Ga direct naar de content

Boekbespreking ‘Hoe goed werkt Nederland?’

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: januari 17 2020

In het kort

Wike Been, Maarten Keune en Frank Tros (redactie): Hoe goed werkt Nederland? Uitdagingen rond arbeidsmarkt, arbeidsverhoudingen en ongelijkheid (Vakmedianet, oktober 2019). € 39,95; ISBN 978 94 621 5649 4.

De bundel “Hoe goed werkt Nederland?” beoogt inzicht te verschaffen, zowel in de belangrijkste ontwikkelingen op de hedendaagse Nederlandse arbeidsmarkt als in de Nederlandse arbeidsverhoudingen. Inzichten over de combinatie van arbeidsmarkt en arbeidsverhoudingen zijn dun gezaaid, maar wel heel belangrijk voor het maken van goed arbeidsmarktbeleid. Waar het de werking van de arbeidsmarkt niet aan onderzoeksaandacht heeft ontbroken, is arbeidsverhoudingen als academisch thema in Nederland goeddeels in onbruik geraakt, zeker voor economen. De groep auteurs van deze bundel lijkt in die zin de laatsten der Mohikanen.

Deel I: Vraagstukken van de hedendaagse arbeidsmarkt

In het eerste gedeelte van het boek wordt de lezer in vogelvlucht meegenomen in de ontwikkelingen op de Nederlandse arbeidsmarkt in de 21e eeuw. Het beeld is bekend: een stijgende arbeidsmarktparticipatie en een meer diverse beroepsbevolking onder andere door immigratie en flexibilisering. Daarnaast worden andere uitkomsten van de arbeidsmarkt besproken, zoals ongelijkheid in beloning tussen de factoren arbeid en kapitaal en de daarmee samenhangende gebrekkige productiviteits- en loonontwikkeling.

Via uitgebreide beschouwingen over flexwerk, zzp en platformwerk komen we bij een hoofdstuk over de creatieve sector, die wordt gepresenteerd als voorloper in de toekomstige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, met daarbij veel zorg over de precaire aard van het werk en de lage organisatiegraad. In een volgend hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de moeizame integratie in de arbeidsmarkt van Oost-Europese arbeidsmigranten. De conclusie is dat veel van hen blijven hangen in de flexibele schil en vaak het slachtoffer zijn van uitbuiting. Zij slagen er dus meestal niet in om hun achterstandspositie ‘in te halen’.

Ook wordt gekeken naar verschillen tussen vestigingen van multinationals en andere bedrijven voor wat betreft arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen. De gevonden verschillen – zoals de hogere lonen voor werknemers bij Amerikaanse multinationals – zijn relatief voorspelbaar:. Deel één eindigt met een hoofdstuk waarin het tweeverdienersmodel als één van de schuldigen van de Nederlandse inkomensongelijkheid wordt aangewezen.

Deel II: Collectieve arbeidsverhoudingen

In het tweede gedeelte van de bundel wordt specifiek gekeken naar de collectieve ‘arbeidsverhoudingen’ wat in de praktijk neerkomt op analyses op het niveau van de sector of cao. In het eerste hoofdstuk wordt gesteld dat in cao’s vrijwel alleen afspraken over procentuele loonstijgingen worden gemaakt en dat deze per definitie leiden tot meer loonongelijkheid omdat een procentuele loonstijging hoger is voor een hoger loon. In twee verschillende hoofdstukken wordt onderzocht of er bij onderhandelingen ook wordt gesproken over verdienvermogen of productiviteitsontwikkeling. Dit blijkt niet vaak het geval te zijn en in sectoren waarin dit wel gebeurt, wordt dit beschouwd als een ‘kracht’.

Een volgend hoofdstuk bespreekt decentralisatie vanuit cao overleg naar individuele bedrijven. Er worden weinig duidelijke verschillen tussen sectoren gevonden. In alle sectoren worden eigenlijk alleen zaken gedecentraliseerd die onder het instemmingsrecht van de ondernemingsraad vallen. Er is dus eigenlijk nauwelijks sprake van echte decentralisatie van arbeidsvoorwaarden.

De arbeidsverhoudingen in de publieke sector zijn ook onderwerp van onderzoek. De voor de hand liggende conclusie is dat de arbeidsverhoudingen en de kwaliteit van het werk in de publieke sector onder druk zijn gezet door de grote recessie en de daarmee samenhangende bezuinigingen en toename van de werkdruk.

Verder blijken mogelijke verschillen tussen generaties relatief klein te zijn ten opzichte van verschillen binnen generaties (bijvoorbeeld man/vrouwverschillen en verschillen in opleidingsniveau). De onderzoekers stellen in dit hoofdstuk vast dat sociale partners aan cao-tafels de laatste jaren minder dan voorheen hebben ingezet op het vervangen van oudere werknemers door jongere: ‘jong voor oud’.

Het laatste hoofdstuk neemt de aanvullende pensioenen onder de loep. De bevinding is dat de bestaande inkomensongelijkheid wordt vergroot door de directe koppeling van het tweede-pijler-pensioenresultaat aan het arbeidsverleden: de hoogleraar heeft hogere pensioenaanspraken dan de vuilnisman op basis van het loonverschil in hun respectievelijke loopbanen.

Wat hebben we eraan voor beleid?

Deze bundel is zeker een aanwinst voor beleidsmakers omdat het in de volle breedte van arbeidsverhoudingen, arbeidsomstandigheden, arbeidsmarkt en arbeidsrecht inzichten biedt over het wedervaren van de Nederlandse arbeidsmarkt. De combinatie van de onderwerpen zorgt voor een rijker beeld. De samenhang tussen de verschillende onderdelen is echter niet overal even duidelijk. Ook de beoogde diepgang is niet op alle plekken gerealiseerd. Zo worden vaak verschillen beschreven, bijvoorbeeld de verschillen in arbeidsvoorwaarden bij multinationals, maar geen afdoende verklaringen voor die verschillen. Daarmee biedt het onvoldoende aanknopingspunten om beleid op te stoelen. Ook waar het gedrag van werkgevers in specifieke sectoren wordt onderzocht, leidt dit niet tot concreet handelingsperspectief voor die werkgevers.

In weerwil van deze kritische noot is dit een lezenswaardige bundel voor beleidsmatig geïnteresseerden die zich breed willen informeren over de stand van zaken op de Nederlandse arbeidsmarkt.

Auteurs

Categorieën