Ga direct naar de content

Liefdewerk, geen papier

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 13 2017
HH-Marc-de-Haan-3306775klein.jpg
HH/Marc de Haan

Economen schrijven overwegend in internationale, peer-reviewed journals. Het aantal wetenschappelijke, Nederlandstalige economentijdschriften is inmiddels dan ook dun gezaaid. Recent is het Tijdschrift voor Openbare Financiën gestopt met publiceren, terwijl het Kwartaalschrift Economie (voorheen Maandschrift Economie) en Financiële en Monetaire Studies al eerder tot een eind kwamen. Alleen TPEdigitaal geldt nog als Nederlandstalig economenjournal.

Deze verschraling van het tijdschriftenlandschap vind ik zorgwekkend. Economiefaculteiten in Nederland hebben de mond vol van validatie en maatschappelijke relevantie van onderzoek, maar zij lijken een blinde vlek te hebben voor de uitwisseling van kennis tussen wetenschap en beleid via Nederlandstalige bladen. Verrassend of niet, voor beleidsonderzoekers geldt nog steeds dat zij Nederlandse stukken lezen en in het Nederlands publiceren; die bereik je niet met internationale journals. Bovendien: bijna alle studenten algemene economie vinden hun emplooi in de Nederlandse beleidsarena of voor Nederlandse werkgevers. Dan is een Nederlandstalig podium voor zowel academici als meer toegepast onderzoekers toch nog steeds zeer waardevol?

Economiefaculteiten lijken echter deze functie uit het oog te verliezen, zij kennen geen waarde toe aan Nederlandstalige economietijdschriften. Dat wil zeggen: het levert geen publicatiepunten op. Gevolg is dat uitgevers niet langer geïnteresseerd in het uitbrengen van deze bladen – zeker als economiefaculteiten al niet eens abonnee zijn (betalende particuliere abonnees vormden al langer een uitstervend ras).

Nog problematischer is dat academische economen zich terugtrekken uit Nederlandstalige economenbladen. Dit zorgt voor een onbalans: artikelen komen nauwelijks nog van academisch onderzoekers maar vooral opdrachtonderzoek, of studies afkomstig van de planbureaus, DNB of toezichthouders. En de redactie van de tijdschriften op vrijwillige basis is puur afhankelijk geworden van de intrinsieke motivatie van de betrokken redacteuren. Achter stukken aangaan, stukken redigeren en thema’s uitdenken: dat kun je gerust liefdewerk noemen, want het helpt je niet verder in de wetenschappelijke pikorde.

Een intrinsiek gemotiveerde redactie is de belangrijkste, zo niet doorslaggevende voorwaarde voor het overleven van een Nederlandstalig economentijdschrift.  Zo’n redactie is niet meer afhankelijk van de grillen van uitgevers – dat is dan het goede nieuws. Door artikelen gratis met open access aan te bieden op internet kan een economenblad met een vrijwillige redactie voortbestaan. Maar er is dus ook slecht nieuws: economiefaculteiten die geen waarde toekennen aan Nederlandstalige publicaties, ondermijnen het bestaan van economentijdschriften van eigen bodem. Universitaire motto’s als ‘Understanding society’,  ‘Looking further’ en ‘We are U’ blijven toch vooral beperkt tot mooie woorden. Als het dan toch om validatie or beleidsrelevantie gaat, turven faculteiten liever het aantal mediaoptredens, krantenberichten of opmerkelijke twitterberichten van hun medewerkers.

Auteur

Categorieën