd door de
vakgroep Sociaal-Economisch
Beleid van de Erasmus Universiteit
Rotterdam

middel van compensatiebetalingen.
Daarvoor is een herverdelingsbeleid nodig.
Herverdeling is een publiek goed. Dit
betekent dat er voor het individu weinig
aansporing bestaat om zelfstandig in
de voortbrenging ervan te voorzien. Is
herverdeling echter een staatsactiviteit,
dat wil zeggen dat zijn bijdrage een
onderdeel is van een contract met miljoenen anderen, dan is het individu vaak
wel bereid een vrijwillige, ,bijdrage te
betalen ten behoeve van het overdragen
van een deel van zijn inkomen aan de
armen. Maar het zou niet rationeel voor
het individu zijn om dit, in dezelfde
mate, op eigen initiatief te .doen. De
opbrengstvàn zijn handeling voor het
inkomen van de armen zou verwaarloosbaar zijn en het verlies aan eigen inkomen en welvaart aanzienlijk.

die plaats zullen vinden aan de universiteit van Lancaster volgend jaar een
spëciale “workshop” over “Socialism,
freedom and the market”. Het doel van
deze “workshop” is het onderzoek van
de markt als een mechanisme voor de
allocatie van goederen en diensten vanuit het standpunt van de politieke
theorie.
Hoewel de belangstelling voor het zogenaamde marktsocialisme op het ogenblik in Groot-Brittannië het grootst
is, probeert de leider van de “workshop”
David Miller toch oververtegenwoordiging van Britse deelnemers te voorkomen. Hij probeert een evenwicht te
bereiken in de bijdragen vanuit de verschillende landen die samen de ECPR
vormen.
Dat roept de vraag op, wat we eigenlijk van de Nederlandse situatie zouden
kunnen zeggen. We hebben al gezien
dat het speciale karakter van de Britse
sociaal-democratie een verklaring zou
kunnen bieden voor het ontbreken van
nieuwe oplossingsvoorstellen. Wat dat
betreft ligt de situatie in Nederland wat
gunstiger. Het economische denken binnen de PvdA is sterk beïnvloed door
de ideeën van een marktsocialist-oudestijl als Tinbergen. Zo zijn de Nederlandse socialistische opvattingen over
het herverdelingsbeleid veel genuanceerder en verder uitgewerkt dan die in
Groot-Brittannië. Daarnaast hebben in
de loop der tijd recalcitrante hoogleraren openbare financiën van socialistische signatuur als Drees jr., Koopmans, Stevers en Wolfson keer op keer
gewezen op de tekortkomingen van het
budgetmechanisme.
WoIfson heeft zich onlangs nog bikkelhard teweer gesteld tegen het in socialistische kring nog steeds wijdverbreide, zij het langzaam kenterende
illusionisme over de zegeningen van de
overheidsinterventie 6). Hij merkt op
dat zijn artikel progressieve geestverwanten
onaangenaam
zal treffen.
Dwangmatig politiek handelen, zo poneert hij, heeft geleid tot een publieke
sector van een omvang die in geen
enkel opzicht meer te hanteren valt en
niet meer aan haar doelstellingen beantwoordt. De overheid heeft te veel hooi
op haar vork, en nog het verkeerde hooi
ook. Zijn stuk gaat, in zijn eigen woorden, wat tobberig na of het geen tijd is
te bezien in hoeverre het algemeen erkende falen van de markt zijn pendant
heeft in het falen van de overheid, van

De rode draad
De gestadig toenemende literatuur
over het onderwerp marktsocialisme
heeft ook de beoefenaars van de wetenschap der politiek in zijn greep gekregen. Zo organiseert het European Consortium for Political Research (ECPR)
op zijn ,joint sessions of workshops”

Albert, Marktsozio/ogie und Entscheidungs/ogik. Neuwied. 1967.
4} Hans

5} .Zie hiervoor en voor het volgende: Samuel
Bntta!1, Hayek, The ncw Right, and the crisis
ofsocllli democracy, Encounter. januari 1980,
blz. 31-46.
,
6} D. J. Wolfson, De wereld waarin wij leven,
Beleid en Maatschappij. maart/april.
1980,
blz. 75-86.

het budget mechanisme en het collectieve-besluitvormingsproces. Het gaat, met
andere woorden, over het naïeve en onzorgvuldige optimisme waarmee vele
socialisten nog steeds welhaast. blindelings voor een onvolmaakte ordening
opteren. Na een bijtende analyse komt
hij tot de conclusie,. dat we straffe
voorwaarden moeten stellen aan de werking van het marktmechanisme. De dagen van de “vrije ondernemingsgewijze
produktie” zijn voorbij. Maar zolang
we het overheidsbeleid niet beter in de
hand kunnen krijgen is het wellicht
beter leven in een wereld waarin de
overheid minder regulerend en meer
(rand)voorwaardenscheppend
te werk
gaat. De ideale rol van de overheid in

de jaren tachtig ziet Wolfson dan ook
als voorwaardenscheppend
en randvoorwaardenstellend.
Hoewel de kans op ontvankelijkheid
voor marktsocialistische ideeën bij Nederlandse economen groter lijkt dan in
Groot-Brittannië is het nog maar de
vraag of die ideeën een kans zullen krijgen in de praktische politiek. Wolfson
meent wat dat betreft een aantal gunstige tekens te ontwaren, namelijk de discussienota De rode draad voor de jaren
tachtig van de PvdA-werkgroep-Emmerij en het rapport Steunzolen voor
lemen voeten van het PvdA-gewest
Rotterdam. Onlangs is de “Rode draad”werkgroep met een vervolgnota gekomen ten behoeve van een discussie over

de economische paragraaf van het
PvdA-verkiezingsprogramma
Weerwerk. Deze nota Groei en werk wijkt
op essentiële punten af van dat ontwerpverkiezingsprogramma.
In Groei en werk wordt nog in sterkere mate dan in Weerwerk de nadruk
gelegd op de wenselijkheid van economische groei. In tegenstelling tot het ontwerp-verkiezingsprogram
zoekt
de
groep-Emmerij de financiering echter
in een matiging van de collectieve uitgaven en nog specifieker in de kwartaire sector. Een verdere verhoging van
de collectieve druk wordt strijdig geacht
met het aanzwengelen van de groei. Er
moet zodanig worden bezuinigd in de
collectieve sector dat die niet meer snel-

I

i

I,’

Ier groeit dan het nationale inkomen. Er
zal met name een volumebeleid moeten
worden gevoerd op het gebied van de
sociale verzekeringen. De groep doet dan
ook concrete voorstellen om het aantal
uitkeringstrekkers te laten dalen. De
initifle groeistoot vereist een toename
van de investeringen die alleen mogelijk
is door éénmalige vermindering van de
consumptie. Daarom pleit de groep voor
een éénmalige niveauverlaging voor de
werkers in de kwartaire sector, in de
orde van grootte van 5% van hun totale
loonsom, een zogenaamde “negatieve
Toxopeusronde”.
Alleen hernieuwde groei in de marktsector van de economie kan volgens
Groei en werk voor meer werk zorgen,
het behoud van onze internationale
concurrentiepositie en de financiering
van de overheidsuitgaven. Daarnaast
is echter speciale steun nodig voor de
groepen die nu lijden onder een hogerdan-normale werkloosheid. Weerwerk
stelt voor om alle werkgevers te dwingen
een deel van hun werknemers uit die
groepen te recruteren. Groei en werk
daarentegen pleit voor een alternatief
dat geen bureaucratische dwang vereist.
Juist de oorzaken dienen te worden
weggenomen waardoor het voor werkgevers op het ogenblik minder aantrekkelijk is om jongeren, vrouwen, gedeeltelijk arbeidsongeschikten e.d. in dienst
te nemen. Dat kan door de arbeidskosten voor die categorieën te verlagen
ten opzichte van de arbeidskosten van
volwassen mannelijke werknemers. Met
name pleit de groep-Emmerij voor een
systeem van “vouchers” voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten: permanente
subsidies voor elke werkgever die een
WAO-er in dienst wil nemen. Wat de
jeugdwerkloosheid betreft, pleit zij ervoor om meer ruimte te geven aan het
leerlingenstelsel door middel van permanente subsidies voor elke leerovereenkomst in het bedrijfsleven. Bovendien vraagt zij om aan werklozen betere
faciliteiten voor studie en opleiding
te geven (betaald educatief verlof).
Uit deze ideeën duikt het beeld op
van een voorkeur voor de marktsector
boven de collectieve sector, van het
marktmechanisme boven het budgetmechanisme zonder dat dit leidt tot een
verloochening van het socialistische
erfdeel. Wie een beetje bekend is met
de ideeën die opgang maken bij de zogenaamde basis van de PvdA weet dat
deze groep nog een lange weg zal moeten
gaan, wil zij haar marktsocialistische
ideeën ingang doen vinden bij die basis,
die via de congressen toch h~t laatste
woord heeft. Het is echter al heel wat
dat de eerste stappen op deze weg zijn
gezet en dat deze groep de “politieke
moed heeft opgebracht haar nek. uit te
steken.

Wil Arts

Auteurs